De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |
De tweede handel.
DE DOCHTER SION. REY VAN STAETJONFF'REN. REY VAN IOODSCHE VROUWEN. IOSEPHVS.
De Dochter Sion.
595[regelnummer]
Hoe dwaes hy zich verleyd die zijn geluck vertrouwt,Ga naar voetnoot595
Die op d'uytstekentheyd van zijn paleyzen bouwt,
En troet'len laet zijn ziel van zichtelijcke dingen,Ga naar voetnoot597
Die, hoeze grooter zijn, hoe meer veranderingenGa naar voetnoot598
Haer hangen over 't hoofd, en jagen haer verderf:Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Hoe ydel datmen klutst op 's weerelds timmerwerf,Ga naar voetnoot600
En opboeyt 't handgebaer van menschelijcke zaecken:Ga naar voetnoot601
Dat leerde my de val van Sions hooge daecken,Ga naar voetnoot602
Van dees gebluschte zon: die met datze ondergaetGa naar voetnoot603
De weereld om doet zien, en als voor 't voorhoofd slaet.Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Hierusalem! hoe is uw hovaerdy gesloncken:
Uw preutsheyt overliep, de Weelde maeckte u dronckenGa naar voetnoot606
Met haren gouden kop, en haer fenynigh sap,Ga naar voetnoot607
Zoo flucx 't rees in uw breyn maeckte u de beenen slap:Ga naar voetnoot608
Hoe zoudy langer staen? ghy raeckte aen 't suyzebollen,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En quaemt van d'elpenstoel, en marb're trappen rollen,Ga naar voetnoot610
| |
[pagina 132]
| |
Nasleypende uw perruyck, besprenckelt, peersch, en blaeuw:Ga naar voetnoot611
Daer af ghy noch behielt dees wonden versch en raeuw.Ga naar voetnoot612
Waer is uw schoonheyd nu, die met vergode stralen
Danste op d'oneffenheyd van heuvelen en dalen?Ga naar voetnoot613-614
615[regelnummer]
Die als een Cherub zweefde op 't dack van 't heyligh Koor?Ga naar voetnoot615
En lodderlijck van verr' d'Araber, en den MoorGa naar voetnoot616
Ontstack met yver, om te vli'en haers afgods drempel,Ga naar voetnoot617
En t'offeren haer goud, en wieroock 's Heeren Tempel?
Helaes z'is langh verwelckt. een onverwacht tempeestGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Dees bloem den keurs uyttrock in 't midden van haer feest.Ga naar voetnoot620
Hoe grimmigh van d'Euphraet, 't op my gebeten BabelGa naar voetnoot621
De voncken van haer toortze, en blixems van haer sabel
My klonck in 't aengezicht: hoe eys'lijck en verwoedGa naar voetnoot623
De stad aen vlammen vloogh, en zwom in enckel bloed:
625[regelnummer]
Hoe schendigh 't Heylighdom zijn guldene geschierenGa naar voetnoot625
Most laten tot een roof Chaldeen en Assyrieren:Ga naar voetnoot626
Al was 't, al was 't schoon dat haer handen Babylon
Aen Zedechias zaed, en Levys zonen schon:Ga naar voetnoot627-628
Al sleypte ick 't yzer van dien Assur Godvergeten,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Noch heeft mijn borst meer ramps en onheyls nu gesleten.Ga naar voetnoot630
| |
[pagina 133]
| |
Een onweerstand'lijck heyr mijn krachten heeft gemat,Ga naar voetnoot631
En van gebouw ontkleed dees torenrijcke stad.Ga naar voetnoot632
Het muyrwerck ondermijnt van ons drydobb'le wallen
Den stormbock wijcken most, en daeghlijcx is gevallen:Ga naar voetnoot633-634Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Het zacken drymael slaet de bergen krom gebult,Ga naar voetnoot635
En 't puyn de locht met stof tot aende wolcken vult.
