| |
De touwslagers van Hamme
Dien morgen ontmoetten wij elkander in de statie van Dendermonde. Beerblock en Vande Weghe kwamen uit Gent, ik uit Brussel. Ons drietal vertrok per trein naar Hamme, waar wij een kwartuurs later aankwamen. ‘Wapen u met moed, had Beerblock mij gezegd, wij zullen verschrikkelijke dingen hooren en zien!’
De koude was nijpend, en de Vlaamsche buiten geheel wit van de sneeuw. Weldra zagen wij touwslagers aan het werk. Het was voor hen dat wij kwamen.
Stelt u, midden in het veld, in opene lucht, eene strook grond voor van slechts een meter breedte op
| |
| |
honderd vijftig tot twee honderd meters lengte. Zulks wordt in de streek met den naam van baan aangeduid. Op het uiteinde, eene grof genagelde hut, van oude, niet gevierkante planken. In deze donkere hut eene witte vlek: het is een kind, jongen of meisje, dat het wiel draait waarmede de koord getwijnd wordt. Op de smalle strook gaat een man langzaam achterwaarts. Met eene natte vod die hij in de rechterhand houdt, spint hij de koord van het hennep bevat in een grooten zak die hem op den buik hangt. Van afstand tot afstand zijn toestellen, wel gelijkend aan raken, in de aarde geduwen met hunne punten in de lucht. Zij steunen de gesponnen koord tusschen den afstand hunner tanden.
Alzoo werkt de handtouwslager, in de streek buitenspinner genaamd.
De touwslagers zijn over eene groote uitgestrektheid verspreid. Soms ontmoet men ze, afzonderlijk werkende, soms met drie of vier. Niet zelden bevinden zij zich met tien of twaalf op hunne banen, de eene naast de andere.
Wij wandelden op een dezer velden, waar een twaalftal arbeiders werkten. Ik richtte mij tot een hunner, die zijne koord voor een oogenklik had neergelegd, en zich met beide armen de zijden sloeg, om zich te verwarmen.
De man, zeer armoedig gekleed evenals de andere touwslagers, droeg eene verstelde vest en broek, geheel met kempstof bedekt, en had eene oude pet zonder vorm op het hoofd. De klep zijner pet was op zijde geschoven; met zijne groote klompen stampte hij op den grond:
- Het is niet warm, vriend?
| |
| |
- Neen, Mijnheer, de vod vervriest in mijne handen.
- En sedert welk uur zijt gij aan 't werk?
- Sedert 6 ½ uren 's morgens.
- Maar dan is het nog niet klaar.
- Oh! wij kunnen werken in het halfduister. Dezen avond, bijvoorbeeld, werken wij tot 7 uren. In den maneschijn spinnen wij voort, zoolang wij kunnen!
- En de kinderen ook?
- Natuurlijk, Mijnheer, wij kunnen ze niet missen.
Ik onderdrukte eene instinktmatige beweging van verontwaardiging en woede. Hoe! deze meisjes, deze jongens - ik had er gezien die nog zoo klein waren! - draaien het wiel of loopen langs de baan gedurende twaalf uren daags, en in zulke verschrikkelijke temperatuur? Het is ontzettend!
- In den zomer, vervolgde de touwslager, beginnen wij om 5 uren 's morgens, om 's avonds rond 8 uren te eindigen.
- Zijn er vele kinderen op de banen?
- Honderden!
- Welk is uw loon?
- Zulks verschilt. Wij werken op onderneming. De zeer behendige werklieden kunnen tot twaalf franken per week verdienen. De anderen, de ouderlingen, trekken gewoonlijk negen of tien franken.
Al deze inlichtingen werden mij door andere touwslagers bevestigd. 's Middags nemen de werklieden met moeite den noodigen tijd om te eten. Ziehier hunne spijskaart voor den Zondag, zooals ze mij door eene huismoeder werd gegeven: 's morgens koffie en zwart brood; 's middags haring of Amerikaansch spek met aardappelen en ajuinen; 's avonds karne- | |
| |
melk of nogmaals koffie en zwart brood: Alhoewel de wet van 1887 het kwaad een weinig verminderd heeft, blijft het truckstelsel hier voortwoeden. Er zijn huismoeders die, na de schuld der week betaald te hebben, reeds den Zondag geen cent meer overhouden. De winkels der bazen, of der familieleden der bazen, geven krediet tot den volgenden Zaterdag.
