De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 304]
| |
Adonias of Rampzalige Kroonzuchtaant.VAN 1661. - AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t'Amsterdam, Voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. M.DC.LXI). Het titelblad is op de volgende bladzij typografisch nagevolgd, Unger Bibliographie, nr. 638. | |
[pagina 305]
| |
[pagina 306]
| |
Den weledelen heere Jacob de Graeff, Jongkheere van Zuidpolsbroeck.Ga naar voetnoot*1 Hier wort het heiligh treurtooneel weder opgeschoven, daer DavidsGa naar voetnoot1 2 zoon, Salomon, die gezegende vredevorst, en dat heerlijck voorbeeltGa naar voetnoot2 3 van den toekomenden Messias in zijne heerlijckheit, ter vierschaereGa naar voetnoot3 4 gaet, in zijn eerste recht, het gestrenge halsgerecht over zijnen ouderGa naar voetnoot4 5 broeder Adonias, die, onder schijn van d'overschoone Abizag, zijn 6 vaders ongerepte weduwe, met 's konings believen te trouwen, nietGa naar voetnoot6 7 zonder heimelijck verstant van aertspriester Abjathar, en veltheereGa naar voetnoot7 8 Joab, ten tweeden maele naer de kroon van Juda staet. Hier draven,Ga naar voetnoot8 9 onder zoo veele barningen van verscheide hartstoghten, de twee hooft-Ga naar voetnoot9 10 cieraeden van een volkomen treurspel, Herkennis en Staetveranderin-Ga naar voetnoot10-11 11 ge, op het hooghste: want de beooghde bruiloft verandert in een bloet- 12 bancket, de bruiloftszael in een schavot, en de bruitsledekant in eenGa naar voetnoot12 13 graf des rampzaligen bruidegoms, en het erfkroongeschil valt tus-Ga naar voetnoot13Ga naar voetnoot13-14 14 schen bloet en bloet. Men vint'er die hier een schalck oogh op hou- 15 den, gedenckende aen deze lang geslete spreuck:Ga naar voetnoot15
Indien men voor geen rechtbreuck schroom,
Bedrijf gewelt
Als 't kroonen gelt:
In andre zaecken hou u vroom:
20 Eveneens gelijck of Salomons oordeel onrechtvaerdigh waer, aen-Ga naar voetnoot20 21 gezien het tegens de natuurwet, en het recht der volcken street, waer 22 by de jongste billijck den outsten broeder, [en byzonder onder de 23 Hebreen, daer d'eerstgeboren eens zoo diep in de erfenisse taste,]Ga naar voetnoot23 24 behoorde te wijcken: maer zy letten niet van hoe groot eenen na-Ga naar voetnoot24-25 25 druck dit zy, het onfaelbaere bladt, daer het zoo klaer spreeckt, met | |
[pagina 307]
| |
26 achterdocht van valscheit te bevlecken, en anders dan waerheit, wijtGa naar voetnoot26-28 27 afgescheiden van logentael en onrechtvaerdigheit, te leeren spreec- 28 ken. Een omzichtige wacht zich wel den Heiligen Geest te weder-Ga naar voetnoot28 29 streven, die uit den mont van koning David, eenen man naer Godts 30 hart, aldus spreeckt: Onder de zoonen, my van den Heere [want hy gafGa naar voetnoot30 31 my veele zoonen,] gegeven, verkoos hy Salomon, mijnen zoon, om op den 32 troon van het rijck des Heeren te zitten over Israël, en sprack tegens my: 33 Salomon, uw zoon, zal my een huis, en mijne kerckpoortaelen bouwen: 34 want ick verkoos hem my ten zoone, en wil zijn vader zijn, en zijn rijck 35 eeuwigh bevestigen, indien hy volhardt mijne geboden en rechten, gelijck 36 heden, t'onderhouden. Deze eenige getuigenis, uit meer anderen geko- 37 zen, is alleen genoegh om in het broederlijck halsrecht Salomon teGa naar voetnoot37 38 verdaedigen, eenen koning tot zoo groot eene majesteit en wijsheit ge-Ga naar voetnoot38-39 39 schickt, dat hy niet alleen de wijste boven alle menschen genoemt 40 wert, maer oock in gelijckenisse komt by