De vyand tracht de vest met bruggen, en met leeren,Ga naar voetnoot637
Spijt d'afgebraeckte wacht, gewapent te passeren,Ga naar voetnoot638
En dringht steeds stadwaert aen, en houd ons in alarm.Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Onze ooren zijn gevuld met jammerlijck gekarm:Ga naar voetnoot640
Onze oogen zijn vol slaeps: ons hert is mat van zuchten,
De mond is vol geklaghs: de voeten willen vluchten,Ga naar voetnoot642
En d'ermen evenwel, dan ach! met luttel baetsGa naar voetnoot643
De stormen noch we'erstaen des heydenschen soldaets,
645[regelnummer]
En worst'len, maer helaes! zy worst'len met een stercker
Die reede ons vryheyd heeft verwisselt in een kercker.Ga naar voetnoot646
Wat nood, wat nood waer 't noch in 't midden van de brand,
Voelde ick geen burgerkrijgh in 't zwanger ingewand:Ga naar voetnoot647-648Ga naar voetnoot648
Al dronck ick zulcken kelck met grondsop, en met droesem,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Had ick die slangen niet gequeeckt in mynen boesem:Ga naar voetnoot650
| |
[pagina 134]
| |
Waer 's Tempels vloer met 'tbloed der Priest'ren niet besprengt:Ga naar voetnoot651
Zaegh ick die vuysten van mijn burgers niet vermenght,Ga naar voetnoot652
En bieden 't scherpe spits elckanders heupe en lenden:Ga naar voetnoot653
Wy hadden noch gekampt eerze ons ons vryheyd schenden.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Maer ach rampzaligh volck! om dat u God verlaet
d'Een aengewreven plaegh tot duyzend erger slaet:Ga naar voetnoot656
Uw lijftocht oorlof neemt: dies met zijn dorre schinck'len,Ga naar voetnoot657
Den Honger uytgevast dat zijn gebeenten rinck'len,Ga naar voetnoot658
Spoockt straten op en ne'er, en stoockt een nieuw rumoer,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
En raest, en smijt, en loopt de deuren op de vloer.Ga naar voetnoot660
Het uytgemergelt lijf als 't hooger niet kan lijenGa naar voetnoot661
Misthoopen ommewroet, en boet zijn lust aen prijen,Ga naar voetnoot662
En haelt zich op den hals zoo doodelijcken pestGa naar voetnoot663
Dat d'onbegraven doon men slingert inde vest.
665[regelnummer]
Wee! wee! den vyand zelf moet 't hert in 't lijf bezwijcken,Ga naar voetnoot665
Zoo flucx de stanck opgaet van d' opgehoopte lijcken,
Hy heft zijn handen op nae 't sterrenrijck gewelf,
En zweert zulcx is niet zijn maer 't werck der Goden zelf.Ga naar voetnoot668
Broodhonger, 't scherpe zweerd, de braefste om weyr te bieden
670[regelnummer]
Tot 's Keyzers tenten gans mismoedig dwingt te vlieden:Ga naar voetnoot669-670
Daer, als 't roofgierigh volck doorsnuffelende ontdecktGa naar voetnoot671-vlgg.Ga naar voetnoot671
| |
[pagina 135]
| |
Hoe 't ingewand een schrijn den vluchtelingh verstreckt,Ga naar voetnoot672
De goudzucht 't hert bekoort, dat zonder haers t'erbermenGa naar voetnoot673
Geen rijcker mynen wenscht als die goudrijcke darmen:
675[regelnummer]
Den hongerigen buyck dien rijckdom word misgunt,
En krijght voor gerstenbrood eens stalen degens punt.Ga naar voetnoot676
Noch overwoegh een quale alle andere quellagien,Ga naar voetnoot677
Doen die verdufte smoock van 's Tempels timmeragien,Ga naar voetnoot678
Doen d'hongerige vlam dat Priesterlijck gebouw:Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
O hertsteeck! o verdriet! o smert! o druck! o rouw!Ga naar voetnoot680
Wat Is'ralyt voortaen verschovelingh der menschenGa naar voetnoot681
Zal eeuwigh niet dien dagh vervloecken en verwenschen.
Ick zagh een Roomsch soldaet met zyn gekamden helmGa naar voetnoot683
Op Kerckdiefte afgerecht, God Iacobs keert dien schelm!Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Ons vliende schildwacht kort navolgen met de glensters
Eens gloeyendigen brands: daer hy de goude venstersGa naar voetnoot685-686Ga naar voetnoot686
Van 't heylighdom me' blaeckte, en Godvergeten stout,Ga naar voetnoot687
't Vervloeckte vuyr stack aen 't gewyde ced'renhout:
De Ceder reyckt' zijn hitt' d'olijf te vet om lessen:Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
D'Olyf den Den ontvonckt: de Denne den Cypressen:
Dies eermen ommeziet dat schoon getimmer bernt,Ga naar voetnoot691
En braeckt zijn voncken uyt nae 't flonck'rende gesternt'.