- Hoe oud zijt gij, vriendje? vraagt Beerblock aan een klein meisje dat, in de diepte eener hut, nu eens met de rechter- dan weer met de linkerhand het wiel draait.
- Zeven jaren, Mijnheer.
- En gij, vriendje? sprak hij een weinig verder tot een kleine knaap die, met de koord in de hand, op de baan liep.
- Vijf jaar, riep hij ons in 't voorbijgaan toe.
Vijf jaar! Wij aanzagen elkander, diep bewogen, met smart in de blikken. En als in een droom zag ik mijn kleine lieveling, van denzelfden ouderdom, blauw van de koude, gedurende twaalf uren daags langs deze banen loopen! Vermaledijding!
Wij zijn een steenen gebouw, op het uiteinde eener baan, binnengetreden. Een oude touwslager is er bezig het ruwe kemp te zuiveren op een grooten kam met lange stalen punten. Het is het voorbereidend werk van het spinnen der koord. De kleine plaats was vol dik hennepstof, dat ons met moeite toeliet de voorwerpen te onderscheiden.
- Deze arbeid is ongezond, sprak Beerblock.
- Ja, het stof neemt u bij de keel, en dringt overal binnen.
- Zijt gij bezig sedert 6 ½ uren?
- Sedert vroeger. 's Morgens en 's avonds werk ik
| |
| |
bij het licht, zegde de oude touwslager, ons eene slechte lamp wijzende die in een hoek hangt. Ik bereid het kemp der spinners voor.
- Is het waar dat kinderen van vijf jaren op de banen werken?
- Ja, en zelfs van vier jaren. De meesten echter zijn zes tot elf jaren oud.
Op dit oogenblik naderde nog een oude, geheel gebogen touwslager. Het was de broeder van den eerste.
- Mijne heeren, ik werk hier sedert zes en vijftig jaren, zegde hij, nu ben ik zestig jaren oud. Ik begon dus op vierjarigen ouderdom.
- Hebt gij nooit naar school geweest?
- Nooit! Onze familie bestaat uit zeven personen. Geen enkel kan lezen! Ja, de lieden zijn hier zeer ongelukkig. Ik heb een zoon bij het leger. De kerel is beter dan wij! Ik heb nog een anderen zoon die moet loten. Hij gaat zich verlappen!
Iedereen zal de kracht vatten der uitdrukking: ‘Hij gaat zich verlappen!’ door den ouden touwslager gebezigd.
- Spreekt men hier nooit over socialisme?
Een ander werkman gaat dicht bij ons voorbij.
- Spreek stil, zegt de eerste touwslager. Gedurende de week houden de werklieden zich met geene politiek bezig. Hebben zij tijd daartoe? Maar's zondags in de herberg, verheffen zij soms de stem, protesteeren zij tegen de vier stemmen der rijken en ook tegen hunne ellende. Hun hart loopt dan over, en zij laten zich uit in heftige bewoordingen. Maar daarvoor moeten zij met vertrouwde vrienden zijn, zooals gij wel begrijpt. De patroons vormen, om zoo
| |
| |
te zeggen, eene enkele familie. En de werklieden zijn zoo bevreesd! Ze zijn zoo benauwd, Mijnheer!
Hij voegde er bij:
- Gedurende de maand Mei van het verledene jaar, zijn wij in werkstaking gegaan. Men heeft ons gendarmen gezonden. Wij waren razend. Wij wachtten in de kleine straten van Hamme, en als de gendarmen afkwamen, wierpen vrouwen en kinderen met steenen en de werklieden gooiden hunne kammen onder de hoeven der paarden. Wij zijn niet kwaadaardig, maar het was toch te veel op het einde!
Tranen rolden over de gerimpelde wangen van den ouden werker.
En voortgaande, dacht ik aan de vijfjarige werkstakers, tegen dewelken de gendarmen hunne paarden opjagen.
De oude touwslager had gelijk. Ja, ja, het was te veel, veel te veel!
