De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 184]
| |
De vierde handel.
TITUS de Keyzer. TERENTIUS Hopman.
Titus de Keyzer:
Wy staen op ons vertreck. myn afgestre'en SoldatenGa naar voetnoot1687
Nae zoo veel oorlooghs blyde haer legerplaets verlaten.
Wy laten achter ons een omgeworpen muyr,
1690[regelnummer]
Een Koninglycke stad verdelght met stael en vuyr,
Een aerdrijck omgewroet, een Kerckhof vet van dooden,Ga naar voetnoot1691
Die niemand staen t'ontzien, ten ware dat der IodenGa naar voetnoot1692
Verrezen schimmen ons opkomen mochten dolGa naar voetnoot1693
Met Fackelen, gelyck uyt Plutoos duyster holGa naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Opdonderen zomtyds d'ontstelde Razernijen,Ga naar voetnoot1695
Als al de weereld voor een ancker schynt te rijen:Ga naar voetnoot1696
Maer dat is zonder zorgh: nochtans acht mynen RaedGa naar voetnoot1697
Dit oorbaer, datmen tot gerustheyd vanden staetGa naar voetnoot1698
Hier een bezettingh leght van Krijghslie wel ervaren,
1700[regelnummer]
Die onder eenen vooghd't land hier ontrent bewaren,Ga naar voetnoot1700
Op datter niemand Schans, noch Slot, noch vestingh bouw,
Noch voet krijg, noch yet quaeds den Romulijnschen brouw.Ga naar voetnoot1702
Terentius, die vaeck de schild waert van mijn leven,Ga naar voetnoot1703
Wanneer ick inden strijd my had te diep begeven,
1705[regelnummer]
Omçingeld van 't gevaer, belegerd van 't gekerm,Ga naar voetnoot1705
| |
[pagina 185]
| |
Besloten van 't geweyr, daer met geheven ermGa naar voetnoot1706
Ghy my te redden wist door sabelen en pijcken,Ga naar voetnoot1707
En sloeght een wagenborgh van doon, en versche lijcken:Ga naar voetnoot1708
Deze eere komt u toe: ontfanght, ontfanght van my
1710[regelnummer]
Uw wettelijcke Prins en Veldheer de vooghdyGa naar voetnoot1710
Van gans Iudea. let met aendacht op uw zaecken,
En wilt in 't voordeel van ons Monarchije waecken.
Terentius:
Aenzienelijcke Vorst, och of uw MajesteytGa naar voetnoot1713
Meer nuts genieten mocht van mijn gehoorzaemheyd:
1715[regelnummer]
Wy nemen 't ampt in danck. uw mildheyd is te loven,
Die ons verdiensten in besoldingh gaet te boven.Ga naar voetnoot1716
Verschoont uw Dienaer niet, die als de Keyzer spreeckt
Wenscht te vervullen 't geen aen zynen plicht ontbreeckt.Ga naar voetnoot1718
Titus:
Mijn thiende bende, die haer oyt zoo vroom verweerde,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Gesterckt met noch meer volcx te voet en oock te peerde,Ga naar voetnoot1720
Ick tot bewaringh hier te legeren besloot,
Om d'overwinningh te verzek'ren buyten nood,Ga naar voetnoot1722
Waerom men heeft verschoond den muyr in 't west gelegen,Ga naar voetnoot1723
En 't geen daer aen kleeft: daer het Krijghsvolck vry van regen,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Van hagel, wind en storm, en onwe'er schuylen magh,Ga naar voetnoot1725
En herbergh krygen: hebt ghy over haer 't gezagh:Ga naar voetnoot1726
Omhelst de wetten, en wie tegen 't recht derf woelenGa naar voetnoot1727
Doet hem de strengigheyd van onze Krijghstucht voelen.
| |
[pagina 186]
| |
Terentius:
Al wat myn Heer beveelt werd wetens niet verzuymt.Ga naar voetnoot1729
Titus:
1730[regelnummer]
Geen uytgedreven Ioon geeft hier te woonen ruymt:Ga naar voetnoot1730
Maer and'ren die haer nae ons zeden konnen voegenGa naar voetnoot1731
Vergunt deze ack'ren te bezaeijen en te ploegen,
Mids redelycken tol 't Rijck in te wilgen, enGa naar voetnoot1733
Dat niemand ander staf als onzen scepter kenn'.Ga naar voetnoot1734
Terentius:
1735[regelnummer]
't Is billijck en gegrond, het steunt op goede reden.
