| |
| |
| |
| |
Bibliografie van Jacob Eduard de Witte
| |
Toelichting
De bibliografie is chronologisch. Van werken met een plusteken (+) voor de titel hebben wij geen exemplaar kunnen vinden. In plaats van een signatuur vindt men bij die titels een verwijzing naar de bron waaraan de gegevens zijn ontleend. Bij werken die aan J.E. de Witte zijn toegeschreven, hebben wij, zoveel mogelijk, de bron voor de toeschrijving vermeld.
De bibliografie is gebaseerd op de meldingen onder de naam van J.E. de Witte (van Haemstede) in de Centrale Catalogus in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en op de gebruikelijke bibliografische hulpmiddelen (Naamlijsten van Arrenberg-Abkoude, De Jong, Saakes, handboeken en woordenboeken van de Nederlandse literatuurgeschiedenis, biografische woordenboeken, catalogi van populair proza en toneel, pamflettencatalogi, en dergelijke). Naar exemplaren van de daar genoemde werken hebben wij gezocht in de verzamelingen van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, de Nederlandse Universiteits-Bibliotheken, de Stadsbiblotheek te Haarlem en het Gemeente-Archief te 's-Gravenhage, de Bibliothèque Nationale te Parijs en de British Library te Londen.
Een aparte moeilijkheid bij het samenstellen van de bibliografie vormden de vele almanakbijdragen van De Witte. Deze zijn veelal met intialen ondertekend die nogal eens variëren. Wij hebben besloten die bijdragen in de bibliografie op te nemen die ondertekend zijn met J.E.d.W. jun(ior)., J.E.d.W., d.W. jun(ior)., d.W. en D.W. De ondertekening met W. vonden wij te problematisch om zonder meer te besluiten dat ook de daarmee ondertekende bijdragen van de Witte zouden zijn. Eén met E. ondertekende bijdrage hebben wij wel opgenomen op grond van positieve aanwijzingen.
Aanvullingen en correcties worden zeer op prijs gesteld.
1785 | J.E. de Witte, jun. ‘Ter bruilofte van den weledelen heere Mr. Jacobus Scheltus, en mejufvrouwe A.W. Zodaar.’
In Huwelijkszangen, voor den weledelen heere Mr. Jacobus Scheltus, en mejufvrouwe Anna Wilhelmina Zoodaar, vereenigd op den 21. van wintermaend 1784. Leyden, C. van Hoogeveen, junior. 1785. 4o. p. 29-30.
KB 's-Gravenhage Gel. Ged. 499 |
| |
| |
1785 | + Een gedicht gemaakt op het verongelukken van zijn broer Frederik Hendrik (augustus 1785).
De Witte vermeldt het bestaan van dit gedicht in een afzonderlijke uitgave in zijn autobiografie. Wij kennen de tekst ervan alleen uit de verzamelbundel Dicht-offer aan Themire, 1788, p. 28-31. Daar luidt de titel: ‘Mijne aandoeningen, Bij het ontvangen der bittere maare, wegens het verdrinken van mijnen geliefden Broeder, Fredrik Hendrik de Witte, In de maand Augustus, van den jaare 1785.’ |
1786 | + Cephalide, door J.E. de Witte, Junior.
's Gravenhage, J.A. van Drecht, 1786. 8o. XVI + 216 p.
Van deze uitgave is ons geen exemplaar bekend. De Vaderlandsche Letter-oefeningen 1786 I, p. 478, bespreekt het werk. Buisman nummer 2503. [J.de Jong], Alphabetische naamlijst van boeken, 's-Gravenhage, enz. 1832, p. 743, noemt nog een uitgave in 1787; vermoedelijk is deze uitgave bedoeld. In 1789 voorzag J.C. Leeuwestyn het restant van deze uitgave van een nieuwe titelpagina en gaf het met een Nareden van De Witte uit. (zie onder 1789) |
1786 | + Cephalide, in het Frans vertaald door J.W. Curten.
La Haye, L. Gautier, 1786. 8o. 192 p.
