| |
| |
| |
De ware kropsalade.
WITH the world salad, I must be allowed to lose my temper, zegt
een zeer bekwame Engelsche schrijver over culinaire zaken. En het is vreemd,
maar vanaf den dag, dat ik mijn grootvader eenerzijds aanschouwde in zijn strijd
met mijn grootvader anderzijds over het aanmaken van kropsalade - het ging over
een lepeltje suiker, ja of neen, - heb ik over zeer weinig zaken zoovele
hoogloopende meeningsverschillen medegemaakt als over dit simpelste van alle
groene gerechten, de kropsalade, noch de kalmste Nederlandsche alleseter zoo in
vuur zien geraken als over dit gekrulde blad, dat trouwens, men weet het, zelfs
huisjesslakken tot snelheidswedstrijden kan verleiden, als men er een paar
blaadjes van nederlegt aan het einde der renbaan...
Er moet dus, - gedeeltelijk in tegenstelling met wat | |
| |
‘De Welkookende
Friesche Keukenmeid’ van ouds beweert, te weten: ‘Kropsalaad heeft een
verkoelende, buiklosmakende en eenigszins slaap-verwekkende kragt’ - iets zeer
opwindends in de kropsalade schuilen. Gelooft ge het niet, breng er dan vier
personen over in debat, en ge zult het lieve leven zien beginnen. Trouwens, nog
eenige regels, en gij en ik zijn het reeds gloeiend oneens.
De gruwelijkste en schandelijkste wijze namelijk om kropsalade toe te bereiden is
ze met een mes aan stukjes te snijden, in het water te plompen, even uit te
laten lekken, en daarna, liefst een uur van te voren weg te zetten, voorzien van
veel slechten azijn, weinig goede olie, een waterig schijfje tomaat of wat en
een hard ei. Waarna men er, op het bord, dan nog een aardappel door fijnwrijft.
Ik ben zoo vrij al deze handelwijzen stuk voor stuk hoogst vernederend voor de
kropsalade te achten en dit gerecht geen salade, maar al naar het met of zonder
aardappel bedorven is, een ‘salade à la nage’ oftewel een baggerslootsalade, dan
wel, en met nog grootere minachting, een stamppot van salade te noemen.
De beginselen der klassieke salade-toebereiding zijn deze: men breekt alle
buitenste en ook maar eenigszins lederachtige groene bladeren van de krop. Met
de hand. Nimmer mag eenig metaal, zelfs het edele zilver niet, de salade
aanraken. Gelijk in Andersen's sprookje van de prinses op de erwt het vorstelijk
bloed bewezen wordt door de ontdekking van de eene erwt onder de twaalf donzen
matrassen, zoo wordt ware culinaire adel bewezen door de vaststelling van het
feit, dat er iemand met een mes aan de sla is geweest.
Men heeft het enkele jaren geleden zien gebeuren, dat een zeer vermaarde
Londensche eetgelegenheid verliep, omdat de hertogin van X constateerde, dat men
er de salade niet scheurde, maar sneed.
Hoe dit zij; als men nu tot de eetbare sla-bladeren genaderd is, breekt men ook
deze van den stengel en | |
| |
spoelt ze even nauwkeurig als voorzichtig
schoon, na er alle minder fraaie onderdeelen afgescheurd te hebben. Aangezien
het klein gedierte des velds, van het wurmpje tot de luis, om van de spruiten
der reeds genoemde hardloopende huisslak niet te spreken, de saladekrop op warme
dagen om zoo te zeggen als zijn koele zomerhuis beschouwt en op koude als zijn
warmen wintertuin, past hier het woord nauwkeurig. Aangezien men kropsalade in
schoone groote bladeren dient te eten, past hier het woord voorzichtig.
Men late de salade vooral niet te lang in het water slingeren, dat maakt ze slap
en waterig, het ideaal is een brosse, droge, knappende kropsalade. Hiertoe
schudt men ze blad voor blad schoon van water. (Er zijn zoogenaamde
saladeschudders, mandjes van vertind ijzerdraad, maar dat is voor een
principieel kropsalade-eter ook nog niets).
