| |
V.
| |
V.,
als Romeinsch cijfergetal, beteekent 5.
| |
V.a.,
votre altesse, Fr., Uwe Hoogheid.
| |
V.a.r.,
votre altesse royale, Fr., Uwe Koninklijke Hoogheid.
| |
V.D.,
volente Deo, Lat., zoo God wil.
| |
V.d.m.,
verbi divini minister, dienaar van het goddelijk woord.
| |
V.t.,
vetus testamentum, het Oude Testament.
| |
V.v.,
vice versa, heen en weder; omgekeerd.
| |
Vert.,
vertatur, men keere (het blad) om.
| |
Vid.,
videatur, zie of men zie.
| |
Viz.
vide licet, namelijk, te weten.
| |
Voc.,
voce, op het woord, of artikel, als men iets uit een woordenboek aanhaalt, b.v.: videatur, Fabri thesaurus, voce Calathus.
| |
Vol.,
volumen, de band of het deel van een werk.
| |
V.s.,
volti subito, Ital., (muz.) keer schielijk om.
| |
Vt.,
vidit, hij heeft het gezien of doorgezien.
| |
Va!
Fr., het ga! het gelde! het zij zoo! (in het kaartspelen) va banque, het gelde de bank; va-tout, om alles te gelijk.
| |
Va,
eene veldmaat der Chinezen, welke 4 van hunne ellen bedraagt.
| |
Vaarschroef,
het tegenoverstaande van moerschroef, of enkel moer, waarin de vaarschroef gaat.
| |
Vaas,
vase, Fr., in het algemeen, een vat, pot, groote pul, kunstige bloempot; ook een leemen vat of pot van eene schoone antieke gedaante, welke ook in de beeldende kunsten als sieraad wordt gebruikt. Vasa sacra, Lat., het vaatwerk, dat in de kerken wordt gebruikt.
| |
Vacant,
Fr., vacerend, ledig, openstaand, onbezet. Vacantie, de tijd, gedurende welke eene plaats onbezet is; opschorting van ambts-werkzaamheden, rusttijd voor leeraren en leerlingen; ook voor de leden van hooge geregtshoven, regeringsleden, enz. Vacat, Lat., het ontbreekt, is open of onbezet Vacatuur, vacature, Fr., de openvalling, het openstaan of onvervuld zijn van een ambt of post. Vaceren, openstaan, onvervuld zijn.
| |
Vaccinatie,
de koepokïnenting. Vaccine, de koepokken, koepokïnenting. Vaccineren, de koepokken inenten. De merkwaardige en
| |
| |
gelukkige verbreider der zoo weldadige koepokïnenting was Eduard Jenner, een Engelsche geneesheer, op het einde der vorige eeuw.
| |
Vacillatie,
de wankelende, waggelende, of ook trillende beweging eens ligchaams; het wankelen of waggelen; onbestendigheid, besluiteloosheid, wankelmoedigheid. Vacilleren, waggelen, wankelen; besluiteloos of wankelmoedig zijn.
| |
Vackmiat-vezier,
de uitdeeler der aalmoezen, een der voornaamste ambtenaren aan het Perzische hof.
| |
Vacuëren,
ledig maken, ontledigen. Vacuiteit, ledigheid, ijlheid. Vacuum, Lat., ledig, ijl; de ledige ruimte. Volgens het gevoelen van eenige geleerden, zoude daar, waar de wereld met alle ligchamelijke en stoffelijke dingen ophoudt, eene ruimte zijn, die ledig van alle, ook nog zoo fijne stof is. Zie Spatie, Spatiüm.
| |
Vacuf,
bij de Turken, vrome gestichten; ook geschenken aan geestelijke gestichten, onder voorwaarde, dat de gever of zijne erven daarvan zekere jaarlijksche renten bekomen, maar dat het kapitaal, na het overlijden van die allen, aan het gesticht vervalt.
| |
Vade-mecum,
Lat., eigenlijk, ga met mij, begeleid mij; iets, dat men altijd bij zich draagt, als een zakboek, eene verzameling van luimige verhalen, snedige gezegden, enz.
| |
Vader,
in plaats van het meer gewone pater, in de kloosters der bedelmonniken, degene, die de wereldlijke zaken daarvan bezorgt.
| |
Vaders,
kerkvaders, degenen, die van de tijden der Apostelen af tot op Augustinus, over de geschiedenis en de leer der Christelijke godsdienst schreven.
| |
Vaders der verlossing,
zie Mathuriners.
| |
Vaders van auvergne,
voorheen zeker landelijk genootschap, in het departement Puy de-Dôme, hetwelk men eerst voor een geheim genootschap hield, maar dat, onder den naam van Pinons, Perioup en Guesle, landlieden vereenigde, die de bevordering van deugd en eenvoudigheid van zeden ten doel hadden.
| |
Vadimoniüm,
eigenlijk, de belofte, om voor het geregt te verschijnen; de borgtogt.
| |
Vagebond,
vagabond, Fr., vagabundus, Lat., een rondzwerver, landlooper. Vagabonderen, vageren, rondzwerven, het land afloopen, als ledigganger of landlooper rondtrekken.
| |
Vage,
vague, Fr., vagus, Lat., onbepaald, wijdloopig; onduidelijk, weifelend, b.v. in uitdrukking; couleur vague, bij de schilders, eene lichte kleur, of zeker licht, b.v. op de wolken. In vago, onbepaald, in het wild.
| |
Vagevuur,
eigenlijk, een veegvuur, schuijervuur; een voorgewende middelstand van smartelijke zuivering, waarin de zielen der menschen, bij hun verscheiden, geraken, om voor eene eeuwige gelukzaligheid vatbaar of rijp te worden; (volgens de leer der Roomsch-Katholijke kerk).
| |
Vahanviez,
de opperste geheimschrijver des konings van Perzië, die hem de ingekomene schriften voorleest, en de antwoorden daarop uitvaardigt.
| |
Vakie,
een Perzisch gewigt, 1 once zwaar.
| |
Val,
een goud- en zilvergewigt in Oost-Indië, 7 à 9 azen zwaar. Ook een scheepstouw, dienende om de ra's en vlaggen op- en neêr te laten.
| |
Valabel,
valable, Fr., geldig, regtsgeldig; aannemelijk; ook de waarde hebbende, van goed allooi zijn
| |
| |
| |
Vale!
Lat., (bij het afscheid nemen) vaarwel! leef gezond! Valediceren, afscheid nemen, vaarwel zeggen; ook afdanken.
| |
Valencia,
bij de oude Romeinen, de Godin der gezondheid, welke met de Grieksche Hygea overeenstemde.
| |
Valet,
Fr., de boer in het kaartspel; valet de chambre, kamerdienaar.
| |
Valetudinariüs,
Lat, valétudinaire, Fr., een ziekelijk mensch, sukkelende zieke, die bestendig krukt, of van eene zwakke gesteldheid is.
| |
Valeur,
Fr., valor, Lat., de waarde, muntwaarde, geldigheid eener muntspecie. Valeur reçue, de waarde genoten of ontvangen; eene uitdrukking, waarvan men zich op wissels bedient. Valeur reçue comptant, in gereed geld genoten. Valeur en compte, waarde in rekening. Valeur en marchandises, waarde in koopwaren. Valuatie, waardering, schatting, bijzonder der munten. Valuëren, schatten, waarderen; de waarde der munten bepalen.
| |
Validatie,
de geldigverklaring, goedkeuring (op wissels). Valide, geldig, regtmatig, wettig. Valideren, geldig maken of verklaren; geldig zijn, voor goede betaling gelden. Validiteit, de geldigheid, regtsgeldigheid eener zaak.
| |
Valhalla of walhalla,
volgens de oud-Noordsche fabelleer, het verblijf der gesneuvelden in den hemel, de woning der helden aan gene zijde van het graf.
| |
Valies,
valise, Fr., valigia, Ital., een mantelzak, een langwerpige lederen reiszak.
| |
Valreep,
op schepen, touwen met knoopen, welke van het boord naar beneden, bijzonder achter bij de boot hangen, om daartegen op te klimmen.
| |
Valuta,
Ital., het bedrag, de waarde (van wissels).
| |
Vampyr,
vampire, Fr., bloedzuiger; eene soort van groote vledermuizen in Amerika, welke den släpenden het bloed uitzuigen; terwijl zij hen met de beweging harer vleugelen verkoelen.
| |
Vandalismus of wandalismus,
de dolzinnige ijver of woede, om werken van kunst en genie te vernielen, ontleend aan de Vandalen of Wandalen, waarschijnlijk een Slavische volkstam, die, in de 5de eeuw, Italië overstroomde, en zich aan vele verwoestingen van kunstgewrochten te Rome schuldig maakte. In het algemeen, woesten barbaarschheid.