Help God! de brand steeckt op, en een geschrey met eenenGa naar voetnoot693
Zwilt met d'opgaende vlamme en klatert door de steenen.Ga naar voetnoot694
| |
[pagina 136]
| |
695[regelnummer]
't Barbarisch volck komt aen op 't vuyr en op 't geluyd,Ga naar voetnoot695
En vlamt op zoete wraeck, en ruyterlycken buyt.Ga naar voetnoot696
De Keyzer in zyn droom, zo onverziens gedaghvaert,
Vliegt op, grypt schild en helm, en d'appel van zijn slagzwaerd:
Verneemt hoe 't vuyr met asch 't gewijde marmer deckt,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
En 't golven vande vlam de gulde daecken leckt:
Speurt hoe een roode gloed versmilt die goude schalien,Ga naar voetnoot701
En 't hoogh verhemelt Koor worpt voncken door zijn tralien:Ga naar voetnoot702
Dies zweert hy by zijn staf, zijn purper, en zijn kroonGa naar voetnoot703
Dat elck om 't eerste lesch, en 't Ioodsch gebouw verschoon:Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Maer ach! hy roept te spa: zijn krijten is verloren:Ga naar voetnoot705
Hy buldert schoon om zunst, het oorloogh heeft geen ooren.Ga naar voetnoot706
Daer mochtmen Moria ten Hemel reyzen zien,Ga naar voetnoot707
En ons verbaest den brand in 's vyands stael ontvlien.Ga naar voetnoot708
Daer zaghmen Salomons herborene paleyzenGa naar voetnoot709
710[regelnummer]
In heete kolen staen, als gloeyende forneyzen.Ga naar voetnoot710
d'Olijfbergh heet geroost aemachtigh zweet alree.Ga naar voetnoot711
Het strand wenscht hooger vloed. d'eylanden inde zee,Ga naar voetnoot712
| |
[pagina 137]
| |
Thabor en Hermon haer voor zulcken gloed ontzetten,Ga naar voetnoot712-713Ga naar voetnoot713
En Kedrons zilv'ren nat, en Gihon drooght van hetten.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Het kraeckende gedreun doet aers'len ons Iordaen,Ga naar voetnoot715
En doodverwt 't aengezicht van d'onvoldragen maen.Ga naar voetnoot716
Hier vluchten wy te spa. d'een braden moet, en hersten,Ga naar voetnoot717
En d'ander half geschroeyt van boven springht te bersten.Ga naar voetnoot718
D'een inde borst gequetst met een vervlogen hout,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Beklaeght dat hy zijn ziel heeft 't Heylighdom vertrouwt:Ga naar voetnoot720
En d'ander, die getroost omhelsde 't heyligh Alter,Ga naar voetnoot721
Word van het zweerd verrascht, en sneuvelter, en valter.Ga naar voetnoot722
De Nood beveelt t'ontwij'n, en yder te betre'enGa naar voetnoot723
't Plaveysel afgekeurd voor's Priesters zool alleen:Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Maer wat kerckschender heeft hier 't heylige in hooghachtingh.Ga naar voetnoot725
Genade o Davids God! wat 's dit een wreede slachtingh.Ga naar voetnoot726
d'Ontbonden wraeck, die 't al wat uytmunt flucx verderft,Ga naar voetnoot727
Wiens slippen zijn met bloed schaerlakenrood geverft,
Het Iodenvleesch goed koop aen riemen snijd en lappen.Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Het slibberige rood stroomt langhs de marm're trappen,
Dat slipp'ren rugg'linghs ons verdervers licht te voet,Ga naar voetnoot731
| |
[pagina 138]
| |
En zelf de vlamme wijckt voor 't uytgestorte bloed.Ga naar voetnoot732
Op 't jamm'ren, en 't gekerm, der gener die hier sneuv'lenGa naar voetnoot733
Geeft antwoord Davids stad, en d'omgelegen heuv'len.Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
De krijghsman afgebraeckt maeyt eenen gouden oeghst:Ga naar voetnoot735
En doons, en moordens zat, eer 't alles is verwoestGa naar voetnoot736
Aen 't plond'ren valt, en ruyt, en rooft de gulde vaten,Ga naar voetnoot737
En al wat half geblaeckt hem 't vuyr heeft nagelaten.