Van deze vertaling is ons geen exemplaar bekend. De Vaderlandsche Letter-oefeningen 1786 I, p. 478, zegt bij de recensie van de eerste uitgave, dat het werk ‘ook reeds in 't Fransch vertaald [is] door J.W. Curten.’ [J. de Jong], Alphabetische naamlijst van boeken, 's-Gravenhage enz. 1832, p. 743, noemt ook nog een uitgave van de Fransche vertaling van 1787. Hiervan is ons evenmin een exemplaar bekend. Of moet 1787 in de Naamlijst 1786 zijn? Overigens vermeldt De Witte zelf ook het bestaan van twee Fransche uitgaven. |
1786 | Tafereel der Vriendschap. Door J.E. de Witte, Junior.
's Graavenhaage, J.A. van Drecht, 1786. 8o. 12 p.
UB Leiden 1205 F 44 3; GA 's-Gravenhage X 1 3. |
1787 | Constantia de Saint Denis. Treurspel. Door J.E. de Witte Junior. 's Gravenhage, Isaac van Cleef, 1787. 8o. II + 71 p.
Tegenover de titelpagina een gravure van A. Cardon naar J. Buys.
UB Amsterdam 691 B 29; KB 's-Gravenhage 1350 D 116 (1); UB Leiden 1095 B 54; British Library 11754 bb. 38 (6); Bibliothèque Nationale Yth 67614 |
1787 | + J.E. de Witte, ‘Pensées sur la Guerre du Nord’.
Dit artikel zou verschenen zijn in de Fransche Haagsche Courant van 22 oktober 1787. (Zie Aan 't vaderland zyn ze opgedragen!, p. IV.) Ons is niet bekend welke krant dit zou kunnen zijn. |
1788 | Aan 't vaderland zyn ze opgedragen! Door J.E. de Witte, Junior. 's Graavenhage, B. Wittelaer, 1788. 8o. 62 p., waarvan de eerste zes romeins genummerd.
UB Amsterdam pfl. S.x.24, pfl. S.x. 24a, 569 G 56 (3); KB 's-Gravenhage pamflet 21788 |
1788 | Christoffel de Gama, of het beleg van Goa. Treurspel door J.E. de Witte, Junior. 's Graavenhaage, Dirk Munnier, 1788. 8o. X + 144 p.
UB Amsterdam 691 H72; KB 's-Gravenhage 1350 D 116 (2); UB Leiden 1094 H 57, 1205 F 44 (1); Bibliothèque Nationale Yth 67567, Yth 67566 |
| |
| |
1788 | J.E. de Witte junior. Dicht-offer aan Themire.
's Graavenhaage, Isaac van Cleef, 1788. 8o. II + 86 + [II] p. Titelpagina gegraveerd. Portret van De Witte door Cardon naar Pothoven.
KB 's-Gravenhage 1350 D 117 (1); UB Leiden 1205 44 (2); UB Utrecht Z. oct. 2726; SB Haarlem 84 H 11 |
1788 | Fragmenten. Door J.E. de Witte, Junior.
's Graavenhaage, J. van Geemert, 1788. 8o. 2 dln. Dl 1: VIII + 100 + [II] p., dl. 2: VI + [II] + 112 p.
KB 's-Gravenhage 1350 D 118; SB Haarlem 122 A 4,5 (Dit ex. heeft in dl 2: VI + 112 + [II] p.) |
1788 | + Hortense, een Fragment, door J.E. de Witte junior.
Amsterdam, Wed. J. Doll, 1788. 8o. 80 p.
Van dit werk is ons geen exemplaar bekend. Het wordt vermeld in [J. de Jong], Alphabetische naamlijst van boeken, 's- Gravenhage, enz. 1832, p. 743. Het werd besproken in de Vaderlandsche Letter-oefeningen van 1790 (I, p. 43). |
1788 | De 40 ste verjaardag van zyne doorluchtige hoogheid Willem den Vyfden, Neêrlandsch erfstadhouder enz. enz. enz. Den 8 ste van Lentemaand 1788 [,] door J.E. de Witte, Junior. 's Graavenhaage, J. van Geemert, 1788. 8o. 15 p.
UB Amsterdam pfl. S.x.25 (i); KB 's-Gravenhage pamflet 21799 |
1788 | Zephire; door, J.E. de Witte junior. [Niet vertaald.] 's Graavenhaage, Isaac van Cleef, 1788. 8o. XVI + 256 p.
UB Amsterdam 2401 E 7; KB 's-Gravenhage 1350 A 79; GA 's-Gravenhage R × 49 |
1789 | Cephalide, door J.E. de Witte, Junior. 's Gravenhage, J.C. van Leeuwestyn, 1789. 8o. XVI + 216 + VIII + [II] p. Titelpag. gegrav.
