Tassoos Godefroy of Hierusalem verlost
(2013)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd1. Een nieuw Vondel-handschriftIn de lente van 1910 ontdekte de Vlaamse geleerde Willem de Vreese in de Keizerlijke Bibliotheek te Sint-Petersburg een omvangrijk Vondelhandschrift. Het betrof een vertaling van een van de belangrijkste dichtwerken uit de Italiaanse letterkunde: Torquato Tasso’s heldendicht Gerusalemme liberata. Ga naar voetnoot1 Het is een kladvertaling in proza, met talrijke doorhalingen, verbeteringen en aantekeningen in de marge. Hier en daar zijn er passages overgeslagen. Canto 4 is niet vertaald. Het handschrift is in 1764 geveild in Den Haag en terechtgekomen in de bibliotheek van de Poolse bisschop Joseph Zaluski. Deze rijke bibliotheek is in 1794 op bevel van tsarina Catharina II in beslag genomen en overgebracht naar haar privé-collectie, de latere Keizerlijke Openbare Biblotheek in Sint-Petersburg. In 1930 is het handschrift door de Russische overheid teruggegeven aan de Biblioteka Naradowa te Warschau, waar het in 1944 tijdens de nasleep van de mislukte Warschau-opstand is verbrand. Vondels Gerusalemme-vertaling is niet opgenomen in de WB-editie van het verzameld werk. Met de bijgaande teksteditie wordt voor de eerste maal de volledige tekst van Vondels vertaling gepubliceerd.
Omdat het handschrift verloren is gegaan, zijn we voor een groot deel aangewezen op de beschrijving van Willem de Vreese. Ga naar voetnoot2 Het papieren handschrift bestaat uit 120 bladen, 315 mm. hoog bij 201 mm. breed. Het is genaaid in een perkamenten omslag. Er zijn twee foliëringen, die geen van beide van Vondels hand zijn. De Vreeses eigen paginering loopt van 2 t/m 112. Ik neem deze telling over. Echter, waar De Vreese 2a, 2b etc. nummert, gebruik ik de tegenwoordig gangbare aanduiding: 2rº, 2vº etc. | ||||||||||
2. Drie eerder gemaakte transcriptiesIn de loop der tijd zijn er van het Vondelhandschrift drie transcripties gemaakt. Daar is allereerst het werk van iemand die De Vreese ‘de onbekende corrector’ heeft genoemd. Dit 17e_eeuwse handschrift (circa 1680) is eigenlijk geen transcriptie, maar een bewerking van Vondels Tasso-vertaling. Niet alleen is Vondels spelling systematisch gemoderniseerd, maar ook is de vertaling op vele plaatsen verbeterd. Bovendien zijn de door Vondel overgeslagen passages alsnog vertaald, inclusief het volledige vierde canto. Dit handschrift berust in de Bodleian Library te Oxford Ga naar voetnoot3. Van deze bewerking zijn slechts enkele fragmenten gepubliceerd. De tweede transcriptie is in de jaren 1911-1913 gemaakt door Willem de Vreese's dochter Nora. Ga naar voetnoot4 Zij had daarbij de beschikking over de autograaf die in die periode was uitgeleend aan de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent. De transcriptie, die steeds onder supervisie van vader De Vreese tot stand kwam, heeft in de marge allerlei paleografische bijzonderheden, zoals varianten en de (vaak ingenieuze) ontcijfering van door Vondel doorgehaalde passages. Van deze transcriptie is slechts een veertigtal stanza’s gepubliceerd. In de jaren ’30 van de vorige eeuw heeft Aleida Nijland zich op haar beurt met Vondels Tasso-vertaling beziggehouden. Zij kon daarbij beschikken over een eigen getypt afschrift van de transcriptie van De Vreese.Ga naar voetnoot5 Bovendien heeft zij twee jaar lang met de autograaf kunnen werken, toen deze, door bemiddeling van De Vreese, door de Biblioteka Narodowa was uitgeleend aan de UB te Amsterdam. Toen het kostbare Vondelhandschrift in 1932 terug moest naar Warschau heeft Nijland er foto’s van laten maken. Achteraf een gouden greep, omdat de autograaf in 1944 in Warschau is verbrand. Nijland heeft ongeveer