Helaes! als ick 't gedenck, het hayr te berge stijght:
740[regelnummer]
Wat word my bange. ick zwijm. ick sterf. het herte ontzijght.Ga naar voetnoot740
Staetdochters reycktme. amy!Ga naar voetnoot741
Rey van Staetjonff'ren:
Hoe is 't? hoe is 't mevrouwe?
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wee onzer, och zy valt, zy zwymt, zy sterft van rouwe:Ga naar voetnoot742
Brenght hier welrieckend kruyd, kanneel, en kruydery.
O droefheyd!
Rey van Staetjonff'ren:
Zy bekomt.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Hoe is 't mevrouwe?
Dochter Sion:
Amy!
Rey van Staetjonff'ren:
745[regelnummer]
Hoe is 't Princesse?
Dochter Sion:
Amy!
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wat droefheyd quetst uw herte?
Dochter Sion:
Helaes! is 't vragens weerd die ghy gelijcke smerteGa naar voetnoot746
Met my deelachtigh zyt? Staetjonff'ren zonder staetGa naar voetnoot747
Ontslaet u myner. ach!Ga naar voetnoot748
| |
[pagina 139]
| |
Rey van Staetjonff'ren:
Nu stelt uw droefheyd maet.
Dochter Sion:
De rouwe heeft veel te diep haer wortelen geschoten.Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
Ons past dit treurgewaed: en ghy myn speelgenooten,Ga naar voetnoot750
Terwyl ick wat bedaer, waerom en queeldy niet?Ga naar voetnoot751
En spijst mijn droeve geest met eenigh klaeghlyck lied?Ga naar voetnoot752
Myn ziel vermaecken schept in grouwelycke dingenGa naar voetnoot753
Die voorgevallen zyn in dees veranderingen.Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Meld hoe door hongersnood een moeder afgetreurtGa naar voetnoot755
Uyt razernije moord, roost, en met tanden scheurt
Die zoete vrucht haers lyfs.Ga naar voetnoot757
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Watte eysselycke stucken!
Wee onzer! zouden wy met nieuwe ellenden druckenGa naar voetnoot758
Onze afgepynde ziel, door 't wederroepen vanGa naar voetnoot759
760[regelnummer]
Een daed, die vande felste, en bloedighste TyranGa naar voetnoot760
Hoe onverbiddelyck kan 't steenen hert verzachten.Ga naar voetnoot761
Ons breyn te zeer ontsteld, en vliegende gedachtenGa naar voetnoot762
Eer willen zyn gesmeeckt, en zoetelijck gestooft:
Ons wonden zyn te versch, dus slaet dat uyt uw hoofd.
Rey van Staetjonff'ren:
765[regelnummer]
Te schendigh luyd dat feyt, Princesse 't mocht u stooren.Ga naar voetnoot765
Dochter Sion:
Vermach ick yets by u te liever wil ick 't hooren.Ga naar voetnoot766
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Als 't anders niet magh zyn, als 't ymmers wezen moet:Ga naar voetnoot767
| |
[pagina 140]
| |
Nature (die den band van 't moederlyck gemoed
Ontbond, doen uytgeput, en razende van zinne,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
De moeder overtrof in wreedheyd een leeuwinne,
Die in 't Libaensche bosch van honger afgejaeghd,Ga naar voetnoot771
Noch nucht'ren haren roof in haren leger draeght,Ga naar voetnoot772
En aest zorghvuldigh eerst haer eerst geworpen leeuwen,Ga naar voetnoot773
Die nu de vyfde dagh heesch om de voester schreeuwen)Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Ontbind den band, die noch houd 't vrouwelyck geslacht
Aen deernis strengh verplicht, door een verborgen kracht,Ga naar voetnoot775-776
Op dat wy heel en al ontaerd van mededogen
Dit treurspel ons Vorstin by beurt vernieuwen mogen.Ga naar voetnoot778
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Als de vloeck met duyzend bendenGa naar voetnoot779
780[regelnummer]
Van het westen donderde opGa naar voetnoot780
Om Ierusalem te schendenGa naar voetnoot781
Van haer zolen tot den top,Ga naar voetnoot782
Heeftze Sions gaelderijenGa naar voetnoot783
Met een muyr omlegert heel,Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
En dat zegenrijck KasteelGa naar voetnoot785
Ons een Kercker doen gedijen.Ga naar voetnoot786
Och ons voorraet slyt en mindert,
Mindert eer wy ommezien,Ga naar voetnoot788
En 't Latynsche bolwerck hindertGa naar voetnoot789
| |
[pagina 141]
| |
790[regelnummer]
Noch d'aenstaende nood t'ontvli'en:
Dies ons vleesch en been komt knagen
Deze worm die honger heet:
Dies elck flucx van smert vergeet
D'ander opgehoopte plagen.Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
Alsmen 't leder vande schoenen,
Katten, prijen, heeft geknauwt,
En de mage haer niet verzoenenGa naar voetnoot797
Laet, uyt hongersnood benauwt,Ga naar voetnoot798
En hoe langer hoe verwoeder
800[regelnummer]
Ons die beul in 't woeden styft:Ga naar voetnoot800
Hoort waer toe zyn wreedheyd drijft
Herssenloos een droeve moeder.Ga naar voetnoot802
Rey van Staetjonff'ren:
Magh ick anders 't graf niet erven,Ga naar voetnoot803
Zeghtze, nu my 't licht verdriet?Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Moet ick dan van honger sterven?