Hierna schudt men de salade nogmaals blad voor blad schoon van water - het is
merkwaardig hoeveel water men altijd nog uit een enkel blad salade kan schudden;
en daarom dient dit door een zeer consciëntieus persoon te geschieden, laten wij
zeggen den heer des huizes zelf, als hij inderdaad een man met
verantwoordelijkheidsgevoel is, die beseft hoe droog een saladeblad behoort te
zijn... En dit alles geschiedde zoo kort mogelijk voor ze ter tafel komt.
Kropsalade, in tegenstelling met aardappel-, bieten, of tomatensalade en vele
andere, dient zoo kort mogelijk voor het gebruik aangemaakt te worden, en tot
dit aanmaken leere men allereerst een oude spreuk uit het hoofd:
‘Il faut quarte hommes pour faire une salade. Un prodigue pour l'huile, un avare
pour le vinaigre, un sage pour le sel, et un fou pour le poivre’.
In schralere keukentaal vertaald kan men zeggen: minstens drie eetlepels olie,
hoogstens een lepel beste azijn, een gram of twee zout of minder, en peper naar
een mannelijken smaak.
Men maakt dit alles soms aan in den slabak, eer de | |
| |
sla er in ligt. Ik
ken echter vele ernstige kropsalade-eters, die dit reeds een fout achten.
Want, zeggen zij, men bedekt de salade beter eerst met de olie, en keert ze dan
voorzichtig om, daarna zout en pepert men ze, en doet nogmaals zoo, daarna voegt
men den azijn toe, en doet nogmaals zoo. Men heeft, volgens deze klassieke
salade-eters ongelijk als men de slabladen daarbij te veel in de verdrukking
brengt. Groote kenners spreken hier het duistere en wijze woord: men behandele
de salade met een zorgelooze zorgvuldigheid.
‘Il ne faut pas trop fatiguer la salade’.
Reeds over deze simpele ingrediënten valt veel te zeggen. Ronsard, en niemand
minder, leert in zijn verzen over ‘La Salade’ zijn page Amadis Jamyn:
L'engraisserons de l'huile de Provence:
L'huile qui vient en nos vergers de France,
Rompt l'estomac et du tout ne vaut rien,
Voilà, Jamyn, voilà mon souv'rain bien.
Met andere woorden: Ronsard pleit voor de olijfolie. Ik zei u toch, dat wij
hoogloopende ruzie zouden krijgen? Gij verkiest de sla-olie, zijnde
apenootenolie, die voor vele doeleinden voortreffelijk is? Maar geef mij, voor
de salade, een olijfolie, die fruitig naar de vrucht van den boom smaakt. Want
om het twistgesprek kort te maken: is de olijf geen edeler vrucht dan de
apenoot? Hebben Plato en Horatius hun salade niet met olijfolie gegeten, en
zoudt gij het beter willen weten? O zoo!
Ronsard is tegen de noten-olie, en ik tegen de apenoten-olie, in dit geval. Wij
bakken thans geen bot: wij bereiden salade!
Laten wij nog twee regels bij Ronsard verwijlen; hij zegt:
La blanchirons de sel en mainte part,
L'arroserons de vinaigre rosart...
En hij bedoelt in den laatsten regel een eerlijken wijn- | |
| |
azijn, uit
een ‘vin rosé’ gewonnen. Voor den dag van heden vertaald: een waarlijk fijne
azijn, een wijn-azijn, en, in den wintertijd, als er geen versche kruiden zijn:
een kruidenazijn of een dragonazijn. Ze zijn te krijgen, of mijn naam is haas.
Er is in azijnen bijna evenveel verschil als in wijnen. Een grove en harde azijn
vermoordt een salade evenzeer als een fijne azijn haar tot leven wekt. Er zijn
partijgangers, bekwame salade-eters, die zweren bij het citroensap.
Rest de peper. Het is miraculeus zooveel peper als een salade verdragen kan. Dat
wil zeggen: men pepere niet uit een peperpotje. De peperpotjespeper is altijd
bejaarde peper. De peper uit een pepermolentje is altijd versche peper. Gewen u
aan ‘le tour du moulin’ oftewel de pepermolentjespeper, die veel smakelijker
pepert dan de peperpotjespeper, en wees er bij de salade roekeloos mee.