| |
Vanille,
een gewas in Oost- en West-Indië, welks specerijachtige, peulvormige hulsels tot de chocolade worden gebruikt.
| |
Vaniteit,
vanité, Fr., vanitas, Lat., ijdelheid, vergankelijkheid. Vanitas vanitatum, et omnia vanitas, ijdelheid der ijdelheden, het is alles ijdel.
| |
Vanteren,
roemen, pralen, snoeven.
| |
Vapeur,
Fr., damp, welke uit vloeistoffen opstijgt; een dampbad. Vapeurs, dampen, maagopstijgingen, spanningen in het onderlijf; en daaruit ontstaande grillen en kwade luimen, bijzonder bij vrouwen; ook ingebeelde ziekte der dames, om de gebreken van het hart en de opvoeding te bemantelen. Vaporeren, dampen, vervliegen. Vaporisatie, de uitdamping, uitwaseming.
| |
Vara,
eene soort van harpoen, waarmede de Spanjaarden op de West-indische eilanden de schildpadden dooden. Ook eene Spaansche lengtemaat.
| |
Varding,
Vierding, Fierding, eene kleine munt in Riga, waarvan 60 eenen zilveren dukaat doen.
| |
| |
| |
Varia,
Lat., gemengde zaken; velerlei, allerlei. Variabel, variable, Fr., veranderlijk, onbestendig. Varianten, (variate lecteones), de verschillende lezingen (van den tekst der hand- en drukschriften), welke meestal door de afschrijvers zijn veroorzaakt. Variatie, variation, Fr., verscheidenheid, verandering, bijzonder in de muzijktoonen. Variëren, veranderen, afwisselen, onderscheiden zijn, ontaarden. Variëteit, variëtas, Lat., afwisseling, verscheidenheid; afwijking, onderscheid, b.v. in soort en hoedanigheid van waren enz.; variëtas delectat, verscheidenheid behaagt. Variorum, Lat., de Nederlandsche uitgaven der klassieke schrijvers, met de verschillende lezingen en aanmerkingen van onderscheidene schrijvers.
| |
Varicellen,
de windpokken, valsche pokken.
| |
Varicocele,
krampaderbreuk, bloed-adergezwel. Varicomphalus, een krampadergezwel of bloedader-knoop aan den navel.
| |
Varinas,
een bekende rooktabak, naar de Amerikaansche stad Varinas zoo geheeten.
| |
Variolen,
variolae, Lat., de pokken, kinderpokken; kinderziekte. Varioliden, gewijzigde pokken.
| |
Varioliet,
een steen van donkergroene kleur, met ronde, graauwachtige vlekken.
| |
Varix,
aderbreuk, bloedaderknoop, aderkrop, krampader; een gezwel dat, door tegennatuurlijke uitzetting eener bloedader, op een of meer plaatsen ontstaat. Varix anevrismaticus, pols-bloedadergezwel, kramp-slagadergezwel.
| |
Varroniaansche époque,
de tijd-rekening van de bouwing van Rome, naar Varro, die dezelve in het 3de jaar der 6de Olympiade, of 753 jaren vóór Christus bepaalde.
| |
Vartabets,
eene soort van Armenische monniken, welke plaatsvervangers der bisschoppen of zelfs bisschoppen en leeraars der godsdienst zijn.
| |
Varus,
Tonthus, Venusbloem, puistjes in het gezigt of kleine harde knobbeltjes, door scherpe stoffen of belette uitwaseming ontstaande.
| |
Vasal of vassaal,
eigenlijk, al wie iemands brood eet en tot zijn gezin behoort; bijzonder een lid van het gezin van eenen koning of vorst, aan wien men, in het middeleeuwsch Latijn, den naam van vassus, zoo als naderhand dien van familiaris, gaf; en daar zulke lieden doorgaans met leenen werden beschonken, een leenman; voorts ook, in het algemeen, een onderdaan, afhangeling.
| |
Vaticanus,
een Romeinsche god, die bij de kinderen het begin der menschelijke stem bestuurde.
| |
Vaticinia,
Lat., waarzeggerijen, voorzeggingen, voorspellingen.
| |
Vatikaan,
vaticanus, Lat., vatican, Fr., eigenlijk, een der zeven bergen van Rome; het pauselijk paleis en hof op dien berg gelegen; ook de pauselijke stoel en troon.
| |
Vaudeville,
Fr., een volkslied; straatlied. Ook een klein tooneelstuk, waarin liedjes, naar bekende zangwijzen, worden gezongen.
| |
Vauxhall,
Eng., een prachtige lusttuin, eene verzamelplaats tot publieke vermakelijkheden in warme zomernachten, welke ook, om reden van de fraaije verlichting, heerlijke muzijk, veelal druk wordt bezocht.
| |
Veadoren,
de opzieners in de rent-kamer in Portugal, van wie ieder een' zekeren tak der inkomsten onder zich heeft.
| |
Vectis,
hevel, hefijzer, zeker heelkundig werktuig, bij het trepaneren in gebruik.
| |
Vector,
(Radiüs) Lat., in de meet-
| |
| |
kunde, de regte lijn, die, uit het brandpunt eener ellips, tot den omtrek wordt getrokken.
| |
Vedas,
eene verzameling van de vier oudste gewijde boeken der Hindo's, welke hunne godsdienstige gevoelens over God, de ziel en de wereld behelzen.
| |
Vedette,
Fr., eene ruiterwacht, een voorpost te paard; ook een schilderhuisje op den vestingwal.
| |
Veem,
een onderling verbonden gezelschap; een der twee bijzondere rotten van Amsterdamsche waagdragers, die zich, door de bijnamen van klapmutsen en bontehoeden, onderscheiden. Veemgerigt, heimelijk gerigt, de bloedban, (bijzonder in de middeleeuwen) waardoor men de destijds plaats hebbende gebrekkige regtsöefening verbeteren, en inzonderheid geweld, onderdrukking en moord straffen wilde. De veemregters vergaderden meestal in afgelegene bosschen en onderaardsche gewelven, en hadden overal hunne bespieders. Hij, die voor hunne vergadering werd geroepen, moest daar verschijnen, of anders duchten door sluipmoord te vallen. Verscheidene gruweldaden, en de verkorting eindelijk van de regten der wettige overheid, veroorzaakten, in het begin der zestiende eeuw, hunne uitroeijing.
| |
Veerling (quadrans),
een zilveren muntje, waarop 3 torens, met eene poort in het midden, door de stad Hamburg, sedert 1336, geslagen, en van welke er 4 eene waarde van 30 cents hebben.
| |
Veete,
Veede, haat, wrok, vijandschap.
| |
Vegasche kogels,
gewone Duitsche 30 ponds bommen, welke, uit een' door Vega verbeterden, mortier geschoten, 1600 vademen ver dragen.
| |
Vegetabiliën,
planten, gewassen; ook plantenspijzen. Regnum vegetabile, Lat., het plantenrijk. Vegetatie, de- wasdom, groeijing, het plantenleven. Vegetatief, groei-jend, wassend. Vegeteren, wassen, groeijen, de levenskracht uit de aarde trekken; ook een plantenleven leiden, leven zonder eenige werkzaamheid te verrigten.
| |
Vegetominerale zeep,
eene, uit mineraal alcali en zuivere olijfolie vervaardigde, zeep.
| |
Vehement,
hevig, onstuimig, harts-togtelijk. Vehementie, véhêmence, Fr., hevigheid, drift, onstuimigheid.
| |
Vehikel,
vehiculum, Lat., een voertuig, vervoermiddel, bezorgings- of gelegenheidsmiddel, hetwelk primitief door keizer Nerva in Italië is daargesteld, en waartoe de voerlieden, inet paarden of muildieren, bestendig gereed moesten staan.
| |
Veine,
Fr., vena, Lat., ader; en veine zijn, tot eenig werk gunstig gestemd of opgewekt zijn. Vena poëtica, Lat., de dichtader, geschiktheid tot het verzen maken. Veineus, veineux, Fr., tot de aderen behoorende.
| |
Veits- of St. Vitus-dans,
eene zeer zonderlinge ziekte, welke echter vroeger meer gewoon was dan thans, en in eene soort van stuipen krampachtige trekkingen in de uiterste ledematen bestaat, in de krampachtige beweging der vingers, en in de voeten een onwillekeurig springen of dansen veroorzaakt. Zie dienbetreffende Tarantula.
| |
Vejovis,
volgens sommigen Pluto, volgens anderen een bijzondere God der Romeinen, het booze grondwezen, waaraan zij offerden, opdat het hun geen nadeel zoude berokkenen.
| |
Veka,
eene korenmaat in Hongarije, omtrent een half Nederl. mud of hectoliter.
| |
Veldtrein,
de gezamenlijke nasleep
| |
| |
van een leger in het veld, als geschut, voertuig voor krijgsbehoeften, en verdere noodwendigheden, met de daartoe behoorende paarden en manschappen.