Titus:
Zo ymand derf bestaen of vestingen, of steden
Te stichten, en tot zulx yets delve of spitte of graef,
Die heeft het lijf verbeurt, zyn goed en al zyn haef.Ga naar voetnoot1738
Die zaeck is van gewicht, dus hechtze in uw gedachten.
Terentius:
1740[regelnummer]
De Prinçe twyffel niet wy hopen 't te betrachten.
Titus:
Uyt myn gevangens ick heb duydelijck verstaenGa naar voetnoot1741
Dat Simon, die ons zoo veel hoons heeft aengedaen,Ga naar voetnoot1742
Die schelm, dien afgerecht op zoo veel boeverijenGa naar voetnoot1743
Het oorloogh spaerde, om zyn verschulde straf te lijen,Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Zich onder 't muyrwerck houd, 't welck noch van d'aerde roockt,Ga naar voetnoot1745
Met and're die hy nae zyn lust heeft opgestoockt:Ga naar voetnoot1746
Neemt acht hier op, en dees steenhoopen wilt bezetten
Met wachters voor een wyl, die op dien booswicht letten,
Op dat hy 't niet ontslip: indien noch 't recht in zwanghGa naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
By d'Hemellieden is, dat elck zyn straf ontfangh,Ga naar voetnoot1750
| |
[pagina 187]
| |
En penen geld, en boet zyn grouwelycke stucken,Ga naar voetnoot1751
Hy zal u niet ontgaen.
Terentius:
En of dit wou gelucken,Ga naar voetnoot1752
Wat eyscht het recht van hem? te sneuv'len door de byl?
Titus:
Die deughd gebeurt hem niet. dat ghy hem inder ylGa naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
My toestiert wel bewaert te Roome, daer wy wenschenGa naar voetnoot1755
Dat hy in ons triumph zy 't schouwspel veler menschen,Ga naar voetnoot1756
En pynelijck uytbraeck zyn Goddelooze ziel,Ga naar voetnoot1757
Die stadigh van het eene in't ander quaed verviel.
Terentius:
Schept die verrader slechts in onderaerdsche kuylen
1760[regelnummer]
De locht, al gingh hy zich zoo diep uyt ancxst verschuylenGa naar voetnoot1760
Dat hy den Tartarus, daer geenen Phebus schijntGa naar voetnoot1761
Mocht hooren loijen, als de boosheyd word gepijnt:Ga naar voetnoot1762
Die schelm, doorluchtig Held, myn hand niet zal ontvlieden.
Belieft u yets wat meer ghy hebt maer te gebieden.Ga naar voetnoot1764
1765[regelnummer]
Ick volge uw Majesteyt, en doe u uytgeley.
Titus:
De tyd verloopt, het is hooghnoodigh dat ick schey,
En vorder onzen tocht. ick zie nu wy vertreckenGa naar voetnoot1767
De Keyzerlijcke Stad haer zeven halzen recken,Ga naar voetnoot1768
En uytzien nae het heyr, dat waerwaerts het oock vechtGa naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Alom het veld behoud, en prijs en eer inleght.Ga naar voetnoot1770
Ick zie de staçi van de Roomsche burgerijenGa naar voetnoot1771
| |
[pagina 188]
| |
In volle rustingh ons ontmoeten met verblijen:Ga naar voetnoot1772
Den Tyber zwert van volck. ick zie Vespasiaen,Ga naar voetnoot1773
Mijn Broeder, en den Raed by Iovis Tempel staen:Ga naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
De Priesteren 't Outaer vo'en, en al de Goden vieren,Ga naar voetnoot1775
En 't onverwelck'lijck groen 't hoofd des Verwinners çieren.Ga naar voetnoot1776
REY VAN IOODSCHE VROUWEN. FRONTO. REY VAN STAETJONFFREN. DE DOCHTER SION.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Nu wacker stapelt steen. de Nood breyt duyzend listen.Ga naar voetnoot1777
Deze aenslagh blijft ons borgh, of d'eerste treken misten.Ga naar voetnoot1778