UB Amsterdam 1069 38. Titeluitgave van de ed. 1786 (zie boven); het restant van 1786 kreeg een andere titelpagina en een Narede. |
1789 | [J.E. de Witte] Dichtbloempjes, alleen voor de meisjes. Rotterdam, J. Meyer, 1789. 8o. [VI] + 56 + [IV] p.
UB Amsterdam 672 J 17; UB Leiden 1201 H 6. Toegeschreven aan De Witte door Van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers II, kol. 175. |
1789 | [J.E. de Witte en M. van Zuylekom] Henriette van Grandprè. In twee deelen. (Niet vertaald.) Leyden, Pieter Pluygers. 1789. 8o. VIII + 261 p. (2 dln. doorgepag.) Titelpag. gegrav.
KB 's-Gravenhage 29 A 21. De Witte noemt deze roman als een van de door hem en zijn vrouw gezamenlijk geschreven werken in zijn autobiografie. Verder over de toeschrijving: J. ten Brink, De roman in brieven, p. 12, en de notitie bij Buisman nr. 816; zij gaan echter ook weer op De Wittes eigen mededeling terug. |
1789 | De Harmonie der schuldelooze liefde in Toneel-fragmenten, door J.E. de Witte Junior. (Met Platen). Amsterdam, Wed. J. Doll, 1789. 8o. II + 178 p. Tegenover de titelpag. een gravure van De Huyser naar W. Kok.
UB Amsterdam 1045 J 43; Bibliothèque Nationale Yth 68358 |
1789 | Lierzang, Op zijne Doorluchtigheid, Vorst Grigory Alexandrowitsch Potemkin bijgenaamd de Tawrier Generaal Veld-maarschalk der Russische legers enz. enz. enz. Bij
|
| |
| |
|
gelegenheid zijner verovering der Turksche Vesting Okzakow. in den Jaare 1788. Door J.E. de Witte Junior. Amsterdam. J. Doll, 1789. 8o. 32 p., waarvan de eerste romeins gepag. Op de titelpag. een vignet van C.J. de Huyser naar W. Kok.
UB Amsterdam 684 J 23, 569 G 56 (2); KB 's-Gravenhage 300 G 79 |
1789-1793 | Schetzen voor het menschelyk hart door J.E. de Witte. Amsterdam, Wed. J. Doll, 8o. 2 dln. Dl. 1: [IV] + VIII + 164 [= 264] p.; dl. 2: [IV] + II + 208 p. De beide titelpag. gegrav.
KB 's-Gravenhage 1350 119; SB Haarlem 72 C 45 (alleen dl. 1); UB Amsterdam 077-781 (alleen dl. 1) |
1790 | Acht bijdragen in de Almanak, van vernuft en smaak, voor het jaar 1790. Amsterdam, Wed. J. Doll.
J.E.d.W. Jr., ‘De droom van Lucinde’, p. 1-4.
J.E.d.W. Jr., ‘Onder het afbeeldzel van den geleerden Jood: Moses Mendelszoon’, p. 11.
J.E.d.W. junior, ‘De schuldelooze verééniging’, p.17-22.
J.E.d.W. junior, ‘De bekoorlijkste eenzaamheid’, p.26-28.
J.W.d.W. Hag.Bat., ‘De vluchtende Moedermoorder’, p. 36.
J.E.d.W. Junior, ‘De roos’, p. 37-39.
J.E.d.W. Junior, ‘De Almachtige’, p. 84-85.
J.E.d.W., junior, ‘Spreuken’, p. 107.
UB Amsterdam X 160 (1790) |
1790 | [J.E. de Witte, Junior] ‘Barneveld aan Maria van Utrecht’.
In Bijdragen tot het menschelijk geluk IV. Deel. Utrecht en Amsterdam, G.T.v. Paddenburg, en Zoon, en M. Schalekamp, 1790. p. 484-486.
UB Amsterdam Z 1197. Het gedicht verschijnt in deze bundel anoniem. Het komt ook voor in de bundel Dichtkundige en prozaische mengelschriften. 1791, p. 16-18. |
1790 | J.E. de Witte Junior. ‘Bij de uitgave van het treurspel: Osman en Ophelia, door mijne geliefde vriendinne mejuffrouwe Maria van Zuylekom.’
