Aanteekeningen.
De ö klinkt als in 't hoogduitsch; de
èè als de tweede e in 't fransche
Genéve; de i-j als sluitletter, klinkt als een onvolkomene
nederlandsche i (b.v. als in lid, pit) en die door een j
wordt gevolgd. De klank van de oa ligt tusschen o en a in;
de æ heeft een blatenden klank tusschen a en e in;
de ao klinkt als een zeer heldere, scherpe o die naar de a
overhelt.
11. Iemes, iemand; zie vs. 16 bl. 314 op niemes.
14. En to 'e 't, en toen hij het; als de nadruk op 't
woordje hij valt, wordt dit als hi-j uitgesproken; waar dit niet
het geval is, luidt hij als een toonlooze e, die in 't snelle
spreken nauwelijks gehoord wordt.
15. Zik, zich; zie vs. 13 bl. 236 op seei.
17. Noaprakkezeerde, nadacht, van noaprakkezeere,
een basterdwoord uit het fransch afkomstig; zie vs. 17 bl. 297 en vs. 17 bl.
332.
De knechs hebt; dit is echt saksisch; in de zuiver
nedersaksische tongvallen van Nederland worden de werkwoorden zoowel in 't
enkelvoud als in 't meervoud gelijk vervoegd. Men zeit zoo wel wi hebt,
en ze hebt voor wij hebben en zij hebben, als i hebt,
hi hef voor gij hebt, hij heeft, enz. Voor alle werkwoorden geldt
deze regel.
20. Integen, tegen, te gemoet, overeenkomende met het
hoogduitsche entgegen. Zie vs. 20 bl. 242 en vs. 20 bl. 206.
29. I-j, gij in 't enkelvoud, of du.
30. Klungels, beteekent oorspronkelijk vodden, todden,
oude lappen; in Friesland heeft klongels, oude klongels nog heden
die beteekenis. Hier wordt het in de beteekenis van slechte vrouwen,
hoeren, gebruikt, even als men in Friesland ook een slecht vrouwmensch
'n flarde, 'n flarde noemt, ofschoon flarde
oorspronkelijk 't friesche woord voor vod is, en ook in die beteekenis
in Friesland nog gangbaar is. Het hollandsche lap wordt ook
overdrachtelijk van menschen in een ongunstige beteekenis gebruikt, b.v.
smeerlap, dronkenlap, enz. Zie vs. 20 bl. 314 op todde. Hier en
daar in de zuidnederlandsche provincien wordt klungel of klongel
ook in de overdrachtelijke beduidenis van slecht, onwaardig mensch,
zoowel mannelijk als vrouwelijk, gebruikt; ook in Noord-Brabant en
eveneens in Westfalen, Bremen, enz. waar
klungel of klongel in beide beteekenissen in gebruik is.
Dáar, even als in Friesland, oost en west,