Men rekent voor een driepondsstuk ongeveer anderhalf uur in de pan, standvastig
overdruipende, en van tijd tot tijd wat bouillon of nat toevoegend, waarvan ge
een d.L. of twee zult noodig hebben.
Het beproefde middel om te weten of het stuk gaar is, ligt in de verstandige
hanteering van een breinaald, die men in het dikste van het vleesch steekt: ze
moet er zonder te veel moeite in en uit gaan, en er mag geen roodachtige jus
meer in de opening komen parelen.
Wilt ge de saus simpel, neem dan het vleesch uit de pan, zeef het vocht, druk het
goed uit en bindt de saus, na ze ontvet te hebben.
Wilt ge een ‘poivrade à la crême’, giet dan de inhoud van de pan in een schaal,
en neem er het vet af.
Giet in de pan, precies zooals ze achterbleef - het vleesch is apart weggezet -
een d.L. goede azijn, een twaalftal peperkorrels en kook dit in tot een flinken
lepel, meer niet. Voeg hierna de ontvette jus en de groenten en kruiden toe, en
een d.L. of twee room, en laat dit alles een kwartiertje sudderen. Zeef de saus,
druk alles goed uit, en bindt ze. Warm er zoo noodig het stuk vleesch nog
voorzichtig in op. De saus behoort licht gebonden te zijn.
Als men dit stuk vleesch - eenvoudig of fraaier toebereid - nu eens wil
versieren, snijdt dan appelen in dunne geschilde schijven en rangschik ze,
elkaar half bedekkend, dakpansgewijs op den varkensrug. Of wel neem daar halve
schijven ananas voor. (Jawel, ananas, en praat en protesteer er niet over voor
ge het gegeten hebt. In Bordeaux b.v. eet men bij de oesters gebraden worst of
gebraden worstjes, en het is uitstekend).
Bevestig deze appel- of ananasschijven met enkele spitjes hout, zooals die welke
voor cocktailhoutjes, en ook als wijlen tandenstokers in den handel zijn voor
weinig gelds, of wel uw versiering glijdt er af. Bestrooi ze met wat gemalen
kaas en een klontje boter of wat, en laat er in den oven een korstje op komen.