| |
Veldtros,
veld- of krijgspakkaadje, en de daarbij behoorende personen.
| |
Veleda,
Velleda, eene, in de eerste eeuw levende, maagd en waarzegster, welke door sommige Duitsche volken goddelijk werd vereerd.
| |
Velg,
de buitenste omtrek van een rad.
| |
Velinische godin,
eene Godin, wier beeld zich op eenige oude munten bevindt. Zij wordt door velen voor Minerva gehouden, welke van de stad Velia dien naam zou bekomen hebben.
| |
Vellon,
Velon, de koperen munt in Spanje, waarvan twee stuks realen met één reaal in zilver of de plata in waarde gelijk staan.
| |
Veloce,
(muz.) snel, gezwind, zooveel als presto. Velocissimo, zeer snel.
| |
Velocipède of draisine,
Fr., een snellooper, loopwielen; een werktuig, hetwelk men, daarop zittende als op een paard, met de voeten in beweging brengt, om alzoo spoedig voort te gaan.
| |
Velociteit,
vélocité, Fr., snelheid, gezwindheid.
| |
Velte,
eene oud-Fransche maat voor natte waren, 6 kan houdende.
| |
Velyn,
perkement-papier; fijn en glad papier, hetwelk van het vel van zeer jonge kalveren, lammeren en geiten wordt vervaardigd.
| |
Venaal,
vénal;, Fr., veil, te koop; omkoopbaar. Venaliteit, de veilheid, omkoopbaarheid.
| |
Vendémiaire,
de wijn- of eerste herfstmaand, in den Fransch-republikeinschen almanak.
| |
Vendita,
Venta, in Spanje, eene eenzaam liggende herberg; eene verkoopplaats; voddemarkt; ook eene vergaderplaats.
| |
Vendu,
Vente, Fr., verkoop, verkooping; bijzondere opveiling bij enkele stukken of deelen en tegen contante betaling.
| |
Veneficiüm,
Lat., de giftmenging vergiftiging; betoovering door een' liefdedrank. Veneficus, een giftmenger; venefica, eene giftmengster. Venenum, vergift, venijn; ook boosheid.
| |
Venerabel,
vénérable, Fr., eerbiedwaardig, vereeringswaardig. Venerabile, het hoogwaardige, de gewijde ouwel of hostie (in de Roomsch-Katholijke kerk). Veneratie, de vereering, eerbiediging. Venereren, vereeren, eerbiedigen, eerbied betoonen.
| |
Venerisch,
eigenlijk, hetgene Venus betreft, maar gewoonlijk, in eenen slechten zin; veneriek, met de Venusziekte besmet, dezelve betreffende of daartoe behoorende.
| |
Venetiaansch glas,
een voortreffelijk wit glas, dat niet ver van Venetië, op een klein eiland, bij de stad Murano, van bergkristal en andere zuivere steenen, en de beste alcali van Alexandrië wordt vervaardigd.
| |
Venia,
Lat., verlof; venia aetatis, afslag van eenige jaren der minderjarigheid: mondigverklaring. Het veniam aetatis bekomen, vóór den tijd meerderjarig worden verklaard.
| |
| |
Vennoot,
een deelgenoot, compagnon, medehandelaar. Vennootschap, handelsgemeenschap, handelsgezelschap; een vennootschap met iemand sluiten, een handelsgemeenschap of compagnieschap met iemand aangaan.
| |
Ventiel,
ventil, Fr., in de orgels, de lucht- of windklep, welke belet, dat de wind, die door de blaasbalken inde pijpen wordt gedreven, niet weder terug kan gaan; ook, om den wind uit te laten; bij de
| |
| |
pompen, de klep, welke de terugvalling van het water verhindert. Ventilatie, luchting, zuivering; een naauwkeurig onderzoek, eene zifting, breedvoerige uiteenzetting, b.v. van eene zaak en hare omstandigheden enz. Ventilator, een windvang, luchttrekker; luchtreiniger; een toestel, om versche lucht in een vertrek te brengen. Ventileren, luchten; iets rijpelijk onderzoeken, eene zaak van alle kanten beschouwen; schiften.
| |
Ventjagers,
wind- of haringjagers, de ligte schepen, welke het eerst van de haringvangst terug komen.
| |
Ventose,
Fr., de windmaand, in den Fransch-republikeinschen almanak, van 19 Februarij tot 20 Maart.
| |
Ventriloguïst,
Ventriloque, Fr., een buikspreker. Zie Gastriloog.
| |
Venus,
(fabelk.) de Godin der liefde; geslachtsliefde, wellust; (sterrek.) eene dwaalster, ook de morgen- en avondster genoemd.
| |
Venusbal,
zandbal, een, bijzonder venerisch, teelbalgezwel. Venusberg, in de chiromantie, de vleezige verhevenheid in de hand, onder den duim.
| |
Verabuseren (zich),
zich vergissen.
| |
Veraccijnsen,
pacht of belasting opleggen; den accijns betalen.
| |
Veraciteit,
véracité, Fr., geloofwaardigheid, waarheidsliefde.
| |
Veradoniseren,
verfraaijen, op-smukken, zoo schoon als Adonis maken.
| |
Vera's hydraulische machine,
funiculair-machine, een werktuig, door Vera uitgevonden, om water, door middel van een touw zonder eind, in groote hoeveelheid en met geringe kosten tot eene aanmerkelijke hoogte op te voeren.
| |
Verbaal,
verbalis, Lat., woordelijk, mondeling. Proces-verbaal, zie Proces. Verbale injuriën, woordelijke beleedigingen, lasteringen. Verbaliseren, eene zaak mondeling behandelen, daarover spreken; ook veel onnutte woorden gebruiken.
| |
Verbena,
bij de Romeinen, elk kruid of loof, waaruit kransen rondom de altaren werden gemaakt. Ook de krans, die de oor-logsboden (daarnaar verbenariüs genoemd) droegen, welke een verbond sluiten of oorlog aankondigen moesten.
| |
Verberatie der lucht,
de trillende beweging der lucht, door welke het geluid wordt voortgebragt.
| |
Verbeus,
verbeux, Fr., woordenrijk, wijdloopig. Verbositeit, woorden-rijkheid, wijdloopigheid. Verbum, (meerv. verba) Lat., een woord, werkwoord.
| |
Verbouwereren,
ontstellen, onthutsen.
| |
Verde antico,
Ital., groen marmer, van uitnemende schoonheid (uit Griekenland).
| |
Verdedigingslijn,
eene lijn, welke men uit den hoek der flank, alwaar zij zich met de courtine ver-eenigt, naar de bolwerkspunten trekt.
| |
Verdict,
Eng., de uitspraak, beslissing van gezworenen (de jury).
| |
Verding
(Ferdonum, Ferto), in de 14de eeuw eene Duitsche munt, welke ¼ mark of 4 lood zilvermunt deed.
| |
Verdrijven,
in de schilderkunst, de kleuren of verwen met een borstelpenseel onder elkander brengen, of in elkander werken.
| |
Verdijen,
iets verzweren, om het niet te doen.
| |
Vergalopperen (zich),
zich voorbijloopen, zich overijlen; eenen misslag begaan uit onbezonnenheid of door te groote drift.
| |
Vergeetboek,
een denkbeeldig boek, waarin men datgeen, als het ware, opschrijft, hetwelk men zal vergeten: in het vergeetboek geraken.
| |
Verhakking,
eene verschansing, uit gevelde boomen bestaande, die
| |
| |
dwars over en in elkander worden gelegd, met de takken in en door elkander gevlochten, om den vijand (b.v. door een bosch) den doorgang te beletten.
| |
Verharddraven,
door harddraven laten winnen, aan hem, die het hardste draaft, ten geschenke geven.
| |
Verhouding,
zie Proportie.
| |
Verillon,
een verouderd muzijkin-strument van 8 à 10 glazen, die naar den klank uitgezocht, of door middel van daarin gegoten water gestemd werden.
| |
Verhypothekeren,
iets als onderpand doen inschrijven. Zie Hypotheek.
| |
Verjaring,
prescriptie, het verkrijgen van een voordeel, uit hoofde dat een ander zijn regt binnen eenen bepaalden tijd niet doet gelden, en hetzelve alzoo heeft verloren.
| |
Vérificateur,
Fr., onderzoeker en verklaarder van de waarheid, deugdelijkheid en echtheid van een geschrift, oorkonde of zaak. Verificatie, de bekrachtiging, staving van de waarheid eener zaak, enz., ten gevolge van een vooraf ingesteld onderzoek naar hare deugdelijkheid of echtheid. Verifiëren, verificeren, de deugdelijkheid van eene zaak bewijzen, staven, bekrachtigen.
| |
Verinteresten,
de renten van het kapitaal laten oploopen; ook den interest van een kapitaal of pand verliezen, namelijk door het ongebruikt te laten.