Wij hebben thans een droge, harde en brosse salade in groote bladeren, voorzien
van het beste. Een barbaar, die er de harde stelen uitscheurt. Want gelijk in de
rare jaren na den oorlog een zeer kalm Amerikaan tegen een zeer opzienbarende
Berlijnsche jongedame zeide, die, om haar bijzonderheid en temperament te
bewijzen, voor zijn oogen een wijnglas opat:
- Ik begrijp niet, dat u het steeltje laat staan; dat lijkt mij juist het
lekkerste.
Wat heeft deze perverse glaseterij, zegt gij, met uw culinaria te maken?
Er zijn wel menschen, antwoord ik, die, hetzij dan alleen in het circus, vuur
eten. En ik acht ze precies even dwaas als hen, die aan tafel natten stamppot
van sla eten of sla zonder ribben en steeltjes. Het is beide misbruik van iets,
dat beter gebruikt kan worden.
Thans, na de ingrediënten, nog een woord over de utensiliën. Een slabak behoort,
als hij goed wil zijn, van hout te zijn, evenals de slalepel en vork. Ik betreur
het | |
| |
u weer lastig te moeten vallen over een gewas, dat Alexander de
Groote gaarne at, het knoflook. (Daar vliegt gij weer over op, lieve lezer, maar
wat is uw woede, vergeleken bij die van mijn grootvader eenerzijds, die drie uur
na tafel uit wandelen ging, als de slabak nièt met knoflook was ingewreven).
Men wrijft dus den slabak telkens een paar uur voor het gebruik met een ziertje
knoflook in - een ziertje, komaan! -; op den duur, verzadigd van olie en dat
Provençaalsche aroma, verleent dit de salade juist dien zweem van geur, die ze
volmaakt maakt.
Ten slotte: men eet de aldus toebereide salade niet op hetzelfde bord met
vleesch, groenten en aardappelen; maar afzonderlijk. Alle aanraking met warmte
of saus zou haar eenvoud schade doen. Goede salade is een gerecht apart.....
Kropsalade in den winter is echter iets geheel anders dan kropsalade in het
voorjaar. In het voorjaar hebben wij de versche kruiden, met name de jonge
dragon en kervel, en het sjalotje, en zooveel anders dat men in de koude dagen
vervangen moet door den gekruiden azijn.
Vanouds immers heeft men de kropsla met kruiden verlevendigd. Hoor Ronsard:
Tu t'en iras Jamijn, d'une autre part
Chercher soigneux la boursette touffue,
La pâquerette a la feuille menue,
La pimprenelle, heureuse pour le sang,
Et pour la rate, et pour le mal au flanc;
Je ceuillerai, compagne de la mousse,
La responsette à la racine douce
Et le bouton des nouveaux groseilliers
Qui le printemps annoncent les premiers.
En al kunt ge die kruiden niet terstond alle terechtbrengen, en al kan men ook
met minder toe, het brengt ons in de donkere dagen voor Kerstmis ten minste den
| |
| |
geur van de voorjaarswei in huis; en een besef van de
schromelijke verwaarloozing, die de kruiden in de vaderlandsche keuken
ondergaan.
Helaas, de vaderlandsche weide is thans veelal een even moerassig gebied als de
vaderlandsche salade: houdt u dus eens een keer aan onze klassieke salade. 't Is
winter. Kome het voorjaar, en wij zullen u spreken over de salade-sausen van
dragon en basterdsuiker en azijn, over wat men doen kan met diverse mosterd en
suiker, rooden wijn en kruiden, gehakte ui, en wat al niet meer.
Er zijn duizend salade-sausen; en duizend salades: van krulandijvie, lof,
andijvie, selderij, kool, komkommer, bloemkool, tomaten, aardappelen. Het aantal
slatjes, naast het aantal salades, is onafzienbaar. Maar dat is een heel ander
chapiter, gelijk de walvisch zei, nadat hij Jonas weer had uitgespuwd.
Ik ben bereid uw kropsalade te eten en het er met u oneenig over te worden; en ik
hoop hetzelfde van u, te weten, dat ge de klassieke kropsalade een kans geeft,
een uiterst simpel gerecht, dat zeer veel zorg vergt, en de moeite loont: een
der weinige manieren om de lente te eten, midden in den wintertijd.
|
|