De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

[p. 414]

Op ons Weeshuis.aant.^*

Hier treurt het Weeskint met gedult,
Dat arm, is zonder zijne schult,
En in zijn armoe moet vergaan,
Indien ghy 't weigert by te staan.
Zoo ghy gezegent zyt van Godt,
Vertroost ons met uw overschot.⁶

Ander.

Geen armer Wees op aarden zwerft
Dan die der Weesen Vader derft.
Der Weesen Vader derft hy niet,
Die Weesen troost in haar verdriet:
Dies sla uw oogen op ons neêr.
Ons aller Vader trooste u weêr.

Ander.

Wy groeien vast in tal, en last:
Ons twede Vaders klagen.
Ay, ga niet voort, door deze poort,
Of help een luttel dragen.

* Van 1634? Afgedrukt volgens de tekst van Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 339.
Deze gedichtjes maakte Vondel als opschriften voor het Burger-Weeshuis. In 1634 verhuisde een poortje van de voormalige Stadstimmerwerf naar de St. Luciënsteeg, om als toegang tot het Burgerweeshuis te dienen. Het relief van deze poort, dagtekenend van 1591, is door Hendrik de Keyser gemaakt. Daaronder kwam het eerste van Vondel's bovengeplaatste epigrammen te staan. Ook de beide reliefs op de rechtse en linkse zijmuren, een afbeelding van een weeskind, zijn in Hendrik de Keyser's trant. Daaronder werden de beide andere epigrammen geplaatst (vgl. het artikel van A.W. Weissman: De Nederlandsche Bouwkunst omstreeks 1600, in Oud-Holland, 1908).

6 De volgende uitgaven en het opschrift op het Burgerweeshuis hebben: uit uw overschot.