Zangen, ter gelegenheid van de algemeene vergadering der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, op dingsdag, den 9den augustus, 1831(1831)–Willem Hendrik Warnsinck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Voorzang. KOOR. Zingt, koren! zingt den lof van 't Vaderland! En, in dien lof, den roem van onze Stichting! Het Volksgeluk, dat dierbaar pand, Dankt Nederland, Naast God, aan u, Beschaving en Verlichting! TWEE STEMMEN. A. Beschaving is een teêr gewas; Maar waar 't zijn schoon ontplooit, Daar worden duintop en moeras In lentedos getooid. B. De duisternis jaagt siddring aan, Waar ze als Vorstin gebiedt; Maar 't vrolijk licht van zon en maan Wekt aller braven lied. A. Dat teêr gewas geeft rijke vrucht, In schatbren overvloed, Gelijk aan 't graan, door zomerlucht En milden dauw gevoed. [pagina 4] [p. 4] B. Dat licht, het voorwerp van ons lied, Blaakt niet met keerkringsgloed; 't Verzengt de ranke stengels niet, Die 't met zijn stralen voedt. A. Beschaving strooit het zaad in de aarde. B. Verlichting kweekt het teêr plantsoen. A. en B. 't Wast op en groeit in kracht en waarde; Zijn vrucht kroont ieder jaarsaizoen. ARIA. Geen Zuiderstrand, noch Oosterstreken, Of waar het licht weldadig gloeit, Bestonden ooit een plant te kweeken, Zóó schoon als hier in 't Noorden groeit. Waar elders storm en rukwind gieren, De kalmte woont aan Batoos kust; In schaaûw van palmen en laurieren Genieten wij het zoet der rust. KOOR. Sier, Neêrland! u met palmen en laurieren, En kroon u met d'olijf van vrede en rust! Vorige Volgende