In Osman en Ophelia. Treurspel. Door Maria van Zuylekom, lid van het Haagsche en Utrechtsche kunstgenootschap. Amsterdam, Wed. Jan Doll. 1790. 8o. p. XIII-XVII.
UB Amsterdam 1020 E 60, 691 B 62; UB Leiden 1095 B 56, Bibliothèque Nationale Yth 69387 |
1790 | ‘Huwelijkszang’. Door Jacob Eduard de Witte, junior.
In Bekroonde dichtstukken op het hooge huwelijk; uitgegeeven door het dichtlievend genootschap in 's Graavenhaage, onder de spreuk: Kunstliefde spaart geen vlijt. 's Graavenhaage en Rotterdam, J. Thierry en C. Mensing, en J. Hofhout en Zoon. 1790. 8o. p. 27-46.
GA 's-Gravenhage Kunstliefde inv.nr. 180.
Het gedicht is op p. 46 ondertekend met de spreuk ‘Par Sentiment’. |
1791 | Martian en Jenny, door J.E. de Witte Junior. [Niet vertaald.] Zalt-Boemel, Hugo Hendrik de Meyere, 1791. 8o. [VIII] + 181 p. 2 dln in één band, doorgepagineerd.
's-Gravenhage 25 A 10, 28 K 22 |
1791-1792 | Dichtkundige en prozaische mengelschriften, door J.E. de Witte, Junr.
's Hertogenbosch en Rotterdam, C.A. Vieweg en Zoon en J. Meyer, 1791-1792. 8o. 2
|
| |
| |
|
dln. Dl. 1: VIII + 150 p; dl. 2: VIII + 144 p. De gegrav. titelp. heeft een vignet van Sophia Wa. Erans naar v. Amelsvoort.
Op de titelp. van dl. 2: Prosaische. KB 's-Gravenhage 1350 D 120 (2 dln in 1 band); UB Amsterdam 539 B 26 (alleen dl. 1); SB Haarlem 84 H 10 (alleen dl 1) |
1792 | + ‘Antwoord den Zot na zyne dwaasheid: op dat hy in zyne oogen niet wys en zy.’ Salomo. Of Antwoord van Jacob Eduard de Witte Jun: Aan den Naameloozen Schotschryver, jegens myn Vertoog over den Staat des Landmans, in de Majorye van 's Bosch. 's-Hertogenbosch, C.A. Vieweg en Zoon, 1792.
Biblioth. Prov. Gen. Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch, volgens melding in de CC. |
1792 | Zeven bijdragen in de Vaderlandsche muzen-almanak, voor het jaar 1792. Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon.
J.E.W. Jun., ‘Philidor aan Alzire’, p. 4-5.
J.E.d.W. Jun., ‘Aan Roosje’, p. 10-11.
De W. Jun., ‘Bij het zien ener afbeelding des Heren H. door zijn' Zoon geschilderd’, p.22.
J.E. de W. Jr., ‘Onder het afbeeldzel ener Cocquette Schoonheid’, p. 33.
J.E.d.W. Jun., ‘Eduard aan Rozinde’, p. 75-79.
J.E.d.W. Jun., ‘Op Washington’, p. 89.
d.W. Jun., ‘Het graf van Alzire’, p. 99-100.
UB Amsterdam XX 107 (1792). In deze almanak ook stukjes van W. en E. |
1792 | [J.E. de Witte] Cephise. Amsterdam, Wed. J. Doll, 1792. 8o. [VI] + 80 p. Titelpag. heeft grav. van C.J. de Huyser naar W. Kok.
KB 's-Gravenhage 1350 D 117 (2). Van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers II, kol. 137, schrijft toe aan J.P. Kleyn. Er komen echter verschillende gedichten in voor van De Witte, o.a. enkele van zijn almanakbijdragen en gedichten uit de Dichtkundige en prozaische mengelschriften. |
1792 | [J.. de Witte en M. de Witte-van Zuylekom] De Verlosser, in negen-zangen. Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon. 1792. 8o. [XII] + 224 p. Op de titelpag. en p. 1 gravures van P.H. Jonxis.
