Oude Vlaemsche liederen(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 334] [p. 334] CXXXIX. Pan en de herder. 1 ‘Den echo van uw klacht Heeft my tot hier gebracht. O herder, Loopt niet verder In den nacht: Ontdeckt uw koene Herte stout, Ik ben de groene God van 't woud.’ 2 - ‘Soo gy der goden sijt, 't Is wonder dat gy lijdt Wat tegen d' Onbewegen Reden strijdt! Of is uw krachte Niet een zier By dit verachte Minnevier? [pagina 335] [p. 335] 3 - ‘Jupijn, die 't al gebiedt, En kost ontkomen niet, Noch swichten Voor de schichten Vol verdriet. Wie van de goden Heeft er ooit Dit vuer ontvloden? Niemand nooit.’ 4 - ‘Maer segt, hoe magt 't geschien Dat oude grijze liên Het minnen, Dol van zinnen, Niet en vliên? Dat jonge menschen Sterven schier, Eer zy hun wenschen Hebben hier?’ 5 - ‘Geen vogel, dier of visch De min ontkomen is; Ik meene Zy schiet geene Pijlen mis; Zy treft de menschen, Klein en groot, Of naer hun wenschen, Of ter dood.’ [Triumphus Cupidinis, door Joan Ysermans, Antw. 1628, bl. 77. Doch W. heeft hier alweder zich eenige veranderingen veroorloofd.] Vorige Volgende