O krancke toevlucht! zoo de Koningen van ouwdsGa naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
Bedrupt van Balsem, en verladen met veel gouds,Ga naar voetnoot1780
Behangen met de glans van Purper en Kleynoden,Ga naar voetnoot1781
Opbraecken 't marmor, en opkeken vanden dooden,Ga naar voetnoot1782
Hoe zoud haer quetzen. ach! maer als 't aldus moet zijn,Ga naar voetnoot1783
Dit is de waerheyd naest, en geeft het veynzen schijnGa naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Voor 't ander. wackert u. metst van beroockte steenenGa naar voetnoot1785
Een graf voor d'Ydelheyd, en wilt haer lijck beweenen.Ga naar voetnoot1786
Fronto:
Mars heeft hier uytgeraest. hy scheyd om elders we'er
Een wederspannigh Rijck met zijn gevelde speer,
Met 't weerlicht van zijn schild, en met getogen zweerdeGa naar voetnoot1789
| |
[pagina 189]
| |
1790[regelnummer]
Te slechten tot den grond, en bodem toe met d'eerde.Ga naar voetnoot1790
Ick kome in 's Keyzers naem, gelast om zoo terstondGa naar voetnoot1791
Dees Tempelhoeren, die geen uytstel word gejondGa naar voetnoot1792
Te volgen doen het heyr dat langer niet magh dralen.Ga naar voetnoot1793
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Help God hy komt om ons, het is om ons te halen.Ga naar voetnoot1794
Rey van Staetjonff'ren:
1795[regelnummer]
Steenrotzen berst van een, valt bergen op ons neer.
Troost God waer vluchten wy. hier is geen vluchten meer.Ga naar voetnoot1796
Fronto:
Wegh wegh met dit geraes. 't is langer hier met stenenGa naar voetnoot1797
Noch kermen niet te doen.
Rey van Staetjonff'ren:
Waer wildy met ons henen?
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wat hebdy met ons voor?
Fronto:
Voort voort Iodinnen voort.
1800[regelnummer]
Ick doe u geen verslagh, neen, niet een enckel woord,
Ghy werd het zelf gewaer. wel waer is uw Vorstinne?Ga naar voetnoot1801
Waer is 't hertneckigh wijf?
Rey van Staetjonff'ren:
Wy bidden u uyt minne
Och wijstze ons waerze dwaelt.
Fronto:
'tIs u niet onbewust.Ga naar voetnoot1803
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wy zijn om harent wil bekommert en ontrust.
Rey van Staetjonff'ren:
1805[regelnummer]
Zy droop van onze Rey vol zuchtens, en vol klagen,Ga naar voetnoot1805
Beroyt van hoofd en zin, versuft en heel verslagen,Ga naar voetnoot1806
| |
[pagina 190]
| |
En eermen toezagh (want onze oogen waren dick,
En rood van schreijen) zy in eenen oogenblick
Was ons gezicht ontgaen, en waerwaerts dat wy zondenGa naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Haer stem wierd niet gehoort, haer voetspoor niet gevonden.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Verlatene Vorstin, zo ghy de locht noch schept,
Meld d'oorzaeck waerom datge ons dus begeven hebt:
Want zooder hoop was om uw zelven te verstekenGa naar voetnoot1813
Wy hadden t'zamen wel dit ongeval ontweken:
1815[regelnummer]
Geen klip zo yslijck steyl, geen afgrond is zoo naer,
Vol slangen, vol gedierte, of't uyterste gevaer,
Hadde ons doen klimmen, en opklaveren en dalen:Ga naar voetnoot1817
Of hebdy voor den tijd uw doodschuld gaen betalen,Ga naar voetnoot1818
En zydy van een rotz gesneuvelt op een steen,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
Die gants verplettert heeft 't albaster van uw le'en,Ga naar voetnoot1820
Zoo wilt door eenigh spoock of teken doch gehengenGa naar voetnoot1821
Dat wy u vinden, en met rouw ter aerden brengen.