UB Utrecht Z. oct 722. Van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers II, kol 595, schrijft toe aan M.J. de Jonge, met een notitie over het mogelijke auteurschap van E. de Witte [sic]. De Witte zegt in zijn autobiografie dat hij het met zijn vrouw schreef. M. de Witte bood in juni 1792 een ex. aan Kunstliefde aan. |
1793 | [J.E. de Witte] Emma Corbet, treurspel. Amsteldam, Wed. Jan Dóll 1793. 8o. VI + 82 p. Op de titelpag. een grav.
UB Amsterdam 1020 E 62, 690 F 91
De Witte noemt deze toneelbewerking als een werk van hem in zijn autobiografie en in een door hemzelf vervaardigde lijst van zijn letterkundige werken. (KB 's-Gravenhage 121 D5 64). De bewerking is gemaakt naar [Sam. Jackson Pratt] Emma Corbet, of de rampzaligheden van de burgerlijken oorlog. Naar de vyfde uitgave uit het Engelsch vertaald. Amsterdam, Wed. Jan Dóll, 1784. (UB Amsterdam 1178 E 31) Op de titelpag. van deze tweedelige uitgave komt dezelfde gravure voor als op de titelpag. van de toneelbewerking. |
1793 | [J.E. de Witte] Emma Corbet, treurspel. Amsteldam, Wed. Jan Dóll 1793. 8o. [I-II] + [II] + [III-IV] + 83 p.
|
| |
| |
|
UB Amsterdam 690 H 63. Zie over de toeschrijving en bewerking aantekening hierboven. Dit ex. voldoet niet aan de beschrijving van de eerste uitgave. Tussen de titelpag. en het Voorbericht is een Bericht opgenomen, waarin de schrijver aankondigt een aantal wijzigingen te hebben aangebracht en met name het slot geheel te hebben veranderd. De wijzingen zijn te vinden op p. 23-26 en 75-82/83; zo hoefden alleen de B.-, E.- en F.-katernen ten dele (?) opnieuw te worden gezet. |
1793 | [J.E. de Witte] Thomas Harly, of de man van gevoel. Tooneelspel. Amsterdam, Wed. Jan Dóll 1793. 8o. VIII + 79 p. Op de titelp. een grav., gelijk aan die van Emma Corbet (1793).
UB Utrecht Te Winkel 500; UB Amsterdam 692 H 44. De Witte noemt deze toneelbewerking als een werk van hem in zijn autobiografie en in een door hemzelf vervaardigde lijst van zijn letterkundige werken. (KB 's-Gravenhage 121 D5 64). De bewerking is gemaakt naar [H. Mackenzie] De man van gevoel. Gevolgd naar het Engelsch. Amsterdam, Jan Dóll, 1780. (UB Amsterdam 266 G 15) |
1794 | [J.E. de Witte] Siegwart, treurspel. Amsterdam, Wed. J. Dóll. 1794. 8o. VIII + 83 p. Op de titelpag. een grav. van C.F. Fritschius.
UB Amsterdam 693 F 57. De Witte noemt deze toneelbewerking als een werk van hem in zijn autobiografie en in een door hemzelf vervaardigde lijst van zijn letterkundige werken. (KB 's-Gravenhage 121 D5 64) De bewerking is gemaakt naar [J.M. Miller] Siegwart; eene kloostergeschiedenis. Uit het Hoogduitsch vertaald. Met plaaten. Amsterdam, Jan Dóll, 1778-1779. 3 dln. (UB Amsterdam XX 405), dan wel naar een herdruk van deze uitgave in 1790 bij dezelfde uitgever (Buisman 1603). De grav. op de titelpag. van de ed. 1778-1779 komt overeen met die op de titelpag. van de toneelbewerking. |
1794 | [J.E. de Witte] Emma Corbet, treurspel. Tweede Druk. Amsterdam, Wed. J. Dóll 1794. 8o, VIII + 82 + [I] p. Met op de titelpag. een grav.
UB Amsterdam 2380 E 15. Deze 2e dr. volgt de 1e ed. van 1793. |
[1795] | [J.E. de Witte, Junior] Aan Mejufvrouwe Johanna Cornelia Wattier. Eerste actrice des Amsterdamschen schouwburgs. Na het ten tooneele voeren van het Treurspel, Emma Corbet. Op den 7 van Grasmaand, 1795. Amsteldam, Wed. J. Dóll, [1795]. 8o. 7 p. (ongepagineerd)
UB Amsterdam Port. toon. 114-10, 694 E 1 7 |
1795 | Burger Herman, of de Republiquinsche vader. Toneelspel. door J.E. de Witte, Junior. Amsterdam, J. van Gulik, 1795. 8o. VIII + 51 p.