Kentme nu mijn adel niet?Ga naar voetnoot806
Troost my nu noch schat, noch have?
Was myn toevlucht d'heyl'ge berghGa naar voetnoot808
Daerom dat ick 't vleesch en merchGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
Dien tyran tot voedzel gave?Ga naar voetnoot810
Dat zy God geklaeght hier boven,
Die met duyzend oogen ziet
Hoe ellendigh en verschoven
My geweld en kracht geschied:Ga naar voetnoot813-814
| |
[pagina 142]
| |
815[regelnummer]
Hoe rampzaligh van benouwtheyd
Ick dien slincxen pad insla,Ga naar voetnoot816
En een schendigh stuck besta:Ga naar voetnoot817
Heer vergeeftme deze stoutheyd.Ga naar voetnoot818
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Kind wat hanghdy aen myn speenenGa naar voetnoot819
820[regelnummer]
Aen mijn borsten droogh, en slap:
Daer myn ad'ren dorr' verleenenGa naar voetnoot821
U noch melck, noch bloedigh sap?Ga naar voetnoot822
Snackt uw keeltjen na myn leven?
Moeders ziel druckt uyt dees mam:Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Als uw hertjen maer bequam,
Daer was weynigh aen bedreven.Ga naar voetnoot826
Maer helaes! wie zou myns zoontjensGa naar voetnoot827
Voester zijn na moeders dood?
En deze ingevallen koontjens
830[regelnummer]
Stoven poes'ligh in haer schoot?Ga naar voetnoot830
Ach myn schaep! ghy bleeft vergeten,
En myn asschen onverzaed:Ga naar voetnoot832
Oock myn troost! een wreed soldaatGa naar voetnoot833
Mocht u aen zyn lanci speten.Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Waer 't niet beter 't licht te mydenGa naar voetnoot835
Door uws eygen Moeders hand?Ga naar voetnoot836
En datze u een Kerckhof wydenGa naar voetnoot837
In haer duyster ingewand?
| |
[pagina 143]
| |
Als van Kraeyen opgezwolgenGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
Of een Tygerdier geaest?Ga naar voetnoot840
Of een Leeuw die brult, en raest,
Grimt, en slingersteert verbolgen?Ga naar voetnoot842
Zwangert dan uws moeders lenden,Ga naar voetnoot843
Daer uw geest ontfingh zyn geest:Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Decktze een tafel der ellenden,Ga naar voetnoot845
Datze viere haer leste feest.
Sus mijn schaepken word u banger?Ga naar voetnoot847
Is u 't lieve leven leet?Ga naar voetnoot848
Ick heb mijn gemoed ontkleed:Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Wy zijn kind noch moeder langer.
Rey van Staetjonff'ren:
't Woord drupt vande lippen nouwlijcx
Of ze keelt dat mager dier.Ga naar voetnoot852
Vlied die schroomt voor yet wat grouwlijcx!Ga naar voetnoot853
't Heyligh zieltje vlieght van hier.Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
't Versche vleesch op heete kolen
Half geroost, ten halven gaer
Vreetze, als of't wat leckers waer,
En houd 't overschot gescholen.Ga naar voetnoot858
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Als de Wachters spyze roken,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Bonsden zy de deur in twee:
Vloeckten: hoer wat's hier te koken:
Deylt ons van uw wildbraed mee':Ga naar voetnoot862
Op schaf op uw bradelingen:
| |
[pagina 144]
| |
Op schaf op du looze tesch,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Eer wy elck 't getrocken mes
Drijmael in uw borst omwringen.