Fronto:
Hoe luyde het jongst beklagh? hoe droegze haer alsze schied?Ga naar voetnoot1823
Rey van Staetjonff'ren:
Van droefheyd uytgeput, verwonnen van verdriet,
1825[regelnummer]
Zal ick dan, sprackze, die gevallen ben in handen
Van d'onbesneden, zijn haer schouwspel t'mynder schanden?Ga naar voetnoot1826
Zal ick die een Vorstin der volcken ben geweest
Verstrecken een slavin van die ons heeft gevreest?Ga naar voetnoot1828
Zal ick verschoven gaen in ballinghschap vol smertenGa naar voetnoot1829
| |
[pagina 191]
| |
1830[regelnummer]
Mijn ramp ineten? en al steeds met droever hertenGa naar voetnoot1830
Ophalen mynen val? en den voorleden staetGa naar voetnoot1831
Gaen vergelijcken met ons tegenwoordigh quaed?
Noch zoo niet. naulijcx was het kermen vande lippenGa naar voetnoot1833
Of wy verloren haer ontrent die scherpe klippen.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
1835[regelnummer]
Hy gaetze zoecken.
Rey van Staetjonff'ren:
Och of dit gelucken wou,
Dat wy 't lijf berghden van ons welgeboren VrouwGa naar voetnoot1836
In 't uyterste gevaer voor 't woeden der Tyrannen:
Wie weet wat uytheemsch bloed eens met haer aen moght spannen,Ga naar voetnoot1838
En geven zich te velde, om 't overschot der IoonGa naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Te stellen in haer stoel, en Koninghlijcken Troon:Ga naar voetnoot1840
Wie weet van waer ons God mocht een Verlosser wecken,
Die eenen Cyrus zoude, of and'ren Moses strecken,Ga naar voetnoot1842
Of braven Gedeon, of trotzen Iosua,Ga naar voetnoot1843
Of stouten David tot verzettingh van ons scha.Ga naar voetnoot1844
Rey van Ioodsche Vrouwen:
1845[regelnummer]
Staetjonffren zwijght, hy keert met overwinners treden,Ga naar voetnoot1845
Gezwollen om zijn hoofd van toorne, en gants t'onvreden,Ga naar voetnoot1846
Met dreygende oogen spoed hy t'onswaert zynen gangh.
Iehova staet ons by. wat word my 't herte bangh.
Moord! moord! hy treckt't geweer. ick tril, ick beef, ick zidder.Ga naar voetnoot1849
Rey van Staetjonff'ren:
1850[regelnummer]
Genade, o ouwd Romeyn!
| |
[pagina 192]
| |
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Genade, o edel Ridder!
Wat is 't dat u ontstelt? wat is 't dat ghy begaet?Ga naar voetnoot1851
Wat eer is 't dat ghy dees verdruckte Vrouwen slaet?
Een troosteloozen hoop. tert liever uws gelijcken.Ga naar voetnoot1853
Gaet uwen vyand toe zoo zal uw vroomheyd blijcken:Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Hier haeldy enckel schand. laet zincken uwen moed.Ga naar voetnoot1855
Wat is 't dat u ontzet, en heftigh woeden doet?Ga naar voetnoot1856
Wat eyschty zoo verstoort? ach wilt doch wat bedaren.Ga naar voetnoot1857
Fronto:
Dat ghyze daedlijck meld.Ga naar voetnoot1858
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Men zal't u openbaren.
Als 't ymmers zoo moet zijn. aenhoort slechts met geduld.Ga naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Aen haer rampzaligh eynde, en dood heeft niemand schuld
Als zy, die alsze droef haer handen had gewrongen,
En 't aenzicht opgekrabt is van een rotz gesprongenGa naar voetnoot1862
Met schrickelijck gehuyl, 't welck drymael heeft geverghtGa naar voetnoot1863
Den galm die woont in dit omliggende geberght:Ga naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Wy volghden haren sprongh met uytgekreten oogen,
Maer wie had onbezwijmt van 't hooge aenschouwen mogenGa naar voetnoot1866
Een lichaem, welcx gestalt was vanden zwaren val
Gants uytgewischt. o Vrouwe! o rotze! o bergh! o dal!Ga naar voetnoot1868
Fronto:
Dat rieckt nae schelmery. denckt nimmermeer met liegenGa naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Een afgerecht Romeyn als ick ben te bedriegen.Ga naar voetnoot1870
Ziet voor u wat ghy doet.Ga naar voetnoot1871
Rey van Staetjonff'ren:
Wy bidden u gelooft.
| |
[pagina 193]
| |
Fronto:
Waer is het lichaem? flucx.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wat lichaem? dat berooft
Van zijn gedaente is gants verplet in al zijn deelen?