UB Amsterdam 693 D 54, UB Leiden 1094 H 58, 1096 D 56 |
[1795?] | Nederlansche Brieven, over de staatsomwenteling in Vrankryk. Door J.E. de Witte, Junior. Amsterdam, Saakes, Wynands, Weege, enz. [1795?] 8o. 48 p.
UB Amsterdam pfl. T.x.2b |
1796 | Twee bijdragen in de Almanak, van vernuft en smaak, voor het jaar 1796. Amsterdam, Wed. J. Doll.
D.W., ‘Aan Madame Dugason’, p. 14
E., ‘Aan Cinire’, p. 33-36
UB Amsterdam XX 160 (1796). Het met E. ondertekende stukje is van De Witte blijkens een achter het voorwoord opgenomen NB van de uitgeefster. Zij is ver- |
| |
| |
| baasd dat beide bijdragen eveneens zijn verschenen in de ‘Almanak, getiteld. Vernuft en Kunst’. Betekent dit nu, dat de andere twee met E. ondertekende stukjes in de Almanak van vernuft en smaak ook van De Witte zijn? ‘Het beeld van Nero’, p. 97 en ‘Onder de afbeelding van den Leidschen Hoogleeraar P. Nieuwland’, p. 107. |
1796 | Tien bijdragen in de Almanach van vernuft en kunst. Amsterdam, J. van Gulik. 1796 D.W. Junior, ‘Aanspraak van Hendrik van Brederode, aan de Nederlandsche Edelen’, p. 6-9.
J.E.d.W. Junior, ‘Alfred aan Cinire’, p. 22-26.
en., ‘Aan de beroemde Madame Dugason’, p. 27.
J.E.d.W. Junior, ‘De vergenoegde Nederlandsche moeder’, p. 50-52.
D.W. Junior, ‘De Negerslaaf’, p. 62-66.
J.E.d.W. Junior, ‘De Nachtlamp’ p. 67-69.
d.W. Jr., ‘De ongelukkige Vader’, p. 71-75.
D.W., ‘Het Roozenboomtje’, p. 88.
D.W. Junior, ‘De weduwe by het lyk van haar' echtgenoot’, p. 106-110.
d.W. Jr., ‘Elvire aan Lucia’, p. 134-136.
UB Amsterdam XX 99 (1796). De anonieme bijdrage komt ook voor in de Almanak, van vernuft en smaak (1796, zie boven) Mogelijk zijn enkele met E. ondertekende stukjes ook van De Witte. |
1796 | ‘Gods goedheid, zichtbaar in het geschapene’. Door Jacob Eduard de Witte, junior. Wiens vaars waardig geöordeeld is, om, als een accessit gedrukt te worden. In Proeven van poëtische mengelstoffen, door het Dichtlievend Kunstgenootschap onder de spreuk: ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’, en prijsvaarzen. Dl. 13.
's Graavenhaage, J. Thieny en C. Mensing, 1796. 8o. p. 62-92.
UB Amsterdam 1181 D 55 |
1799 | Vaderlandsche dichtgedachten, by geleegenheid dat de Britsche en Russische legers het grondgebied der Bataafsche Republiek moesten verlaaten. Door J.E. de Witte van Haemstede. Groningen, H. Eekhoff, H. Zoon, 1799. 8o. 19 p.
UB Groningen V h B11 (II) 484. Voor de eerste maal komen wij de naam De Witte in druk tegen met de toevoeging Van Haemstede. |
1800 | Eduard Stanley, of de gelukkige wedervinding. Toneelspel, door J.E. de Witte van Haemstede. [Niet vertaald]. Zwolle, J. de Vri. 1800. 8o. VIII + 108 p.
UB Leiden 1088 G 45 (1); UB Amsterdam 1020 E 83 |
1800 | + J.E. de Witte van Haemstede. Buonaparte, bygenaamd Italicus. Lierzang, Groningen, H. Eekhoff Hz., 1800. 8o.