Rey van Staetjonff'ren:
Stilt uw gramschap, weest te vreden,
Hier is, zeghtze, 't overschot
Van mijns kinds gebrande leden:Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Eet vry dat u zegent God.
Dat zijn d' ermkens, dit de voetjens,
Dat de spierkens van mijn zoon,Ga naar voetnoot872
Dien my honger dwongh te doon:
't Vleesch dat smaeckte my zo zoetjens.
875[regelnummer]
Zet u neder, weest mijn gasten,
Proeft mijn leste dischgerecht.Ga naar voetnoot876
Waer op wildy langer vasten?Ga naar voetnoot877
Schijnt mijn maeltijd u te slecht?Ga naar voetnoot878
Waerom deynsdy? zal een vrouwe,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Zal een wijf geherter danGa naar voetnoot880
Wezen als een oorlooghsman,
Die het harnasch gespt getrouwe?Ga naar voetnoot882
Zijt slaphertiger, noch weeckerGa naar voetnoot883
Als de moeder, die noch leeft,
885[regelnummer]
En ter nood zoo bitt'ren bekerGa naar voetnoot885
Vol vergifs gedroncken heeft.
Ghy zijt d' oorzaeck van mijn smerte,
Die my 't brood in tegenspoed
Roofde, en 't moederlijck gemoed
890[regelnummer]
Wisselde in een wolvenherte.Ga naar voetnoot890
| |
[pagina 145]
| |
Rey van Ioodsche Vrouwen:
't Was gezeyd. de roovers brulden,Ga naar voetnoot891
Vloden het onmenschlijck dack.
Klachten Salems straten vulden,Ga naar voetnoot893
Waermen van dit grouwel sprack:Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Daer vangt zidd'ren aen en beven:Ga naar voetnoot895
Daer wenscht elck met droef gehuyl
Dat hy in die leeuwenkuylGa naar voetnoot897
Magh den lesten doodsnack geven.Ga naar voetnoot898
Rey van Staetjonff'ren:
Als de Keyzer leent zijn ooren
900[regelnummer]
Zoo beschreijelijcken feyt,Ga naar voetnoot900
Wenscht hy noyt te zijn geboren,
Dondert in zijn toornigheyd:
'k Wil uytspoelen deze vlecken,Ga naar voetnoot903
En dit aerdrijck langh gedreyght,
905[regelnummer]
Dat al meer tot boosheyd neyght,
Gants met gruys en steenen decken.
Dochter Sion:
Ia deckt met gruys, met puyn, en met zyn leste steenen
Dit aerdryck veel te langh beregend, en beschenen:Ga naar voetnoot908
Verwoest, verbrand, en blaeckt dees stad te lang verschoond,
910[regelnummer]
Daer langer langer meer geen menschlyckheyd in woont,Ga naar voetnoot910
Maer eenigh ongediert': dat, als 't geen roof kan vinden,Ga naar voetnoot911
Ontziet zyn eygen nest, en vleesch niet te verslinden.Ga naar voetnoot911-912
| |
[pagina 146]
| |
Hier is geen blyven niet. Staetdochters laet ons vli'en:Ga naar voetnoot913
Ons zolen branden.Ga naar voetnoot914
Rey van Staetjonff'ren:
Maer helaes! helaes! tot wien,
915[regelnummer]
Of waerwaerts roepty ons in ballinghschap te dolen,Ga naar voetnoot915
Mevrouwe, die wy nu zyn 's Keyzers gunst bevolen?Ga naar voetnoot916
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Wy vlieden tijds genoegh, wanneer de bitt're NoodGa naar voetnoot917
Ons van Caesarien scheept, geboeyt, met Titus vlootGa naar voetnoot918
Langhs d'Africaensche kust, en toeschuyft den Latynen,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Daer and'ren Hemel dwaelt, en and're sterren schynen:Ga naar voetnoot920
Daer Roome ondraeghlyck ons gevangen halzen perst,Ga naar voetnoot921
En Memphis slavernye, en Babels iuck ververscht.Ga naar voetnoot922
Rey van Staetjonff'ren:
Maer wie of ginder ons komt nieuwe vreeze inprenten?