het hemelsche orakel der 41 wijsheit, daer het zeght: ziet hier is meer dan Salomon. Wie zou danGa naar voetnoot41 42 dorven ontkennen dat de natuurwet en het recht der volcken wijckenGa naar voetnoot42 43 moet, daer Godt zelf spreeckt, en de wet stelt? Ick nam de vrymoedig- 44 heit my zelven d'eer te geven dit treurspel uwe weledele jeught op teGa naar voetnoot44 45 draegen, die, ter burgerlijcke regeeringe geboren, de burgerye hoopGa naar voetnoot45 46 geeft u eens te zien bekleeden den stoel en de staetampten, ten beste 47 van zijne stadt en vaderlant, zoo veele jaeren loflijck, bekleet by wij- 48 len uwen grootdaedigen heer grootvader, wiens naem gy niet on-Ga naar voetnoot48 49 waerdigh draeght, en noch waerdiger zult draegen, als zijne dapper- 50 heit en grootdaedigheit eens in u, zijn levendigh afzetsel, op het raet-Ga naar voetnoot50 51 huis, herleven zullen. Uwe edelmoedigheit blijckt alreede, gelijck in 52 een voorspel, in het ridderlijck oefenen van brave paerden, om onderGa naar voetnoot52 53 onze jonge ridderschap de kornet te voeren, en princen en princessenGa naar voetnoot53 54 t'onthaelen. In het bespiegelen van die blijde inkomsten u ziende, vie-Ga naar voetnoot54 55 len mijne gedachten op den kleenen Priaem, die onder de Trojaen- 56 sche kornet, van edelmoedige jongelingen gevolght wert, en van 57 wien de Poeet zeght
Nomen avi referens,Ga naar voetnoot58
| |
[pagina 308]
| |
59 en ick zette dit vaers op uwen rustigen draf:Ga naar voetnoot59 60[regelnummer]
Hoe levend ziet die brave spruit
Zijn grootvaêrs aert ten oogen uit.Ga naar voetnoot61
62 Indien het u gelieve dit treurspel, voorgevallen met den intrede 63 van Salomons rijck, gunstigh t'ontfangen; ick zal het my tot eene on-Ga naar voetnoot63 64 verdiende eere rekenen, gelijck toen wijlen uw heer grootvader mijn 65 treurspel van Gijsbreght van Aemstel met zijne tegenwoordigheit 66 verheerlijckte. Ondertusschen wensche ick altijt te blijven weledeleGa naar voetnoot66 67 heer,
Vwe weledele ootmoedige dienaer
J.v. VONDEL. | |
[pagina 309]
| |
Inhout.1 Prins Adonias, koningk Davids outste zoon, kroonzuchtigh in denGa naar voetnoot1 2 aert, en gesteven door inbeeldinge van zijn voorrecht, stont, met heime-Ga naar voetnoot2 3 lijck verstant van aertspriester Abjathar, en veltheere Ioab, vergeefsGa naar voetnoot3 4 naer het rijck, dat hem misluckte: want de vader liet, uit kracht van 5 Godts bevel, Salomon koningk zalven, en ten troon voeren. Kort na Da- 6 vids overlijden hervatte Adonias [met kennisse der gemelde wederspan-Ga naar voetnoot6 7 nigen, uit kracht van Davids uitersten wille, ten hove met de neck aen- 8 gezien,] dien aenslagh, doch onder schijn van door voorbede der koningin- 9 ne Bersaba schoone Abizag, Davids ongerepte weduwe, by Salomon ten 10 huwelijck te laeten aenzoecken: maer de jongste broeder roock de schalck-Ga naar voetnoot10 11 heit van den outsten, belaste, na rijp beraet, Banajas, overste der hof- 12 benden, Adonias en Ioab met der doot te straffen, en bande Abjathar 13 buiten, en Semei binnen Ierusalem. 14 Het tooneel is op den bergh Sion, in Davids stadt. 15 Hofjoffers bekleeden den rey.Ga naar voetnoot15 | |
Treurspeelers.ADONIAS, Davids outste zoon. ABIZAG, Davids weduwe. BERSABA, Salomons moeder. REY VAN HOFJOFFEREN. ABJATHAR, Aertspriester. JOAB out veltheer. SALOMON, koning over Israël. BANAJAS, Overste der Hofbenden. SADOCK, Aertspriester. NATAN, de profeet. CHUSAI, hofraet. ACHIMAAS, Sadocks zoon. SEMEI, de koningslasteraer. |
|