| |
Veritabel,
véritable, Fr., waar, echt, onvervalscht, onvermengd, zuiver; waarlijk, met de waarheid overeenstemmend, waarachtig. Vérité, Fr., de waarheid. En vérité, in waarheid. A la vérité, het is waar, ik beken het; ik kan het niet loochenen.
| |
Verkuischt,
eigenlijk, zuiver, zindelijk; figuurl., ergens op gesteld, met iets in zijn' schik.
| |
Verlaat,
een met deuren en schuttingen voorzien zijl of sluis, om het al te hooge water af te laten of af te keeren.
| |
Verloren hoop,
enfants perdus, Fr., een kommando vrijwilligers, dat tot den eersten aanval bij eenen storm of andere gevaarlijke ondernemingen wordt gebruikt. - Verloren post, de uiterste post tegen den vijand.
| |
Vermaledijen,
vervloeken, verwenschen. Zie Verdijen.
| |
Vermicelli,
Italiaansche draadvormige meelknoedels.
| |
Vermillioen,
de met wijngeest of urine bereide cinaber.
| |
Vernaal,
tot de lente behoorende hetgeen in de lente plaats heeft.
| |
Vernagelen,
met geweld eenen nagel of grooten spijker in het zundgat van een stuk geschut slaan, ten einde het op deze of dergelijke wijze onbruikbaar te maken. Bij een paard, eenen nagel, onder het beslaan, door den hoef tot in het vleesch drijven.
| |
Veronische aarde,
een tot stof geworden berggroen, hetwelk bij Verona wordt gevonden.
| |
Verplanting der ziekten,
trans-plantatio morborum, in de oudere heelkunde (ook thans in het Dierlijk Magnetismus), waarbij men, door magische en magnetische kracht of door sympathetische middelen, de ziekten in een ander ligchaam tracht af te leiden en te verplaatsen.
| |
Verponding,
een grondlast, welke in Nederland van alle onroerende goederen moet betaald worden.
| |
Verroteriën,
verroteries, Fr., allerlei kleine glaswaren, glaskoralen en glasparels, tot verzending naar de Afrikaansche kust, alwaar dezelve zeer gewild zijn.
| |
Vers,
eene kleine afdeeling in de heilige schrift; een regel van een gedicht; ook een geheel gedicht.
| |
| |
| |
Versaal-letters,
Versaliën, groote beginletters.
| |
Ver sacrum,
een offer, dat de Romeinen in den dringendsten nood, b.v. in den 2den Punischen oorlog, aan de goden offerden, en uit al het vee bestond, dat van den 1sten Maart tot den 1sten Mei was geboren.
| |
Versatiel,
versatil, Fr., veranderlijk, wuft, wankelmoedig, onbestendig. Versatile, ingeniüm., Lat., een onbestendig, wuft, veranderlijk mensch. Versatiliteit, versatilité, Fr., veranderlijkheid, onbestendigheid, wankelmoedigheid, wuftheid, het weifelen, in gevoelens en meeningen.
| |
Verschansing,
de verzekering of versterking van een leger, kamp, post, enz. Ook draagt de beschutting op het bovendek eens schips den naam van Verschansing.
| |
Verseren,
met eenig werk bezig zijn, ergens mede omgaan; in gevaar verseren, in gevaar verkeeren of zijn. In eene zaak geverseerd zijn, in eene zaak ervaren, geöefend zijn, daarin tehuis zijn.
| |
Versie,
omkeering, wending; ook overzetting, vertaling.
| |
Versificateur,
Fr., een verzenmaker, rijmer; iemand, die alleen de theorie van het verzenmaken verstaat, zonder zelf dichterlijk talent te bezitten. Versificatie, de versbouw, verzenvorming; de aard en wijze, hoe een vers is gemaakt of ingerigt. Versificeren, verzen maken, berijmen.
| |
Versino,
eene korenmaat in Savoije, houdende 20.75 kilogramme.
| |
Versio in rem,
Lat., aanwending tot zijn eigen voordeel of waartoe eene zaak of geld is bestemd.
| |
Verslijking,
Opslijking, Aanslijking, de verhooging van den oever door slijk, die door het water wordt aangevoerd.
| |
Verso,
de andere zijde; folio verso, de ommezijde van een blad, in tegenstelling van: folio recto, de eerste zijde.
| |
Verstandswezen,
zie Noumenon.
| |
Versterken,
in de schilderkunst, eene schilderij meer kracht in de teekening of in het koloriet geven.
| |
Versus echoïcus,
Lat., een gedicht, welks laatste lettergrepen, door de echo herhaald, eenen zin opleveren.
| |
Verte,
keer om (het blad).
| |
Vertebraal-systema,
is van het geheele zenuwstelsel dat gedeelte, hetwelk het naast van het ruggemerg uitgaat of zich daarmede vereenigt.
| |
| |
Verticaal,
loodregt. Verticaalcirkel, een groote cirkel aan den hemelbol, welke door het zenith en nadir gaat, de topcirkel. Verticaallijn, de toplijn, loodregte lijn.
| |
Vertugadin,
in Antwerpen, vroeger de schildlouïzen, welke aldaar 12 gulden 70 cents deden.
| |
Vertumnus,
(fabelk.) de God der tuinvruchten, die over de jaargetijden was gesteld.
| |
Vertu-orde,
Ordre pour la vertu militaire, eene door den landgraaf van Hessen-Kassel in 1769 gestichte orde.
| |
Vertuyen,
bij de zeelieden, een schip zoo voor twee ankers leggen, dat het aan geene al te groote slingeringen bij het op- en afgaan van het water is blootgesteld.
| |
Verve,
Fr., dichtvuur; geestdrift, verbeeldingsgloed.
| |
Verzakking,
in den waterbouw enz., het zakken, zinken of lager worden van eenig bouwwerk, hetzij van rijs, hout- of steenwerk.
| |
Vesicatoriüm,
Lat., vésicatoire, Fr., eene trekpleister, spaansche-vliegpleister.
| |
Vesicautia,
blarentrekkende heelmiddelen.
| |
Vesiculair-systema,
het stelsel, dat het opstijgen der dampen in de lucht of het blijven daarvan in de
| |
| |
gedaante van nevel en wolken uit het verwekken van holle blaasjes verklaart.
| |
Vesper,
de late namiddag of avondtijd; ook de namiddagsgodsdienst, avondmis. Vespertiner, een geestelijke, die de vespers houdt; namiddagsprediker.
| |
Vesta,
(fabelk.) de Godin des vuurs, der zedigheid en kuischheid; ook eene planeet.
| |
Vestalen,
priesteressen der Godin Vesta, en bewaarsters van het heilige vuur, dat op het altaar dier Godin altijd brandend moest gehouden worden. Zij moesten eene altijddurende kuischheid bewaren; waarvan nu nog eene zeer kuische vrouw eene vestale wordt genoemd. Vestaalsch, dat tot de Godin Vesta behoort, alles wat kuisch, ingetogen, eerbaar is; vestaalsche maagd enz.
| |
Vestiariüs,
een kerkdienaar, die het opzigt over het kerkgereedschap, misgewaad en andere versierselen heeft.
| |
Vestibule,
Fr., vestibulum, Lat., een voorhof, eene voorzaal, de ingang van een gebouw; de plaats voor een gebouw, welke eene op zuilen rustende overdekking heeft.
| |
Vestigie,
vestige, Fr., vestigiüm, Lat., de stap, voetstap, het kenteeken. Vestigia me terrent, de voetstappen schrikken mij af (het antwoord in de fabel van den vos aan den zieken leeuw, die hem in zijn hol noodigde).
| |
Veteraan,
een oud soldaat, een bejaard en uitgediend krijgsman; ook een ervaren en in zijn vak grijs geworden ambtenaar enz.
| |
Vétérinair,
Fr., veterinariüs, Lat., een veearts, paardendoctor. Eene veterinaire school, école vétérinaire, Fr., eene veeartsenijschool.
| |
Veto,
Lat., ik verbied, geef mijne toestemming niet, verwerp; de afkeuring, verwerping. Het absolute veto, het onvoorwaardelijke volstrekte verbods- of verwerpingsregt van eenen vorst enz.; het suspensive veto, diens uitstellende verbodsregt.
| |
Vetrok,
een celachtig weefsel, dat het binnenste bekleedsel van het vleesch van dierlijke ligchamen uitmaakt, in welks holligheden zich hun vet verzamelt.
| |
Vetturino,
Ital., een voerman of huurkoetsier, die de reizigers, met zijn rijtuig en paarden, van de eene plaats naar de andere brengt.
| |
Vexatie,
kwelling, verontrusting, knevelarij, afpersing, verdrukking. Vexatorisch, drukkend, kwellend, plagend, afpersend, verontrustend. Vexeren, kwellen, plagen, verdrukken, onregt aandoen.