Fronto:
Wijst my 't verplette, voort, en past op mijn bevelen.Ga naar voetnoot1874
Rey van Staetjonff'ren:
1875[regelnummer]
Wy quamen als zy lagh gevallen nae bene'en,
En hieven 't zielloos lijf op vande koude steen,
En groeven 't inder yl daer zelden ymand wandelt,Ga naar voetnoot1877
Van vreeze datze niet wierd nae haer dood mishandelt:Ga naar voetnoot1878
Die eer gebeurde haer noch, dat wy de grafsté wat
1880[regelnummer]
Verheerlijckten met puyn van ons verbrande Stad,Ga naar voetnoot1879-1880
Met heele en halve steen, op datter eenigh teeckenGa naar voetnoot1881
Mocht blyven alsmen van haer eynde quam te spreken.
Fronto:
Waer is de plaetse flucx?
Rey van Staetjonff'ren:
Wy bidden u betoont
Eerbiedigheyd den doon, haer sterflijckheyd verschoont,Ga naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Noch 't lichaem niet onteert van deze, die eylaçy
Ghesneuvelt deerlijck, wierd begraven zonder staçy.
Fronto:
Het lichaem zal ick zien, staet op uw hoede noch,Ga naar voetnoot1887
Want vinde ick dit als 't eerste onwaerheyd en bedroch,Ga naar voetnoot1888
Het zal u rouwen.
Rey van Staetjonff'ren:
Och besnoeyt die booze lusten,Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
En die zoo lieflijck slaept laet inden grave rusten.
Wat zydy voor een volck, die na ghenomen straf
Een doode romp vervolght, en wreeckt u aen een graf?
| |
[pagina 194]
| |
Wat komt u aen? ghy valt aen 't schenden, en aen 't brekenGa naar voetnoot1893
Van onzen timmer, ach! den Hemel zal het wreken,Ga naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
Dat als een dullen hond ghy schuymbeckt, schend, en bijtGa naar voetnoot1895
't Geen heyligh is, en tot een eerlijck lijck gewijd.Ga naar voetnoot1896
Wee ons hy luystert niet. zyn wreedheyd heeft geen ooren.
Best doen wy rechte biechte, en melden 't van te vorenGa naar voetnoot1898
Eer dat hy 't al verwoeste, en in zyn dolligheyd,Ga naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
Tot wraecke van 't bedrogh ons dobb'le straf bereyd.
Vroom Krijghsman, staet wat stil, en willet ons vergeven.
Wy zijn uyt hooge nood, en ancxst hier toe gedreven.
De zinnen lyden last, komt volghtme, want hier byGa naar voetnoot1903
De dochter Sion met een Ionffer twee of dry
1905[regelnummer]
Schuylt in het hol des berghs. Komt uyt 't is al verloren.Ga naar voetnoot1905
Uw volck heeft u verra'en, Princesse welgeboren,
Den aenslagh is ontdeckt. komt wederom in 't licht.Ga naar voetnoot1907
Verheught uw vyand met een treurigh aengezicht.
Hy lacht in ons verderf. komt uyt, en wilt niet schromen:
1910[regelnummer]
Zulx is voor dezen oock een Koningh overkomen,Ga naar voetnoot1910
Die Salems scepter droegh, en met benauwder zielGa naar voetnoot1911
Ontvliende in handen noch van Nimrots naezaet viel:
Die voor hem sneuv'len zagh de vruchten van zyn lenden,Ga naar voetnoot1913
En most van 't licht berooft, zyn leven pijn'lijck enden
1915[regelnummer]
In eenen duyst'ren nacht, in een ongastvry land.
Dit is de gene die ons over zee en zand
Vervoeren zal. indien ghy meer vermooght met kermen
Als wylie, valt hem aen, en brenght hem tot ontfermen.Ga naar voetnoot1918
Dochter Sion:
Ervaren oorlooghsman, nae 't woeden des soldaets
| |
[pagina 195]
| |
1920[regelnummer]
Had vaeck beleeftheyd by den Overwinner plaets,Ga naar voetnoot1920
Die vroom was, en geen roem zocht met een afgestredenGa naar voetnoot1921
Onweerbaer hoopken volcx styf op den neck te treden:Ga naar voetnoot1922
Omhelst doch deze deughd, en leent een lydzaem oorGa naar voetnoot1923
Aen uw gevangens. zeght, wat hebdy met ons voor?Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
Wat lyden gaen wy aen?
