Gedachtenis van Geurt Diedriks van Beuningen,aant.Ga naar voetnoot*
Raedt en Burgemeester van Amsterdam.
Gestelt ten dienste van zijnen Neve, Daniel Mostert,
Secretaris der selve Stede.
Toen Beuningen het sieckbet hiel,
Het swacke lichaam wou begeven,
En suchte naar het eeuwigh leven;
De droeve Maaght van 't seilrijck Y,
10[regelnummer]
O Diedricks soon, soo ghy my redt,
Soo is 'er hoop. mijn Staat wort krancker.
| |
De burgertwist vreet in, als kancker.
Mijn goude vryheit in de klem,
Toen sloegh sijn hart, en al sijn aders
Van schrick, en vaderlijcke vrees;
Al hijgende op, en liet den wagen
20[regelnummer]
De krancke leên op 't Raathuis dragen;
Soo uitgemergelt en gemat:
Niet eens beducht, of schockend radt
Of winterlucht sijn tijt moght korten,
En op een nieuw hem in doen storten.
Men denck hoe 't bitter hart ontstelde.
30[regelnummer]
Alleen door Beuningens gesicht,
Soo kon een stem de kans verandren:
Soo leeft een grijs en rijp verstandt
35[regelnummer]
Na lange moeite, en veele jaren.
|
-
-
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 9. De uitgave van 1644 heeft door; die van 1650 de juiste lezing: voor.
-
voetnoot*
- Van 1633. Afgedrukt volgens de tekst van Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 211.
Gerrit Dirckz. van Beuningen was in 1627, 28, 30 en 32 burgemeester van Amsterdam. Hij stierf in November 1633. Vondels gedicht, opgedragen aan Daniel Mostaert, die met Van Beuningen's nicht getrouwd was, behelst een herinnering aan het jaar 1628, toen de Burgemeester, hoewel nog ziek en zwak, zich tegen de raad van zijn geneesheer Nicolaas Tulp, naar het Raadhuis liet rijden, omdat beslist moest worden ‘of dat deel der Vroedschap, 't welk de zaken, ontrent het stuk van de Godsdienst, tot matigheit zogt te beleiden, zou konnen boven drijven’ (A.). Zo ‘hielp hy met zijn eene stem de zaak, daar 't om te doen was, doordrijven’ (A.).
-
voetnoot9
-
voor 't steenend bedt: terwijl ook de zieke kreunde van pijn.
-
-
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 19, de oude uitgave (ook die van 1650) heeft achter dit vers een dubbelpunt.
-
voetnoot14
-
hangt aen 't stijven: hangt af van de steun.
-
voetnoot15
- Niet al mijn regenten hebben vaderlike zorg voor 't gemenebest.
-
voetnoot18
-
verpijnde sich: spande zijn uiterste krachten in.
-
voetnoot25
-
De wederspannigheit: de oppositie, de tegenpartij.
-
voetnoot26
- ‘De Heer Reinier Paau hem ziende in den Raadt komen, zeide toen tegens iemant: Het schijnt dat de dooden uit den grave opstaan om mij tegen te zijn’ (A.).
-
voetnoot27
-
voorspoock: voorteken; afgang: nederlaag.
-
voetnoot29
-
flaauwe: die de moed begon op te geven,
-
voetnoot31
- En nam gezamenlik het besluit, dat hun tot eer strekt.
-
voetnoot33-34
- Deze regels zijn niet heel duidelijk. De bedoeling zal zijn: Zo kan één man met wijs inzicht in een beslissend ogenblik de doorslag geven, tot heil van het vaderland.
-
voetnoot36
-
wil: moge; sijn bloet: zijn familie; hier waarschijnlik vooral Mostert's vrouw.
|