| |
Vezier,
(minder goed Vizier) Turk., eigenlijk, een lastdrager, iemand, die een' ander te hulp komt; wijders, een staatsdienaar of minister in het Ottomannische rijk. Grootvezier, de eerste staatsdienaar of minister van dat rijk.
| |
Via,
Lat., weg; middel; via facti, gewelddadig, eigendunkelijk. Op brieven, passen, enz. beteekent dit woord, ter aanduiding van den genomen of te nemen weg: over; via Parijs, over Parijs.
| |
Viaduct,
eene boogbrug, over eenen weg, eene rivier, enz. aangelegd, ter dienste van eenen spoorweg.
| |
Viaticum,
Lat., reis- of teergeld, reispenning; in de Roomsch-Katholijke kerk, het heilige avondmaal of laatste oliesel, hetwelk eenen stervenden wordt toegediend.
| |
Viatoren,
de naam der kamerheeren in Portugal.
| |
Vibilia,
(fabelk.) de Godin der reizigers.
| |
Vibratie,
slingering, boogvormige beweging eener beweegbare lijn, rondom een punt; draaijing; beving; trilling, trillende beweging eener getokkelde snaar op een mu-
| |
| |
zijkinstrument, of van de pees eens boogs, wanneer de pijl is afgeschoten. De vibratieleer, leer van de trillingen. Vibreren, trillen, trillingen maken, wordende hoofdzakelijk slechts van de trillende beweging eener getokkelde en klinkende snaar van een muzijk-instrument gezegd.
| |
Vicareaat,
het ambt van eenen vicaris; de plaatsbekleeding, het plaatsbekleedend bestuur. Vicariëren, iemands plaats bekleeden, diens ambt waarnemen. Vicaris, vicaire, Fr., vicariüs, Lat., een hulpgeestelijke, kerkelijk plaats-bekleeder; een ambts- of plaatsvervanger.
| |
Vice,
Lat., in plaats. In zamenstellingen beteekent vice zooveel als: onder, tweede waarnemend, b.v. vice-admiraal, onder-vlootvoogd; vice-president, tweede of waarnemend voorzitter enz. Vices, de beurtwisselende ambtsverrigtingen, beurtvervullingen. Vice-versa, omgekeerd, heen en weder, naar eene plaats heen en van daar terug. Alia vice, een andermaal; hac vice, voor dit maal.
| |
Vicesimatie,
eene gewoonte bij de Romeinsche soldaten om, bij overtredingen door velen, den 20sten man te straffen.
| |
| |
Vicomte,
Fr., viscount, Eng., (oorspronkelijk Vice-Comes), ondergraaf, onderregter, is, sedert verscheidene eeuwen, een bloote eertitel van adellijke huizen, wier goederen vicomté heeten, en die daardoor den rang onmiddellijk na de graven bekomen.
| |
Vicomte-gewigt,
een, ten minste voorheen, te Rouaan gebruikelijk gewigt, zwaarder dan het markgewigt, makende 100 van die ponden 104 en bij wol 108 gewone ponden.
| |
Victa,
bij de Romeinen, eene Godin, welke over spijs en drank of voedsel was gesteld.
| |
Victiem,
victime, Fr., een offer, slagtoffer; ook een offerdier.
| |
Victoria,
(fabelk.) de Godin der overwinning of zegepraal. Victorie, victoire, Fr., de zege, overwinning. Victoriëus, victorieux, Fr., overwinnend, zegevierend.
| |
Victoriatus,
eene oud-Romeinsche munt van 5 en naderhand van 8 assen, naar eene daarop gestempelde Victoria benoemd.
| |
Victualiën,
Victaliën, levensmiddelen, eetwaren. Victus et amictus, Lat., kost en kleederen.
| |
Vidame,
heetten vroeger in Frankrijk zekere ambtenaren, die het wereldlijk regtsgebied der aartsbisschoppen en bisschoppen bestuurden. Naderhand werd dit ambt een leen, zoo als: de Vidame van Rheims, de leenhouder van Rheims.
| |
Vide,
videatur, Lat., men zie er op na! sla op! zie! Videtur, het schijnt, dunkt; zijn videtur geven, zijn gevoelen zeggen; vidi, ik heb het gezien, gelezen. Visum est, men heeft het zoo voor goed aangezien.
| |
Vide-bouteille,
Fr., zoo noemt men den eenen of anderen lusttuin nabij de stad, alwaar men met goede vrienden vertrouwelijk eene flesch gaat drinken.
| |
Vidimatie,
de bekrachtiging, schriftelijke goedverklaring van de echtheid van eene kopij. Vidimeren, verifiëren, bewaarheden, in regten, eene kopij met de oorkonde of het origineel vergelijken, en daarbij betuigen, dat dezelve daarmede volkomen overeenstemt. Zulk een bewijsschrift of visa wordt vidimus genoemd.
| |
Vidualitiüm,
het weduwloon, of dat met den stand overeenkomende onderhoud, hetwelk aan eene weduwe wordt gegeven.
| |
Viduus,
een God, van wien de Romeinen geloofden, dat hij het was,
| |
| |
die het menschelijke ligchaam van de ziel beroofde.
| |
Vief,
vif, Fr., levendig, vlug, wakker, fiksch; ook hevig, tot sterke gemoedsbeweging en hartstogten overhellende.
| |
Vierdevat,
eene Hollandsche korenmaat, houdende ¼ schepel of 6.95 Nederl. kop; 12 vierdevat maakten één zak of 83.44 Nederl. kop.
| |
Vierding,
in Bremen ¼ mark of 8 groot, dat is 2 groschen 8 penningen. Een bisschopsvierding, eene oud-Silezische munt, 4 zilveren groschen of 25 cents doende.
| |
Vieren,
lange dunne houten banden, welke bij schepen tusschen deelen worden ingelegd, om de tusschenruimten aan te vullen.
| |
Viezevaas,
gril, grillige kuur.
| |
Vigesimo,
bij de boekdrukkers, dat formaat, waarbij een vel 20 bladen of 40 zijden verkrijgt. Vigesimo quarto, als het uit 24 bladen of 48 zijden bestaat.
| |
Vigilant,
waakzaam, bij de hand. Vigilantie, waakzaamheid, zorgvuldigheid. Vigileren, waakzaam zijn, vlijtig acht op iets geven, scherp toezien.
| |
Vigiliariüs,
in de kloosters, die geestelijke, welke de overigen tot het morgengebed moet wekken.
| |
Vigilie,
vigilia, Lat., eigenlijk, het waken. Ook de heilige avond vóór een hoog feest bij de Roomschen. Vigiliën, vigiliae, Lat., bij de Romeinen, de nachtwachten der soldaten; voorts bij de Roomsch-Katholijken, de nachtelijke gebeden voor de zielerust van eenen afgestorvene.
| |
Viginti-viraat,
bij de oude Romeinen, een, uit 20 personen bestaande, lager magistraats-collegie, waaruit de voorname magistraats-personen werden gekozen.
| |
Vigne,
eene rank, wijnstok; ook een wijnberg, wijnhof. De vignes, zoo noemt men de met wijnbergen omgeven lusthuizen, rondom Rome en eenige andere steden van Italië.
| |
Vignet,
vignette. Fr., een plaatje of beeldje tot sieraad op den titel of ook aan het einde van een boek, hetwelk voorheen uit een wijngaardblaadje bestond, en van daar vignette: insgelijks een boekdrukkers blokje tot versiering.
| |
Vigo,
op vele Engelsche gouden en zilveren munten van koningin Anne, van 1703, vindt men dit woord onder het borstbeeld, als een ze-geteeken, of tot aandenken, dat deze munten uit het goud en zilver werden geslagen, hetwelk op de Spaansche zilvervloot (in de haven van Vigo) buit was gemaakt.
| |
Vigogne,
Fr., wol van het Peruaansche schaap, hetwelk de fijnste en schoonste wol, de zoogenoemde vigogne-wol, levert. De natuurlijke kleur dezer wol is als die van roode gedroogde rozen, en wordt gebruikt ter vervaardiging van de fijnste doeken en de schoonste hoeden.
| |
Vigoroso,
Ital., (muz.) krachtig, met nadruk, nadrukkelijk.
| |
Vigoureus,
vigoureux, Fr., krachtig, sterk, wakker. Vigueur, Fr., kracht, sterkte, nadruk, levendigheid.
| |
Vikil,
bij de Perzen, zekere factoren of makelaars, die zij, tot bevordering van hunnen handel, in andere landen houden.
| |
Vilain,
Fr., laag, gemeen, schandelijk, onzedelijk, ontuchtig.
| |
Vilipenderen,
gering achten of schatten, verachtelijk behandelen.
