Vriendenzangen tot gezellige vreugd
(1801)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij
[pagina *1]
| |
[pagina 1]
| |
De avond.Wijze: Pauvre et petite est ma Cabane. of Ah! pourquoi chercher sans cesse.
Avondstond! geen aaklig duister
Dekt u in deez' vriendenkring;
Dat de Maan met zagten luister
Door de dunne wolkjes dring';
Dat zij deezen kring beschijne
Met haar twijfelachtig licht,
En dat somberheid verdwijne,
Hier, waar vreugd haar' zetel sticht.
| |
[pagina 2]
| |
Laat de Menschenhaater zuffen
In zijn' donkere spelonk,
Laaten knijzende Tartussen
Smaalen op een' vrijen dronk.
Hier aan deezen disch gezeten,
Zingen, drinken, dart'len wij,
Daar wij de Ondeugd zelfs vergeeten,
Menschenhaat en huichlaarij.
Vriendlijke Avond! zonder kommer
Wordt uw Zusterlijke Nacht,
Onder vriendschaps heilig lommer,
Aan deez' blijden disch verwacht;
Haar ook zullen wij dan prijzen,
Daar ons Min en Wijn verheugt,
Hooger zal de Maan dan rijzen;
Rijzen t' zaam met onze vreugd.
| |
[pagina 3]
| |
Dat uw tijdkring knijsaarts martel'
Dien noch Wijn noch Min bekoort;
Lachende Avond! vlug en dartel,
Vliegt gij snel voor blijden voort;
Schenkende ons zo menig pretje,
Dat de schuwe Middag ducht;
Jaa! zo lacht een schalk bruinetje,
Daar een zagte blonde zucht.
|
|