een derde deel van Vondels vertaling gepubliceerd. Zij begon met canto III, waarvan de volledige tekst in de Vondelkroniek (1930) verscheen. Hierop volgden fragmenten van de canto’s V tot en met XIX in de tweejaarlijkse verslagen van Het Vondel-Museum (1931-1946). Van het laatste canto (XX) is nooit iets gepubliceerd. De door Nijland bezorgde tekst is over het algemeen betrouwbaarder dan de transcriptie van Nora de Vreese, die zij op een aantal punten kon verbeteren. Het is jammer dat we noch van De Vreese, noch van Nijland een verantwoording van de door hen gevolgde transcriptie-methode bezitten. | ||||||||||
3. Algemene uitgangspunten bij de transcriptieMet de internetuitgave wordt voor het eerst de volledige tekst van Vondels Tasso-vertaling gepubliceerd. Mijn transcriptie berust op het overgeleverde fotomateriaal en de eerder gemaakte transcripties van de De Vreeses en Nijland, waarvan ik keer op keer dankbaar gebruik heb gemaakt. Ook het Oxfordse handschrift was regelmatig van nut.Ga naar voetnoot6 De tekst die ik naast de foto’s als leestekst afdruk, is Vondels eindtekst, voor zover men bij een kladschrift van een eindtekst kan spreken. De talrijke doorhalingen en correcties blijven bij deze teksteditie dus buiten beschouwing. Ga naar voetnoot7 Bij de transcriptie heb ik steeds geprobeerd de intentie van Vondel weer te geven. Een vorm als ‘wape nen’, lees ik natuurlijk als ‘wapenen’. En omgekeerd: als er door een ‘slip of the pen’ bepaalde woorden aan elkaar zijn geschreven die duidelijk los bedoeld zijn, transcribeer ik met een woordscheiding. Twijfelgevallen kunnen vaak worden opgelost met behulp van de analogieregel: men kijkt naar overeenkomstige gevallen die wél duidelijk zijn. Als Vondel bijvoorbeeld regelmatig ‘cieraed’ schrijft, transcribeer ik in gevallen waar het onzeker is of de eerste e geschreven is, op grond van de analogieregel: ‘cieraed’. Alleen in het geval dat de e er duidelijk niet staat, transcribeer ik ‘ciraed’. In het kladschrift is er lang niet altijd sprake van een eenduidige spelling. Vondel schrijft nu eens ‘hoofd’, dan weer ‘hooft’, ‘spigel’ / ‘spiegel’, ‘stad’ / ‘stadt’, enz. Ik heb aan deze spelling niets veranderd. Vondel maakt (op beperkte schaal) gebruik van abbreviaturen: het bekende &-achtige teken voor ver (circa 110 maal) en een j-achtig teken voor eyt (circa 20 maal). Deze laatste afkorting wordt meestal gebruikt als er sprake is van plaatsgebrek aan het eind van de regel. In de transcriptie zijn deze afkortingen stilzwijgend opgelost. Als Vondel een woord of een passage niet vertaalt, laat hij steeds ruimte open, die correspondeert met de lengte van de niet vertaalde passage. In de transcriptie geef ik die open plek aan met: […]. In het commentaar wordt steeds vermeld om welke passage het gaat. Omdat ik gedwongen was met (foto’s van) foto’s te werken, was het niet altijd eenvoudig vast te stellen of bepaalde vlekjes e.d. tekens zijn die deel uitmaken van de door Vondel gebruikte interpunctie. Bij twijfelgevallen volg ik doorgaans de transcriptie van Nora de Vreese, die immers de autograaf tot haar beschikking had. | ||||||||||
4. Problemen bij de transcriptieWij weten weinig over Vondels schrift. In mijn dissertatie hoop ik uitgebreider op een aantal kenmerken van zijn handschrift in te gaan. Hier moet ik mij beperken tot slechts enige eigenaardigheden die kunnen leiden tot transcriptieproblemen.
4.1. y of ij? Moller heeft destijds al opgemerkt dat Vondel nooit de punten op de y schrijft. Dit geldt zowel voor zijn klad- als voor zijn netschrift. In tegenstelling tot De Vreese transcribeer ik consequent y. Ga naar voetnoot8 In de schaarse gevallen (zo’n 25 keer) waarin Vondel toch ij schrijft transcribeer ik ij.