| |
Villa,
een landhuis, landgoed, bijzonder naar de oud-Romeinsche bouworde. De prachtigste woonhuizen, met eetzalen, zuilengangen, badkamers, in verband met de schoonste en heerlijkste tuinen, waren weleer de landhuizen der rijke Romeinen. In Italië, inzonderheid bij Rome, worden nog
| |
| |
dergelijke fraaije landhuizen gevonden.
| |
Vim,
een honderdtal; eene vim takkebossen is honderd bossen.
| |
Vinaigre de quatre voleurs,
rooversazijn, pestazijn; een uit verscheidene kruiden toebereide wijn-azijn, welke, bij aanstekende ziekten, een zeer goed behoedmiddel is, en waarmede vier roovers zich, gedurende eene pest, geheel frisch en gezond zouden gehouden hebben.
| |
Vinalia,
twee jaarlijksche feesten der Romeinen, waarop zij aan Jupiter en Venus de eerstelingen van den wijn offerden.
| |
Vinanella,
Ital., een boerenlied, welks verzen altijd op eenerlei wijze eindigen.
| |
Vinctuur,
bindsel, band, bandage. Vinculum, Lat., het band, noemen de wondheelers de, bij hunne verbanden benoodigde, smalle banden. Vinculum jugale, de huwelijksband.
| |
Vindicatie,
vindicatio, Lat., eigenlijk, wraak; ook redding, verdediging; bijzonder, geregtelijke terugvordering zijns eigendoms. Vindicatief, wrekend, straffend, wraakzuchtig. Vindiceren, eigenlijk, wreken, straffen; ook redden, bevrijden: insgelijks zich geregtelijk toeëigenen, als eigendom terugvorderen.
| |
Vindicta,
wraak, bestraffing; ook klagten wegens toegebragte schade of onregt. Ook bij de Romeinen de staf, waarmede zij de slaven, die zij vrij lieten, aanraakten; vandaar in de Pandecten het hoofdstuk vindicta de manumissis.
| |
Vinea,
bij de oude Romeinen, een ligt houten gebouw, omtrent 8 voet hoog, 7 breed en 16 lang, hetwelk op raderen werd voortgerold, en waarin de belegeraars de stadsmuren naderden.
| |
Vingt-un,
Fr., een en twintig, (een bekend kansspel met kaarten).
| |
Vinometer,
een wijnmeter.
| |
Vintin,
eene Portugesche, bijzonder in Oost-Indië gebruikelijke munt, van omtrent 7.5 cent waarde.
| |
Viocuren,
bij de Romeinen, zekere overheidspersonen, die het opzigt over de wegen en straten hadden.
| |
Violatie,
violation, Fr., schending, overtreding; ontëering, verkrachtiging. Violeren, violer, Fr., schenden, overtreden; ontëeren, verkrachten (met geweld).
| |
Violent,
Fr., violenter, Lat., geweldig, gewelddadig, onstuimig. Violentie, violence, Fr., gewelddadigheid, hevigheid, onstuimigheid.
| |
Viool,
Viooltje, viola, Lat., violette, Fr., een bekend en algemeen geliefd paarsch bloempje, het zinnebeeld der nederigheid en bescheidenheid. Violet, viool- of paarschkleurig.
| |
Viool,
viola, Ital., viole, Fr., het bekende strijkinstrument van dien naam; viole d'amour, Fr., eene viool, met vier metalen snaren en eene darmsnaar; viola di gamba, Ital., viole de jambe, Fr., de knieviool, een bas, die, wegens zijne grootte, met de knieën wordt gehouden. Violine, violino, Ital., violon, Fr., de discantviool, de gewone viool, met vier snaren. Violinist, violist, een vioolspeler. Violoncel, violoncello, Ital., de kleine bas- of knieviool; violoncellist, een bas- of knievioolspeler.
| |
Vioolsteen,
een leiachtige grijze of bruine steen, welke, gewreven, eenen vioolachtigen geur bekomt.
| |
Virago,
een groot en sterk vrouwspersoon, manwijf, eene helleveeg.
| |
Virando,
met dit Portugesche woord benoemt men in Oost-Indië een balkon.
| |
Virement,
virement de parties, het afrekenen en overbrengen van posten der kooplieden, bijzonder op de missen te Lyon.
| |
Virginal,
eigenlijk maagdelijk, onbevlekt, kuisch; ook de Engelsche
| |
| |
naam voor de spinet of klavecimbel. Virginiteit, de maagdom, maagdelijkheid, onbevlektheid, kuischheid.
| |
Virginensis,
Virginiana, eene Godin, van welke de Romeinen geloofden, dat zij de bruid den gordel losmaakte, om welke reden zij door den bruidegom en de bruid werd aangeroepen. Zie ook Prema.
| |
Virgula devinatoria of mercurialis,
baguette devinatoire, Fr., de wigchel- of tooverroede, eene roede, door middel van welke bij-geloovige menschen vroeger onder de aarde verborgene schatten trachtten te ontdekken.
| |
Viriel,
viril, Fr., virilis, Lat., mannelijk, tot den man behoorende. Viriliteit, virilité, Fr., mannelijkheid. Virile stemmen, mansstemmen. Viritim, Lat., man voor man.
| |
Viriplaca,
eene Godin der Romeinen, in wier tempel oneenige echtelieden zich weder verzoenden.
| |
Virtualiteit,
de aan eene zaak eigene kracht, om eene werking voort te brengen; de vermogende kracht, in tegenstelling van de werkende.
| |
Virtualiter,
volgens de kracht, uit kracht, krachtens.
| |
Virtuoos,
virtuoso, Ital., een groot kunstenaar, meester in eene kunst, bijzonder in de muzijk. Virtuositeit, groote kunstvaardigheid, kunstvolkomenheid.
| |
Virulent,
venijnig, etterend. Virulentie, etterachtigheid, etterachtige toestand van eene wonde.
| |
Virtus,
de deugd, welke door de Romeinen verpersoonlijkt en tot eene dochter des Hemels en der Waarheid werd gemaakt.
| |
Vis,
Lat., kracht, geweld. Vis legis, kracht van wet; vis probandi, bewijskracht. Vires, krachten; conjunctis viribus, met vereenigde krachten.
| |
Visa,
Ital., een bewijs van bekrachtiging; eene getuigenis, waaruit blijkt, dat een bevoegde persoon een geschrift gezien en goedgekeurd heeft.
| |
Vis-à-vis,
Fr., tegenover. De Franschen bezigen dit woord ook als zelfstandig: un vis-à-vis (een tegenover), bedoelende daarmede eene soort van rijtuig (berline) slechts voor twee tegen elkander overzittende personen ingerigt.
| |
Viscera,
Lat., de ingewanden. Visceraal, de ingewanden betreffende; visceraal elixir, maag-elixer, een geneesmiddel, hetwelk bijzonder voor de ingewanden dienstig is.
| |
Visceratie,
bij de Romeinen, gemeenschappelijk gebruik van het offervleesch, hetwelk door de priesters, onder zingen en dansen, plaats had. Ook de verdeeling van ongekookt vleesch onder het volk, hetwelk, bij plegtige gelegenheden, te Rome in gebruik was.
| |
Viscositeit,
kleverigheid, taaiheid; slijmachtig vocht, slijm.
| |
Visé,
Fr., gezien. Visé et certifié, gezien en bevestigd, of deugdelijk bevonden. Viseerder, een onderzoeker van passen enz.; een ijkmeester, rooijer. Viseren, onderzoeken, meten, b.v. den inhoud van een vat enz.; voor gezien teekenen; mikken, op iets doelen.
| |
Visibel,
visible, Fr., zigtbaar, blijkbaar, klaarblijkelijk. Visibiliteit, zigtbaarheid. Visie, visioen, verschijning, droombeeld, nachtgezigt, hersenschim; ook inzage, b.v. ter visie liggen, ter inzage liggen. Visionair, visionnaire, Fr., een ziener, geestenziener, droomer, dweeper; hij, die voorgeeft, verschijningen of openbaringen te hebben; iemand vol dwaze inbeeldingen.
| |
Visier,
zie Vezier en Vizier.
| |
Visitatie,
bezigtiging, onderzoeking; huiszoeking; ook tuchtiging. Visite, Fr., bezoek, opwachting, bijzonder het bezoek van
| |
| |
eenen arts; een visite-kaartje, een bezoekkaartje. Visiteren, bezigtigen, doorzoeken, bezoeken. Visiteur, Fr., visitator, Lat., bezoeker, onderzoeker, peiler; zeker ambtenaar bij de convooijen en licenten, die de schepen enz. doorzoekt of naziet.
| |
Vista,
Ital., zigt; a vista, op zigt of vertoon (van eenen wissel), terstond te betalen.
| |
Visum repertum,
Lat., een bezigtigings- of onderzoeksberigt, een schouwverslag, (bijzonder van geneesheeren en wondheelers), omtrent gevondene lijken.