Fronto:
Ghy moet terstond na RomenGa naar voetnoot1925
Ons zegefeest ten dienst, het is zoo voorgenomen:
Men zal u, om wiens wil geplenght is zoo veel bloeds,
Gevleugelt volgen doen de Keyzerlijcke koets,Ga naar voetnoot1928
Met uwen ganschen Rey, met duyzend Iongelingen,
1930[regelnummer]
Dan mooghdy zoo 't u lust uw Tempeldeuntjens zingen:
Als ghy de vaten, en al 't goud, en zilverwerck,
En 't Priesterlijck Tapijt, de glori van uw Kerck,Ga naar voetnoot1932
De goude kandelaer, en tafel op een wagenGa naar voetnoot1933
Ziet zegenrijck ten toon voor yder ommedragen.Ga naar voetnoot1934
Dochter Sion:
1935[regelnummer]
Veel eer als zulcx gebeurt zal God op mijn geschreeuwGa naar voetnoot1935
Doen komen op den wegh een Tyger, of een Leeuw,Ga naar voetnoot1936
Die ons verslinden zal, en tot het been toe knagen,Ga naar voetnoot1937
En met zijn ingewand in zynen schuylhoeck dragen:
Veel eer als dat gebeurt, zal 't God zich trecken aen,Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
En ons, of u gezwind met zynen blixem slaen:
Veel eer als dat geschied, eer dat ghy vreughd zult rapenGa naar voetnoot1941
| |
[pagina 196]
| |
In onzen ondergangh, eer werden wy verschapen,Ga naar voetnoot1942
En trecken aen 't gestalt van een onreed'lijck beest,Ga naar voetnoot1943
Eer scheuren wy ons kleed, en schenden uwe Feest.Ga naar voetnoot1944
Fronto:
1945[regelnummer]
Ghy quelt u te vergeefs. wy schricken voor geen dreygen.
Uw roepen geld hier niet. ghy hebt uw lijf niet eygen.Ga naar voetnoot1946
Ghy moet mede over Zee: dus maeckt uw hert geen pijn,
En zult ons dienstmaeghd 'sdaeghs, des nachts ons boelschap zijn.
Rey van Staetjonff'ren:
Ach moeder Sion, helpt, wy zygen ne'er ter aerden,
1950[regelnummer]
Waer toe of wy de bloem van onse jeughd bewaerdenGa naar voetnoot1950
Op een goed huwelijck? om naemaels tot geriefGa naar voetnoot1951
Te dienen een schavuyt een eerloos hangedief?Ga naar voetnoot1952
Om zijn slavin te zijn? om hem te laten dryvenGa naar voetnoot1953
Zijn booze moetwil met ons noyt gerepte lyven?Ga naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Ons kuyscheyd noyt bevleckt? ons witte zuyverheyd?
Wat bruyloft hebben wy ons zelfs niet toegeleyd:Ga naar voetnoot1956
Zal nu een Roffiaen van 't lijf de gordels rucken,Ga naar voetnoot1957
En d'onverwelckte roos van onze Maeghdom plucken?
God moetet zijn geklaeght.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
En zullen wy althansGa naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Den moordenaers, en beuls van ons getrouwe mansGa naar voetnoot1960
Verstrecken tot een proye, en zulcke schelms verwermen,Ga naar voetnoot1961
En hun believen en omhelzen met onze ermen,
En dulden datze met haer lippen ongezondGa naar voetnoot1963
Ons kaecken drucken, en 't korael van onze mond.Ga naar voetnoot1964
| |
[pagina 197]
| |
1965[regelnummer]
Geensins, wy zullen voor 't opdagen vande morgen
Haer 't hoofd omwringen, en in d' eerste slaep verworgen.Ga naar voetnoot1966
Fronto:
't Is langh genoegh gedraelt. volght daer ick u geley.
Ons heyrkracht ghy verlet. men acht hier geen geschrey.Ga naar voetnoot1968
Dochter Sion:
Wy volgen. gaet slechts voor. vergunt ons noch die zegenGa naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
Dat wy ons klachte doen, en zeggen onderwegen
Het Vaderland adieu. bedruckte vanght dan aen,
En neemt uw afscheyd, want de tijd eyscht dat wy gaen.