Rey van Ioodsche Vrouwen:
't Gelyckt een Roomsch Heraut, die uyt des vyands tentenGa naar voetnoot924
925[regelnummer]
Zet herwaerts zynen tred. wat boodschap of hy brenght?
Heer met wat honighs doch dees bitterheyd vermenght.Ga naar voetnoot926
Eens winters koude ontstelt de leden van verschricken.Ga naar voetnoot927
't Valt al ten erghsten uyt wat wy ten besten schicken.
Rey van Staetjonff'ren:
Geen onbesneden is 't maer ymand vande Ioon,
930[regelnummer]
Zoo 't oogh my niet bedrieght.
Dochter Sion:
Och 't is Matthias zoon.
| |
[pagina 147]
| |
Iosephus zydy 't zelf, of is uw schim verrezen,Ga naar voetnoot931
Die ghy voorlangh by ons begraven waert voor dezen?Ga naar voetnoot932
Iosephus zydy daer? wat komdy nu zoo spaGa naar voetnoot933
Den brand uytlesschen van 't woest Hierosolyma?Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
De daecken ne'ergezackt gekeerd zyn langh tot asschen:Ga naar voetnoot935
Het Krygsvolck heeft in 't bloed zyn handen lang gewasschen,
En 't heyligh goud verklaerd voor Keyserlycken buyt:Ga naar voetnoot937
't Is hier schoon uytgeveeght, gemoord, gerooft, geruyt:Ga naar voetnoot938
De felheyd van zoo veel Hierosolymitanen
940[regelnummer]
Dit mager hoopken liet het aengezicht vol tranen.
Iosephus:
Onzaligh Sion, die uw zinnen overlaed,Ga naar voetnoot941
En mymert om uw ramp, en omgevallen staet,Ga naar voetnoot942
Ghy derft Iosephus niet uws herten grond uytputten,Ga naar voetnoot943
Die alsins heeft gepooght uw dorpels te beschutten:Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Die onlanghs daermen 't al de keel afstack, en sneed,Ga naar voetnoot945
Daer hem de vlamme schoer de noppen van zyn kleed,Ga naar voetnoot946
Daer 't bloed zyn lyfrock smette, en 't breyn hem sprong om d' ooren,Ga naar voetnoot947
U uyt die slachtingh redde, en liet u niet verloren.Ga naar voetnoot948
Dochter Sion:
Vergevet my, genade, het is het is myn schuld.
950[regelnummer]
Verbystert staet my 't hoofd van enckel ongeduld.Ga naar voetnoot950
| |
[pagina 148]
| |
Ick ben my zelven noch gelijck, noch oock niet machtigh.Ga naar voetnoot951
Een bladeken dat ruyscht mijn ziele maeckt vreesachtigh.
Maer zeght ons, watzer gaens in 't heyr van d' onbesne'en?Ga naar voetnoot953
Wat juychen gaeter om? waer wilmen met ons heen?
955[regelnummer]
Wat zwerven langer wy op dees geslagen toppenGa naar voetnoot955
En rotzen, die nu 's nachts, nu 's daeghs met heesche kroppenGa naar voetnoot956
Ons klachten volgen, als wy zien van verre opgaenGa naar voetnoot957
Den smoock, daer onlangs noch plagh d'heyl'ge Stad te staen?
Iosephus:
Het heyrkracht nauwlijcx zat van wo'en op d'uytverkoornen,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Verschoont hadde alleen dry Herodiaensche toornen:Ga naar voetnoot960
Op dat noch eeuwigh de nakomelingh onthieldGa naar voetnoot961
Wat muyrwerck Roome eertyds heeft tot den grond vernielt:
Als d' Overwinner laet een gaelderije oprechten,Ga naar voetnoot963
Van waer hy zelf aldus toeredent zijn landsknechten.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Krijghshelden die dus verre uw rechterhand alom,
En yver hebt besteed tot nut van 't Keyzerdom:Ga naar voetnoot966
Die 's vyands hooghmoed deed op dees steenrotzen krimpen,Ga naar voetnoot967
Van waer halstarrigh hy ons legers dorst beschimpen:
't Is recht dat 's Maerschalcx gunst uw deugd loop' te gemoet,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
En 't zweet uws arbeyds met belooningen verzoet:
Zoo sprekende, met een glad voorhoofd hy der scharenGa naar voetnoot971
Verdiensten vrolijck gaet met giften evenaren,Ga naar voetnoot972
| |
[pagina 149]
| |
En haer deelachtigh maeckt den buyt, en rycken roof,Ga naar voetnoot973
Die 't Heydensch volck aenveerd nae haer soldaets geloof.Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
De vroomste van wiens huyt de sabelen afschamptenGa naar voetnoot975
Hy met halsbanden troost, kleynoodgie, en hooger ampten:Ga naar voetnoot976
Dies 't gansche leger juyght, en in zijn handen klapt,
En elck het bloed vergeet dat hem is afgetapt.