4.2. Het probleem van de onduidelijke e De e is van tijd tot tijd heel klein geschreven. In de combinatie -aer kan de e zelfs bijna geheel verdwijnen; de e wordt dan als het ware opgenomen in de verbindingsstreep van a naar r en is dan niet meer dan een klein, nauwelijks waarneembaar boogje. We hebben hier te doen met een van de kenmerken van Vondels kladschrift. In een aantal twijfelgevallen kan de analogieregel worden toegepast. Ik transcribeer dan bijvoorbeeld ‘schuldenaer’ (en niet ‘schuldenar’), etc. In andere gevallen kan de woordbetekenis de doorslag geven. Zo zijn ‘daer’ (bijwoord) en ‘dar’ (persoonsvorm van ‘darren’) soms bijna niet van elkaar te onderscheiden, maar is uit het zinsverband toch duidelijk wat Vondelsbedoeling was. Twijfel kan zich vooral voordoen in geval van een open lettergreep: staat er nu ‘haere’ of ‘hare’? Hier heeft men geen zekerheid aangaande Vondels intentie. Het zou immers kunnen gaan om een spellingvariant. Als ik blijf twijfelen kies ik voor ‘haere’ (op grond van de analogieregel; ‘haere’ komt regelmatig voor, met duidelijke e); is er werkelijk helemaal niets van een e te bespeuren, dan transcribeer ik inderdaad ‘hare’.
4.3. Woordscheiding in geval van enclise en proclise van d en t. In zijn kladschriften laat Vondel regelmatig de apostrof achterwege. Omdat hij de d en de t vaak los schrijft van de omringende letters, is het moeilijk uit te maken of hij in gevallen van enclise en proclise de d of t vast wilde schijven aan het hoofdwoord: ‘dander’ of ‘d ander’, ‘vant’ of ‘van t’? Ik heb in dit soort gevallen de volgende uniformering doorgevoerd. Als Vondel de apostrof weglaat, schrijf ik de woorden aaneen: ‘dander’, ‘tgeen’, ‘int’, etc. Alleen waar er sprake is van een voor het handschrift opvallende ruimte tussen partikel en hoofdwoord, gebruik ik een spatie: ‘d ander’, ‘t geen’, ‘in t’, etc. Als niet duidelijk is of er sprake is van proclise of enclise, omdat de t ongeveer even ver van het voorafgaande als van het volgende woord staat (bijv. ‘van t gevaer’), en het derhalve niet duidelijk is of men ‘vant gevaer’ of ‘van tgevaer’ moet transcriberen, laat ik de waarheid letterlijk in het midden: ‘van t gevaer’. Als Vondel de apostrof wél schrijft, doen zich opnieuw moeilijkheden voor: de afstand van partikels als ’t, t’ of d’ tot het hoofdwoord varieert regelmatig, waardoor er steeds weer twijfel ontstaat over al dan niet aaneenschrijven. Ga naar voetnoot9 Ook hier was een zekere uniformering nodig. Waar Vondel de apostrof schrijft, transcribeer ik volgens de huidige spellingsystematiek (waarmee de spellingpraktijk in Vondels netschrift trouwens overeenkomt): ‘d’ander’, ‘’t geen’, ‘in ’t’, ‘hy ’er’, ‘na ’et’, ‘soo ’k’, etc. | ||||||||||
5. Ingrepen/aanvullingen bij de transcriptieIn de volgende gevallen heb ik iets veranderd of toegevoegd aan Vondels tekst.
5.1. Interpunctie Bij de transcriptie volg ik steeds Vondels interpunctie, ook waar die onvolledig is. Alleen in gevallen waar de tekst door een gebrekkige interpunctie echt onduidelijk wordt, heb ik een leesteken toegevoegd. De ingreep wordt steeds toegelicht in het commentaar.
5.2. Onvolledige doorhalingen Soms vergeet Vondel na een correctie een woord/woorden door te halen. Bijvoorbeeld: ‘op syne oevers verheffen sich [-kruydekens] het kruyd’ (XV, 56). Vondel verandert ‘kruydekens’ in ‘kruyd’, maar vergeet de persoonsvorm aan te passen. Ik transcribeer in zo’n geval: ‘op syne oevers verheft sich het kruyd’, met toelichting in het commentaar.