Rey van Iodinnen:
Ghy onlanghs heerlijck,
Maer nu o deerlijckGa naar voetnoot1974
1975[regelnummer]
Ierusalem hoort ons geklach:
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!Ga naar voetnoot1976
Gezangh en Cyther,Ga naar voetnoot1977
Staf, Kroon en Myter,Ga naar voetnoot1978
Gestoelt' dat noyt zijn weergae zagh:Ga naar voetnoot1979
1980[regelnummer]
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Ghy prachtige hoven,
Die trotz nae boven
Reest, daer de Stad op 't hooghste lagh:
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
1985[regelnummer]
Volckrijcke straten,
Die nu verlaten
Zijt op het schoonste vande dagh:
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Verheven daecken,Ga naar voetnoot1989
| |
[pagina 198]
| |
1990[regelnummer]
Vernielt door 't blaeckenGa naar voetnoot1990
Van 's vyands tortzen oon verdragh:Ga naar voetnoot1991
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Ghy hooge poortenGa naar voetnoot1993
Waer in verhoort, enGa naar voetnoot1994
1995[regelnummer]
Gevonnist elck te worden plagh:
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Gewyde graven
Van die de staven,Ga naar voetnoot1998
En Scepters droegen met ontzagh:Ga naar voetnoot1999
2000[regelnummer]
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Bespiende toornen,Ga naar voetnoot2001
Waer uyt met hoornenGa naar voetnoot2002
Men maeckte vande strijd gewach:
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
2005[regelnummer]
Ghy trotze muren,
Die niet verduren
En mocht der Heyd'nen stormbock doch:Ga naar voetnoot2006-2007
Wy nemen oorlof. och och och och!
O Kerck der Kercken,Ga naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
Waer aen men mercken
Mocht Iacobs yver oon bedrogh:Ga naar voetnoot2011
Wy nemen oorlof. och och och och!
Daer God zijn zegenGa naar voetnoot2013
Uytbreyde in 't plegenGa naar voetnoot2014
2015[regelnummer]
Van d'heyl'ge dienst die hier geschach:Ga naar voetnoot2015
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
| |
[pagina 199]
| |
Daer bly van zinnenGa naar voetnoot2017-vlgg.
De CherubinnenGa naar voetnoot2018
Elck min'lijck groeten met een lach:
2020[regelnummer]
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Daer Levijs stammeGa naar voetnoot2021
Met zuyv're vlamme
Op 't Outer 't offer smoocken de':Ga naar voetnoot2023
Wy nemen oorlof. wee onzer wee!
2025[regelnummer]
O vloer bevolenGa naar voetnoot2025
's Hooghpriesters zolen,
Daer eenen Phenix nam zijn ste':Ga naar voetnoot2027
Wy nemen oorlof. wee onzer wee!
Daer d' Arck behoedeGa naar voetnoot2029
2030[regelnummer]
Aarons roede,Ga naar voetnoot2030
Het Man', en Moses Tafel me':Ga naar voetnoot2031
Wy nemen oorlof. wee onzer wee!
Verslagen Helden,
Die most ontgelden
2035[regelnummer]
's Krijghs toorne, en boeten het gelach:Ga naar voetnoot2035
Wy nemen oorlof. ach ach ach ach!
Verloste Moeders,Ga naar voetnoot2037
Die niet bedroeversGa naar voetnoot2038
Zaeght als uw tepels droogh van zoch:
2040[regelnummer]
Wy nemen oorlof. och och och och!
Die in uwe ermen
't Kind hoorde kermen,
| |
[pagina 200]
| |
En geven zynen doodsnack noch:Ga naar voetnoot2043
Wy nemen oorlof. och och och och!
2045[regelnummer]
Verwoeste steenen,
Verstroyde beenen,Ga naar voetnoot2046
Vleesch dat verstreckt der dieren aes:
Wy nemen oorlof. helaes helaes!
Verleyde zielen,Ga naar voetnoot2049
2050[regelnummer]
Die hielpt vernielen
Uw ouwde stad, en streed zoo dwaes:
Wy nemen oorlof. helaes helaes!
Kelders en kuylen,
Daer voortaen d'Uylen
2055[regelnummer]
Haer laten hooren met geraes:Ga naar voetnoot2055
Wy nemen oorlof. helaes helaes!
|
|