| |
Vita,
Lat., het leven. Vita ante acta, te voren geleid leven, vorige levenswandel. Jus vitae et necis, zie jus. Terminus vitae, levenseinde. Praesumtio vitae, vermoeden, dat iemand nog in leven is. Vita brevis, ars longa, het leven is kort, de kunst is lang. Vitaal, vitalis, Lat., tot het leven behoorend, levendbevorderend, dat levenskracht heeft. Vitaliteit, levenskracht, levensvermogen. Vitalitiüm, Lat., ligchaamsbehoefte, levensonderhoud; het schenken van zijn vermogen aan iemand, om een' ander levenslang te onderhouden.
| |
Vite,
Fr., spoedig, snel, gezwind.
| |
Vitiëus,
vitieux, Fr., gebrekkig, verkeerd; ondeugend; bedorven, slecht. Vitiositeit, boosheid, verdorvenheid (van het menschelijke hart). Vitiüm, Lat., vice, Fr., gebrek, bederf, ondeugd. Vitiüm canonicum, een ligchamelijk gebrek, dat tot den geestelijken stand (in de Roomsche kerk) onbekwaam maakt.
| |
Vitrescibel,
vitrescible, Fr., verglaasbaar. Vitrescibiliteit, verglaasbaarheid; de eigenschap van eenige ligchamen, om door middel van vuur gesmolten en in glas veranderd te worden. Vitresceren, verglazen, tot glas worden. Vitreus, vitreux, Fr., glasachtig, glazig. Vitrificatie, verglazing, verandering in glas. Vitrificeren, verglazen, in glas veranderen, tot glas maken.
| |
Vitrometer,
een werktuig, dienende, om de kracht der straalbreking en lichtverspreiding van elke soort van glas te bepalen, en deswege bij de vervaardiging van achromatische kijkers zeer nuttig is.
| |
Vitula,
bij de Romeinen, de Godin der uitgelatene vrolijkheid; van vitulus, een kalf, dewijl zij maakte, dat men als jonge kalveren rondsprong.
| |
Vitumnus,
een God, van wien de Romeinen geloofden, dat hij den kinderen in de baarmoeder het leven schonk.
| |
Vitus-dans (St.),
zie Veits-dans.
| |
Vitzdom
(uit vice dominus), een stadhouder of plaatsbekleeder van een' regerend heer; bijzonder in de middeleeuwen degene, die in geestelijke gestichten het wereldlijk regtsgebied uitoefende. In sommige streken van Opper-Duitschland en aan den Rijn komt de titel van Vitzdom thans nog werkelijk voor, en beteekent een stedehouder over eenig district.
| |
Vitzliputzli,
een God, onder welken de Mexicanen het booze grondwezen vereerden, en hem, als een man van ontzaggelijke grootte, in zittende houding afbeeldden.
| |
Viva! Vivat! Vive! hij,
zij of het leve! Een Vivat, een heilwenschend vreugdegeroep. Viva voce, Lat., met levende, luide, hoorbare stem, mondeling.
| |
Vivace,
Ital., (muz.) levendig, vurig. Vivacissimo, zeer levendig, zeer vurig. Vivaciteit, vivacité, Fr., levendigheid, vrolijkheid, wakkerheid.
| |
Vivificatie,
bezieling, levend- of levendigmaking.
| |
Viviparen,
zoogdieren, dieren, welke levende jongen ter wereld brengen.
| |
| |
| |
Vivisectio,
ontleding van levende dieren.
| |
Vivres,
Fr., levensmiddelen, mondvoorraad.
| |
Vizier,
Visier, een mikijzer aan schietgeweren; de opening of schuif van eenen helm voor de oogen. Iemand iets in het vizier zeggen, hem iets ronduit zeggen of in het gezigt verwijten.
| |
Vlaamsch,
van Vlaanderen; een pond vlaamsch, eene gefingeerde rekenmunt van 6 gulden.
| |
Vleet,
een, ter walvischvangst uitgerust, van 7 sloepen begeleid, groot schip. Ook eene geheele uitrusting te dier zake; ook, een drijfnet tot de haringvangst; bij de vleet, als met een haringnet opgevischt, in menigte.
| |
Vlies,
wollenvacht, schapenvacht. Het gulden vlies, eene fabelachtige schapenvacht (zie Argonauten). Ridders van het Gulden Vlies, wier ordeteeken eene gouden schapenvacht is.
| |
Vloot,
een kleiner of grooter aantal gezamenlijk zeilende schepen, al of niet onder een gemeenschappelijk bevel staande.
| |
Vlotschuit,
Vletschuit, eene soort van ligter, welke te Amsterdam tot het in- en uitladen van schepen wordt gebruikt.
| |
Vlouw,
een net, hetwelk bijzonderlijk dient, om snippen te vangen.
| |
Vocaal,
Vokaal, zelfklinker, klink-letter, in de spraakkunst; ook wat met de stem geschiedt, b.v.: vocale muzijk, zangmuzijk, in onderscheiding van instrumentale muzijk. Vocabulaire, Fr., vocabulariüm, Lat., woordenboek, woordenlijst, alphabetische lijst van de woorden eener taal. Vocabulist, de vervaardiger van een woordenboek. Vocatie, de roeping, beroeping tot een ambt; ook neiging, aanleg; dagvaarding; vocatief, noodiging. Vocativus, de vijfde naamval of roeper in de spraakkunst; fig., een schalk, looze vogel. Voceren, roepen, noodigen; voor de regtbank roepen.
| |
Voce,
de stem, bijzonder de menschenstem; bij onderscheidene uitdrukkingen in gebruik, b.v.: portamento di voce, het dragen der stem; a mezza voce, met halve stem, enz. Men vindt het ook in de partituren der zangstukken, aan het begin eener aria, tot aanduiding der zangstem.
| |
Voces aretinae.
Zie Solmiseren. Voces Belgicae, Nederlandsche syllaben, of de 7 syllaben, bo, ce, di, ga, lo, ma, ni, die men, toen de oude solmisatie van Guido niet meer aanwendbaar was, in de Nederlanden aannam. Voces Hammerianae, de 6 Aretinische syllaben ut, re, mi, fa, sol, la, in verband met de zevende si, door Kiliaan Hammer er bijgevoegd, om de zoogenaamde unitatie te vermijden.
| |
Voer,
voeder, eene wagenvracht; een voer hooi; ook een wijnvat van verschillende grootte.
| |
| |
Voetiaan,
een aanhanger van den bekenden Voetius. Ook wel, schertsenderwijze, een voeteerder.
| |
Voetkus,
een bewijs van den grootsten eerbied, hetwelk de pausen van elk, die hen naderde, plagten te vorderen.
| |
Vogelvrij,
evenzeer aan alle beleedigingen blootgesteld, als een vogel in de lucht, welken men ongehinderd kan dooden.
| |
Vogue,
Fr., gebruik, zwang; aanzien, naam; in vogue zijn, gezocht worden, toeloop hebben, in zwang zijn.
| |
Voici,
Fr., ziehier; voilà, ziedaar.
| |
| |
Volatiel,
volatile, Fr., vlugtig, spoedig vervliegend of verdampend. Volatiliseren, (scheik.) vlugtig maken, doen vervliegen of verdampen. Volatiliteit, vlugtigheid, vervlieg-
| |
| |
baarheid; eigenschap van een ligchaam, om, aan het vuur blootgesteld zijnde, spoedig in damp te veranderen; ook veranderlijkheid, onbestendigheid, wankelmoedigheid in zijne ontwerpen.
| |
Vol bolwerk,
waarbij de walgangen der tusschen wallen zamenkomen, zoodat er in het midden van het bolwerk geene plaats ledig blijft.
| |
Vole,
het halen van al de slagen in het kaartspel.
| |
Voleé,
Fr., vlugt, menigte. A la voleé, in de vlugt, in der ijl. Des gens de la première voleé, lieden van den eersten, rang.
| |
Volière,
eene groote vogelkooi, waarin zich vele vogels te zamen of afgezonderd bevinden; eene vogelvlugt, een duivenslag.
| |
| |
Volksverhuizing,
die gebeurtenis, wanneer een talrijk volk zijne woonplaats verlaat, om voor zich eene andere op te zoeken, of ook om eene andere te veroveren. In het bijzonder verstaat men daaronder de togten van geheele volkeren, die in de eerste eeuwen, na Christus geboorte, uit het Noorden naar het Zuiden plaats hadden, en aan geheel Europa, alsmede aan het noordelijk gedeelte van Azië, eene andere gedaante gaven.
| |
Volones,
noemden de Romeinen die slaven, welke zich, in tijden van nood, vrijwillig tot de krijgsdienst aanmeldden. Zij genoten gelijke regten met de overige soldaten, en bekwamen, als zij zich goed hielden, het burgerregt.
| |
Volontair,
volontaire, Fr., een vrijwilliger, vrijwillig soldaat.