5.3. Verschrijvingen Waar Vondel per ongeluk een letter weglaat, heb ik die tussen vierkante haken aangevuld. Bijvoorbeeld: ont[v]out (XII, 82), E[g]yptische (XV, 13). Aperte verschrijvingen zijn verbeterd. Bijvoorbeeld: ‘de de’ (I, 28), transcriptie: ‘de’; ‘schuddendende’ (XVI, 12), transcriptie: ‘schuddende’. De verbetering wordt steeds vermeld in het commentaar.
5.4. Onbedoelde weglatingen In het kladschrift slaat Vondel van tijd tot tijd een woord over, waardoor de tekst moeilijk leesbaar wordt. In een aantal gevallen heb ik het weggelaten woord tussen vierkante haken ingevoegd. Bijvoorbeeld: ‘nu wie sal waerdigh [syn] hun overste te wesen?’ (I, 52); ‘de getrouwe hulpe by der [hand] was’ (XII, 81). Bij de keuze van het in te voegen woord heb ik naast de Italiaanse tekst ook het Oxfordse handschrift geraadpleegd. Indien nodig, wordt de invoeging toegelicht in het commentaar, met vermelding van de woordkeuze in het Oxfordse handschrift. | ||||||||||
6. Manuscriptologisch commentaarIn het manuscriptologisch commentaar vindt men informatie over zaken als: varianten, open plekken, onduidelijke plaatsen, bepaalde ingrepen mijnerzijds, notities van de corrector.
6.1. Varianten. Soms noteert Vondel (boven de regel of in de marge) een open variant. Deze variant wordt vermeld in het commentaar.
6.2. Italiaanse woorden. Af en toe noteert Vondel een Italiaans woord in de marge. Dit woord (inclusief vertaling) vermeld ik in het commentaar.
6.2. Open plekken. Als Vondel een passage of woord niet vertaalt, laat hij altijd ruimte open. Zo’n open ruimte geef ik in de transcriptie aan met: [...]. In het commentaar geef ik aan welk woord of welke passage Vondel heeft overgeslagen. Ik volg daarbij steeds de Gerusalemme-editie van L. Caretti (Mondadori, Milano 1992).
6.3. Gebrekkige interpunctie. Wanneer de tekst door het ontbreken van interpunctie onbegrijpelijk dreigt te worden, heb ik (steeds na raadpleging van de Italiaanse tekst) een leesteken toegevoegd. Zo’n toevoeging wordt altijd vermeld in het commentaar. (Vgl. 5.1).
6.4. Verbeteringen en aanvullingen. Door mij aangebrachte verbeteringen (vgl. 5.3.) en aanvullingen (vgl. 5.4.) worden verantwoord in het commentaar. Ter vergelijking wordt regelmatig de aanvulling/verbetering uit het Oxfordse handschrift vermeld.
6.5. Onvolledige doorhalingen. Bij de vermelding van onvolledige doorhalingen maak ik gebruik van de volgende tekens: [-…] voor doorhalingen; <…> voor ingevoegde woorden.
6.5. Twijfelgevallen. Wanneer een woord niet te ontcijferen valt, wordt dit vermeld in het commentaar.
6.6. Notities van de ‘onbekende corrector’. Op een aantal plaatsen heeft de auteur van het Oxfordse handschrift (De Vreeses ‘onbekende corrector’) aantekeningen gemaakt in de Vondelautograaf. Deze notities zijn doorgaans gemakkelijk te herkennen aan het handschrift en de van Vondel afwijkende spelling. De corrector onderstreept steeds het woord in Vondels tekst dat hij wil wijzigen, en noteert dan (boven het onderstreepte woord of in de marge) het woord waaraan hij de voorkeur geeft. Vaak plaatst hij bovendien in de marge een NB-teken. In het commentaar vindt men het door de corrector onderstreepte woord plus de door hem genoteerde verbetering. | ||||||||||
7. Lijst van afkortingenIn het manuscriptologisch commentaar maak ik gebruik van de volgende afkortingen.
|
|