Van dit pamflet is ons geen ex. bekend. Vermeld in Naamlijst van Nederduitsche boeken 3 (1799-1803), Amsterdam, Saakes, p. 175. |
1800 | + J.E. de Witte van Haemstede. Gedachten, bij den dood van George Washington, Verdeediger en Beschermer der Amerikaansche Vrijheid. Treurzang. Zwolle, J. de Vri, 1800. 8o. Van dit pamflet is ons geen ex. bekend. Vermeld in Naamlijst van Nederduitsche boeken 3 (1799-1803), Amsterdam, Saakes, p. 128. |
1800 | + J.E. de Witte van Haemstede. Het toneel verdedigt; tegen de vooroordelen. Groningen, H. Eekhoff, 1800. 8o.
|
| |
| |
|
Van deze uitgave is ons geen ex. bekend. Het wordt vermeld in de Naamlijst van Nederduitsche boeken 3 (1799-1803), Amsterdam, Saakes, p. 175. |
1800 | Valmont de Saint Priest, of De Schipbreukeling. Toneelspel. door J.E. de Witte van Haemstede. [Niet vertaald). Zwolle, J. de Vri, 1800. 8o. II + 134 p.
UB Amsterdam 689 66 (7); UB Leiden 1088 G 45 (2) |
1801 | ‘Gedachten by den dood van mynen waardigen vriend Willem Leurs, Lid van het Bureau van Gezondheid, over de Bataafsche Armée.- Overleden in den Haage den 17 van Wintermaand 1801.’
In [J.E. de Witte van Haemstede en M. de Witte van Haemstede-van Zuylekom] Treurzangen der vriendschap. Den Haag, Sneyders, Van Tienen en Comp., 1801. 8o. p. 3-9.
's-Gravenhage 444 K 159 |
1801 | De negers in Holland, of De Zegenpraal der Menschlievendheid. Toneelspel, door J.E. de Witte van Haemstede. [Niet vertaald]. Zwolle, J. de Vri, 1801. 8o. II + 100 p.
UB Amsterdam 690 G 98; SB Haarlem 72 L 86; UB Leiden 1088 G 45 (3) |
[1802] | De Vreede aan de Bataaven. Lierzang. Door J.E. de Witte van Haemstede. Alkmaar, Cornelis Molkman, [1802]. 8o. 14 p.
UB Amsterdam pfl. U.s.3c |
1803 | [J.E. de Witte van Haemstede] Zedelijke schouwburg, tot nut en vermaak. [Niet vertaald.] Zwolle, J. de Vri. 1803. 8o. IV + .......p.
UB Leiden 1088 g 45. Deze uitgave is een bundeling van drie, eveneens apart verschenen toneelstukken, voorzien van een aparte titelpag. en een voorbericht. Voor het overige is de opbouw en paginering gelijk. (Titeluitgave)
1. Eduard Stanley, of de gelukkige wedervinding. 1800. VIII + 108 p.
2. Valmont de Saint Priest, of De schipbreukeling. 1800. I + 134.
3. De negers in Holland, of De Zegenpraal der Menschlievendheid. 1801. II+100 p. |
1804 | Moreau. Lierzang. Door J.E. de Witte Junior. Gouda, N. Brinkman en E. Klein, 1804. 8o. 27 p.
Museum Meermanno Westreenianum 's-Gravenhage 143 M 1 |
1814 | Europa's Redding. Lierzang, door J.E. de Witte, Junior. Amsterdam, R.J. Bentrop, 1814. 8o. 19 p.
UB Amsterdam pfl. V.n.20 a; KB 's-Gravenhage pamflet 23657; B Utrecht S.oct. 3669 E 12; SB Haarlem 84 H 12 |
1814 | De verlossing der vesting Naarden van de Franschen. In bloeimaand; 1814. Lierzang door J.E. de Witte, Junior. Amsterdam, H. Moolenyzer, Junior, 1814. 15 p.
UB Amsterdam pfl. V.r.21; KB 's-Gravenhage pamflet 23930 |
1815 | Trumf-zang, bij de terugkomst der uitgetrokkene Vrijwilligers, der stad Rotterdam, uit Braband en Vrankrijk. Op den 8 van Wijnmaand 1815. Door J.E. de Witte Junior. Rotterdam. J.P. van Ginkel, 1815. 8o. 8 ongenummerde pagina's.
KB 's-Gravenhage pamflet 24200 |
[1815] | Triumf-zang, bij de kroning van zijne majesteit, Willem den Eersten, Prins van Oranje Nassau, tot Koning der Nederlanden. Gehuldigt te Brussel, den 21 van Herfst- |
| |
| |
| maand 1815. Door J.E. de Witte Junior. Rotterdam, N. Cornel, [1815]. 8o. 16 ongenummerde pagina's.