's Anderendaags, een Zaterdag, keerden wij naar Hamme terug, ditmaal met Anseele. Eerst een klein bezoek aan ons samenwerkend magazijn, want in dit midden dat zoo weerbarstig schijnt aan alle socialistische propaganda, bezitten wij eene samenwerkende maatschappij. Het magazijn, acht dagen geleden geopend, is niet zeer groot: het heeft twaalf vierkante meters oppervlakte. Het is de kleine kapel die men in onbekende streken opricht, in afwachting een tempel te kunnen opbouwen.
Op onzen weg verrijzen gebouwen van ongeveer twee honderd meters lang, en drie à vier meters hoogte. Zij zijn van afstand tot afstand voorzien van halfronde openingen, die als vensters dienst doen.
Aldus gelijken zij aan uitgestrekte stallingen. Het
| |
| |
de wevers van zele
inwendige eener weverswoning (blz. 33)
| |
| |
zijn de mekanieke touwslagerijen. De werklieden winnen er wat meer dan de handtouwslagers. De laatste werkstaking is hun gunstig geweest. Het loon der werklieden van 25 tot 40 jaren is van fr. 1,89 op fr. 2 en fr. 2,25 geklommen. De handtouwslagers hadden ook een kleinen opslag per kilogram gesponnen koord bekomen, maar men heeft ze daarna verplicht meer koord per kilogram grondstof voort te brengen, hetgeen in werkelijkheid eene vermindering van loon daarstelt. De handtouwslagerijen kunnen slechts de mededinging der mekanieke touwslagerijen onderstaan, door de geringe loonen, aan de buitenspinners betaald. Deze strijd tusschen de machien en het handwerk, zullen wij ook in de weefnijverheid ontmoeten, met zijne zelfde dramas, en zijne zelfde sociale rampen.
Voor de werkstaking waren de touwslagers in een syndicaat van 400 leden vereenigd. Nu telt het syndicaat ongelukkiglijk maar 70 leden meer.
Op onzen weg ontmoeten wij de twee oude touwslagers, met dewelke wij het onderhoud hadden dat wij mededeelden Op een kruikar brengen zij de, gedurende de weekgesponnen koord, naar den baas over. Een hunner herkent ons, en doet ons een teeken van verstandhouding, De arme oude schijnt nog altijd gelukkig, zijn hart voor ons te hebben kunnen uitstorten. Wat later vernemen wij dat hij die week tien franken heeft verdiend.
Wij bevinden ons nogmaals op de banen. De werklieden zijn er weer, de koord in de hand, den zak met kemp op den buik, achterwaarts gaande met denzelfden, tragen, afgemeten stap. Van tijd tot tijd roept eene stem: ‘Draait!’ tot het kind dat, ver-
| |
| |
moeid of afgetrokken, voor een oogenblik opgehouden heeft het wiel in beweging te brengen. Wij gaan rond eene hut, waaruit de slepende stem van een meisje weerklinkt; het zingt een welkdanig caféconcert lied, waarin van bloemen en van liefde gesproken wordt. Deze arme kinderen lachen en zingen niettegenstaande alles, en ontrukken aan het leven de weinige vreugde die de maatschappij hun ten deel laat.
Gaat propaganda maken in zulk een midden! zegt Beerblock tot ons. De werklieden kunnen zelfs niet lezen. Als men spreekt van verplichtend onderwijs, wijzen zij op hunne kinderen aan het wiel. Wie zal ze vervangen? Doet hun de onwaardigheid der plaatsvervanging opmerken, als hunne zonen beter gevoed, beter geherbergd, beter behandeld worden in de kazerne, dan zij het te huis kunnen zijn! En bij de laatste kiezing zijn de klerikalen niet teruggeschrikt voor de schande, den toestand dezer ongelukkigen tegen de liberalen en tegen ons aan te wenden. O! de keus der middelen is van weinig belang voor dat gespuis!
Anseele trok juist onze aandacht op een touwslager die, in eene oude kaporaalvest gehuld, op zijne baan liep. Was het uit armoede, of als herinnering aan een verleden luister, dat hij zich aldus kleedde?
Ik was zinnens een bezoek te brengen aan den onderwijzer van Hamme. Wij richtten ons naar de gemeenteschool.