| |
Volonté,
Fr., de wil, het believen, welbehagen. A la volonté, naar believen, naar welgevallen. Billet, payable à volonté, een wissel betaalbaar, zoodra de houder het verkiest, Volente Deo, Lat., indien God wil.
| |
Volsella,
vulsella, korentang; een heelkundig werktuig van zilver of staal, tot menigerlei gebruik.
| |
Voltaïsmus,
voltaïsche batterij, de toestel, door den hoogleeraar Volta, in Pavia, uitgevonden, tot versterking van het galvanismus.
| |
Volte,
Fr., de volkomene kringloop met het paard, in de rijbaan; ook kaartslag, kaartkeering of -verruiling; zoo is de volte slaan, eene kaart behendig eene andere plaats geven, de middelste, bij voorbeeld, boven, en de bovenste in het midden brengen.
| |
Volteren,
in de schermkunst, eene beweging, welke tegen het traverseren der tegenpartij (somtijds ook zonder dit) wordt gemaakt, en daarin bestaat, dat men, om weder met hem in eene regte lijn te komen, den linkervoet, naar zijne regterzijde heen, achter den reg-tervoet zet.
| |
Volti,
Ital., (muz,) keer om! omgekeerd! Volti subito, keer schielijk om!
| |
Voltigeren,
springen, kunstsprongen maken, bijzonder van en op een paard. Voltigeur, Fr., een springer, kunst- of luchtspringer. Voltigeurs, eene soort van ligt voetvolk, bestemd tot het tirailleren op den vleugel eener armee.
| |
Volturna,
Vulturna, eene, bijzonder door de Hetruriërs vereerde, Godheid, in wier tempel zij staatszaken verhandelden.
| |
Volubel,
volubilis, Lat., buigzaam, lenig, bewegelijk. Volubiliteit, volubilitas, Lat., bewegelijkheid, buigzaamheid, radheid, bijzonder die der tong (volubilitas linguae). Volubilitas fortunae, de onbestendigheid der fortuin.
| |
Volumen,
(verk. Vol.) volume, Fr., eigenlijk alles, wat opgerold kan worden, bijzonder eene rol papieren of schriften, gelijk bij de ouden; van daar een pak, bundel schriften enz.; insgelijks de groot-
| |
| |
te, dikte, ligchamelijke inhoud en omvang van iets, bijzonder van een boek; een band, een deel. Volumuneus, volumuneux, Fr., veel plaats beslaande, dik, diklijvig; ook veeldeelig, uit vele deelen of banden bestaande (van boeken).
| |
Volumnus,
een God, van wien de Romeinen geloofden, dat hij de neigingen der menschen beheerschte, en hen tot het goede leidde. Men had ook eene dergelijke godin Volumna, en beiden werden door echtelieden aangeroepen, om een wederkeerig goed vertrouwen te onderhouden.
| |
Volupia,
de Godin der welvaart. In haren tempel stond ook een beeld van de Godin der ongelukkigen, Angeronia, met omzwachtelden mond.
| |
Voluptuëus,
voluptueux, Fr., wellustig, genot-ademend.
| |
Volusja,
Volutina, eene Godin der Romeinen, welke voor het uiterste der korenaren zorg droeg.
| |
Volute,
de krullen of sieraden in de kapiteelen der zuilen van de hooge orden.
| |
Volutiten,
versteende slakken, welke gekronkeld en schroefswijze zijn gevormd.
| |
Vomeren,
braken, overgeven. Vomitief, vomitoriüm, Lat., een braakmiddel.
| |
Vomica,
zweer, etterbuil. Vomiceus, wat de etterbuilen betreft, daartoe behoorende.
| |
Voorgebergte,
een gebergte, dat voor de overige kust in zee uitsteekt, anders kaap genoemd.
| |
Voorloop,
de sterkste wijngeest, die bij het disteleren het eerst afloopt.
| |
| |
Voraciteit,
voracité, Fr., de vraatzucht, gulzigheid.
| |
Vota,
Lat., de stemmen, kiesstemmen; ook geloften, Vota majora, de meeste stemmen, meerderheid van stemmen. Votant, een stem-uitbrenger, stemgever. Votatie, votering, de stemming, stemgeving; stemzameling. Voteren, stemmen, zijne stem geven, Votivist, een arme Katholijke wereld-geestelijke, die zich, alleen door het lezen van missen, onderhoud verschaft. Votum, Lat., gelofte zegenwensch; stem bij eene keus, kiesstem; ook goedkeuring; votum castitatist de (klooster) gelofte van kuischheid en eenen ongehuwden staat; votum obediëntiae, gelofte van (onvoorwaardelijke) gehoorzaamheid; votum paupertatis, de (klooster) gelofte der armoede. Voveren, geloften doen; wenschen.
| |
Votief,
een geschenk, hetwelk aan eene kerk, uit hoofde eener gelofte, wordt gemaakt. Naast dezelve worden somtijds votief-tafelen opgehangen, welke opgeven, waarin de gelofte bestond. Votief-gelden, op sommige plaatsen, de geregts-kosten enz.
| |
Voua,
eene Siamesche lengtemaat, van omtrent 6 voet.
| |
Voule,
eene maat van omtrent 2.5 Nederl. once, waarmede op Madagascar de rijst wordt gemeten.
| |
Vox,
Lat., de stem. De toonkunstenaars hebben vier voces of stemmen, als: bas, tenor, alt of discant. Vox humana, de menschelijke, of menschenstem (benaming van een orgelregister). Vox clamentis in deserto, de stem des roependen in de woestijn. Vox populi, vox Dei, de stem des volks is de stem Gods.
| |
Voyageur,
Fr., een reiziger; zwerver, Guide des voyageurs, wegwijzer.
| |
Vrijleen,
een leengoed, welks bezitter tot geene diensten is verpligt.
| |
Vroed,
wijs, voorzigtig, loos, geslepen.
| |
Vu,
Fr., gezien; eene goedkeurings-formule op sommige stukken; in Frankrijk, op wissels, wanneer
| |
| |
men wel de juistheid van den daarin uitgedrukten vervaltijd erkent, maar zich nog niet tot betaling verbindt.
| |
Vue,
Fr., gezigt, uitzigt, aanblik, aanschouwing, voorstelling, oogmerk, doel. Op wissels, à vue, op zigt, in het oogenblik, dat de wissel hem, op wien hij getrokken is, wordt vertoond; en de vue, na zigt, van het tijdstip af gerekend, dat de wissel is aangeboden.
| |
Vulgair,
vulgaris, Lat., alledaagsch, gering, gemeen, laag. Vulgariteit, gemeenheid, onbeschaafdheid. Vulgata, de eerste en gewone Latijnsche bijbelvertaling, waarvan men zich uitsluitend in de Roomsche kerk bedient. Vulgeren, vulgeniseren, verspreiden, onder het volk brengen. Vulgo, Lat., gewoonlijk, in het gemeene leven, naar het gewone gebruik. Vulgus, Lat., het gemeene volk, de gemeene man, de groote hoop.
| |
Vulkaan of Vulcanus,
(fabell.) de God des vuurs en der smeden; zijne knechts waren de reusachtige Cyclopen, en zijne werkplaats de vuurspuwende berg Etna, waar de bliksems voor Jupiter werden gesmeed; en van daar noemt men alle vuurspuwende bergen vulkanen. Aan Vulkaan offeren, in het vuur werpen, verbranden. Vulkanisten, zie Neptunus.
| |
Vulkanische producten,
zulke natuurlijke ligchamen, welke door het onderaardsche vuur ontstaan, of ten minste aanmerkelijk zijn veranderd, en door de vulkanen worden uitgeworpen.
| |
Vulnerabel,
vulnerable, Fr., kwetsbaar, wondbaar. Vulneraria, (medicamenta), Lat., wondmiddelen, wondartsenijen, Vulneratie, de verwonding, kwetsing. Vulnereren, wonden, kwetsen. Vulnus, Lat., de wond. Vulnus letale, eene doodelijke wond.
| |
Vulpibus (cum) vulpinando,
Lat., vossen moet men met vossen vangen.
| |
Vulpinalia,
eene gewoonte der oude Romeinen, volgens welke zij jaarlijks, in April, als zij hunne equiriliën of rosspelen vierden, eenen vos met eenen brandenden fakkel verbrandden.
| |
Vultispex,
een gelaatsbeschouwer, gelaatskijker (zooveel als physionomist).
| |
Vulturnus,
de oostzuidoostenwind, een van de sterkste en hevigste winden, waarschijnlijk dezelfde als Eurus.
| |
Vultus sanctus,
volto santo, eene zilveren munt der republiek Lucca, van de grootte eens halven guldens, en 2½ lire waard, in de 17de en 18de eeuw eenige malen geslagen. Op de keerzijde is Christus aan het kruis, met het omschrift Vultus sanctus.
| |
Vuurpijlen (congrevische),
zie Raket.
|
|