De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 260]
| |
De kunstkroon
| |
[pagina 261]
| |
En gansch Britanje op zijne knienGa naar voetnoot17
Hem eer en offergaven biên,
Die, zonder zwaert en bloedigh wapen,
20[regelnummer]
Het rijck herwon, en, vol gedult,Ga naar voetnoot20
Ontlaste van die zwaere schult.Ga naar voetnoot21
Nu bloeien alle staeten weêr.
De ridders draven, als voorheenen,
Ten hove, en d'adel, in zijne eer,
25[regelnummer]
Begroet met vreught den jongen heer,Ga naar voetnoot25
Daer hy, van diamant bescheenenGa naar voetnoot26
En gout, uit 's vaders hoogen troon,
Hen overstraelt met zijne kroon.
Met welck een gunst zult gy [de montGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Van zeven staeten] KAREL groeten,
Daer Liefde en Trou het staetverbontGa naar voetnoot31
Bezeglen, en, oprecht van gront,Ga naar voetnoot32
Elckandren liefelijck gemoeten,Ga naar voetnoot33
En Eilanden, verknocht aen een,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
De welvaert bouwen van 't gemeen!Ga naar voetnoot35
Hy, die de kunsten, lange stom
En balling, weder uit het duisterGa naar voetnoot37
Te voorschijn brengt, en geeft alom,
In 't opgaen van zijn koningsdom,
40[regelnummer]
Haer' eersten glans, en vollen luister,
Zal Hollants kunstgaef niet versmaên,Ga naar voetnoot41
Maer zien het hart des offraers aen.Ga naar voetnoot42
Dees goude tijt vergadert vastGa naar voetnoot43
De meesterstucken met verlangen.
45[regelnummer]
De Batavier, door Pallas last,Ga naar voetnoot45
Als perlen, die te zamen past,Ga naar voetnoot46
Om tot cieraet op 't hof te hangen,
| |
[pagina 262]
| |
Op dat de Koning zijn gezicht
Magh weiden in dit schilderlicht.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hun schutsheer STUART hoort met vreughtGa naar voetnoot50
Het stomme doeck en marmer spreecken,
En kent elck werckstuck, en zijn deught,Ga naar voetnoot52
Die 's kenners oogh en hart verheught.
Alle Italjaensche ApellesstreeckenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ontfangen haeren prijs by hem,Ga naar voetnoot55
En door zijn wijze orakelstem.Ga naar voetnoot56
Op 't spoor van 's konings voorbeelt wort
De renbaen van de kunst ontsloten,
Een rijcke geest, die d'eêlsten port
60[regelnummer]
En noopt, ten boezem ingestort.Ga naar voetnoot59-60
De graven, en de hofgenooten
Om strijt naer puick van meestren staen,
Die d'ouden naertreên op hun baen.Ga naar voetnoot63
De zangbergh gaet hier op ten dans,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Niet met Apol van Delos eilant,
Maer van Britanje, met zijn' krans
Van roosmarijn en roozeglans,
Gewelkomt, als der rijcken heilant.Ga naar voetnoot65-68
Hoe wedergalmt die gansche kust!
70[regelnummer]
Hier bloeit de kunsteeu van August.Ga naar voetnoot70
J. V. Vondel.
t'Amsterdam, voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. 1660. |
|