- Ziehier, zegde Vande Weghe, mij een zeer net huisje aanduidende, de woning waar, volgens de werklieden van Hamme, Cesar De Paepe geboren werd.
| |
| |
- Maar Cesar De Paepe werd geboren te Oostende, merkte ik op.
- Zijne levensbeschrijvers zeggen het, maar men heeft ons verzekerd dat het wel hier zijne geboorteplaats is.
Uit inlichtingen genomen bij de dochter van Cesar De Paepe, echtgenoote van Jacques Gueux, opsteller van Le Peuple, blijkt dat de groote socialistische theoreticus wel degelijk te Oostende geboren werd, maar dat hij op vijfjarigen ouderdom naar Hamme is gekomen en er werd opgevoed, in de door Vande Weghe aangeduide woning.
De gemeenteschool is een uitgestrekt gebouw dat, naar zijne afmetingen te oordeelen, onder het regiem der schoolwet van 1879 moet gebouwd zijn.
Van een kind verneem ik dat de onderwijzer afwezig is, dat hij eene kantonale vergadering bijwoont Ik betreur het. Ik had hem willen ondervragen over het bijwonen der school, over het getal ongeletterden te Hamme, en over nog veel andere zaken. Ik herinner mij dat, op de Onderzoekscommissie die in 1886 te Dendermonde zetelde, een nijveraar kwam bevestigen dat 95% der werklieden van Hamme konden lezen noch schrijven. Zulks was misschien wel wat overdreven.
Berragan heeft mij verzekerd, dat het getal ongeletterden nog 80% bedraagt. De tienjarige optelling spreekt maar van 56,6%. Wie heeft gelijk? In alle geval zal niemand protesteeren, denk ik, wanneer ik zeg dat Hamme, ten gevolge van het kinderwerk, de Belgische gemeente is die het meest onwetenden telt.
Hier hebben we wat anders. Op een muur zien
| |
| |
wij een witten plakbrief aangeplakt. Het is een gemeentereglement op... de slechte huizen. Hoe, zijn er huizen van ontucht te Hamme? Ongetwijfeld, aangezien er veel armoede is te Hamme, en overal waar ellende heerscht, vertoont de ontucht zich openlijk, of woedt ze onder bedekten vorm. Mijne gezellen vertelden mij, dat de schoone meisjes van rechtswege aan de fabrikanten toebehooren.
Het is eene aanvaarde, natuurlijke zaak, waartegen niemand protest aanteekent. Sommige moeders zelfs beroemen er zich op, dat een patroon hunne dochters heeft willen onderscheiden. Gedurende eene werkstaking zegde een harer tot een onzer vrienden: ‘Is het niet onwaardig, Mijnheer, mijne dochter heeft eene vermindering van loon moeten ondergaan, evenals de andere werkmeisjes, en nochtans was zij vriendelijk met den patroon, en altijd gereed!’
En de huizen der fabrikanten die, zooals de werklieden zeggen, op klompen naar Hamme kwamen, verheffen zich hoog, gemakkelijk, schoon, in den burgerswijk der kleine stad. Langs den kant der touwslagerijen, beheerschen de kerk en het hospitaal de ellendige woningen. Het kerkhof, dat daar dicht bij gelegen is, herinnert mij het roerend lied van Eugène Pottier, den dichter der arme lieden:
Jean Lebras, pauvre Jean Lebras
Un jour, tu te reposeras!
(Jan Lebras, arme Jan Lebras
Wij verlieten eindelijk de kleine stad van ellende, klerikalisme, onwetendheid en onzedelijkheid. Wij namen den buurtspoorweg naar Zele. De Vlaamsche
| |
| |
vlakte strekte zich wijd en zijd uit, steeds wit van de sneeuw. Op eenmaal reed ons rijtuig een kleinen, dagbladverkooper voorbij; rond zijne pet droeg hij een rooden band, waarop men Vooruit las. Het kind, blauw van de koude, liep op den weg roepende: Vooruit, ééne cent! En het scheen ons den geest van Charles De Coster's Thiel Uylenspiegel te hooren, die aan het ingetogen Vlaanderen de nakende ontwaking aankondigde!
|
|