UB Amsterdam pfl. V.w.16; KB 's-Gravenhage pamflet 24135 |
1827 | Briefwisseling tusschen jonge lieden uit den beschaafden stand, gehouden vóór en ná hun huwelijk. Door J.E. de W..... Delft, Weduwe J. Allart. 1827. 8o. 2 dln. [II] + VIII + 270 p. (doorgepagineerd) Titelpag. gegrav.
UB Amsterdam 1154 G 16. Dat De Witte schuil gaat achter de initialen blijkt uit de door hemzelf opgestelde lijst van zijn letterkundige werken. (KB 's-Gravenhage 121 D5 64) |
[na 1827?] | + J.E. de Witte. Schilderingen voor den man van gevoel, 2 deelen. gr. 8o.
De Witte vermeldt dit werk in de door hemzelf opgestelde lijst van zijn letterkundige werken als ‘Op de pers’ (KB 's-Gravenhage 121 D5 64). Het is ons niet bekend of de uitgave ook werkelijk tot stand is gekomen. De titel doet denken aan het in 1793 uitgekomen Thomas Harley, of de man van gevoel, een bewerking van Mackensie's roman De man van gevoel (zie 1793). |
1828 | Tafereelen voor denkenden, door J.E. de Witte van Haemstede. Rotterdam, J. Pippijn, 1828. 8o. VIII + 296 p.
KB 's-Gravenhage 9209 D 17; UB Utrecht Inst. De Vooys LXIX Witt b (1) |
1829 | [J.E. de Witte] Abdul-Ali of De vlugteling in het gebergte van den Balkan. Leyden, C.C. van der Hoek, 1829. 8o. [VIII] + 170 p. Titelp. gelithogr. door M. Mourot.
KB 's-Gravenhage 187 G 34. Van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers II, kol 16, schrijft dit werk toe aan De Witte. |
1829 | Voorberigt van J.E. de Witte in: J. Hagen, Nagelaten denkschriften eener kloosterlinge. Na haar overlijden gevonden in hare bid-cel. Gorinchem, Johannes Noorduyn, 1829. 8o. p.III-X.
KB 's-Gravenhae 184 H 43 |
z.j. | + [J.E. de Witte] De bekeerde Weduwe. 2 deelen. groot 8o. ‘Zonder mijn [naam] op de Titel’.
De Witte vermeldt dit werk in een door hemzelf opgestelde lijst van zijn letterkundige werken (KB 's-Gravenhage 121 D5 64).
Is het bedoelde werk gelijk aan De bekeerde Weduwe, [Waarschijnlijk geen Roman.] Niet vertaald. Zwolle, J. de Vri. 1801. 8o. VIII + 296 (doorgepag.). KB 's-Gravenhage 29 B 9. |
z.j. | + J.E. de Witte. Hulde aan Nederland, groot 8o. 1 Deel.
De Wite vermeldt dit werk in een door hemzelf opgestelde lijst van zijn letterkundige werken (KB 's-Gravenhage 121 D5 64). Geen ex. gevonden. |
| |
| |
1791 | De minnarijen van Venus en Adonis. Rotterdam, J. Meijer. 1791. 8o. VIII + 79 p. Titelp. gegraveerd.
UB Amsterdam 1999 F 29. Heeft een opdracht Aen den schrijver van de dichtbloempjes [J.E. de Witte. Zie de uitgave van Dichtbloempjes 1789 bij dezelfde uitgever, een uitgave zonder De Wittes naam op de titelpag.]. Waarschijnlijk is dit werk geschreven door een vriend van De Witte. De catalogus van de UB Amsterdam suggereert dat J.H. des Villates de auteur zou zijn. (Notitie van de heer Valkema Blouw.)
In de catalogus van Fred.Muller, Populaire prozaschrijvers der 17e en 18e eeuw, Amsterdam 1893, p. 40, wordt gevraagd of De Witte niet zelf dit werk geschreven zou kunnen hebben. Deze mogelijkheid lijkt ons niet zo groot.
(Buisman 1613 geeft als mogelijk origineel op: Les vrais plaisirs, ou les amours de Vénus et d'Adonis, Amsterdam 1751, door Elie Cath. Fréron en Duc d'Estonville.) |
|
|