Dochter Sion:
Die feest was voormaels ons, was Sions, en geen ander,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Als David, Iesse zoon, die rechte Salamander,Ga naar voetnoot980
Die midden inde brand van 't Oorlogh 't leven vond,Ga naar voetnoot981
't Hoovaerdigh Rabba brack, daer Ammons hert op stond:Ga naar voetnoot982
Als Assur weeck verstroyt in velden, en woestynen,Ga naar voetnoot983
Dien, die niet zoeters vond als 't bloed der Philistynen,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
En overla'en met roof, met rey, en met tamboer,Ga naar voetnoot985
Op 't Maeghdelijck Musijck ter poorten inne voer.Ga naar voetnoot986
Iosephus:
Den Overwinner om zich danckbaer te bewyzen,Ga naar voetnoot987
En d' hong'rige Afgoon oock met offervuyr te spyzen,Ga naar voetnoot988
Ten heuvel spoede, daer het woeden zoo goed koopGa naar voetnoot989
| |
[pagina 150]
| |
990[regelnummer]
Wierp 't heyl'ge metselwerck der Kercken overhoop:Ga naar voetnoot990
Omcingelt met een stoet schildknapen, en hartsieren,Ga naar voetnoot991
En krijghslie, vrolyck om dees zegefeest te vieren.Ga naar voetnoot992
De beesten afgekeurt ter slachtingh, klommen stout,Ga naar voetnoot993
En zonder aers'len voor zyn aenzicht: doende 't goud
995[regelnummer]
(Dat onlanghs was geschrabt met messen, en met bylen
Van 's Tempels balcken, en van d' halfverbrande stylen,
En om haer hoornen nu gegoten) blincken, alsGa naar voetnoot997
Zy t'elcken staecken op vrypostigh haren hals.Ga naar voetnoot998
De kranssen versch van kruyd gevlochten, men van verreGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Zagh lieflijck groenen, en omschaduwen haer sterre,Ga naar voetnoot1000
En 't zoute veldgewas verzwolgen vande krans.Ga naar voetnoot1001
Twee Priest'ren glad gehelmt, met koper schoon van glans,Ga naar voetnoot1002
Geborstweerd met een plaet, die 't overkleed bedeckte,Ga naar voetnoot1003
Dat bont gespickeld zich ten halven lyve streckte,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Van waer de lyfrock zond zyn vouwen na bene'en,Ga naar voetnoot1005
Omgord met eenen riem vol schilden rond en kleen,Ga naar voetnoot1006
Nabootzende een schalmey met huppelen en springen,Ga naar voetnoot1007
En tromm'lende op haer borst, voor uyt als Leydslie gingen.Ga naar voetnoot1008
't Opsteyg'ren koste zweet. de wegh lagh ongebaent,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
En 't steyl gesteente woest, wanschapen van gedaent'.Ga naar voetnoot1010
Het gladde Horenvee vermoeyt van bangheyd roockte
Om strijd met 't molm verduft, dat half gestikt noch smoockte,Ga naar voetnoot1011-1012
| |
[pagina 151]
| |
En myde in 't klimmen noch 't gebeent', dat moeder naecktGa naar voetnoot1013
Des Heeren bergh tot een ellendigh Kerckhof maeckt.Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
De Kraeyen vloon 't gebulck, en d'Arenden verschrickten,Ga naar voetnoot1015
Die hier ter feest gebeen de Dood 't gezicht uytpickten.Ga naar voetnoot1016
Dochter Sion:
Zwijght, zwyght Iosephus, zwijght van Arenden, en Kraeyen:
Onze ooren zijn te teer: ons hoofd bestaet te draeyen:Ga naar voetnoot1018
Dat schouwspel luyd te vremd: hy zielbraekt die 't aenhoort,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Wy zwijgen die 't beschout. maer neen, vertelt ons voort:Ga naar voetnoot1020
Daer is geen grouwzaemheyd ter weereld zo bezetenGa naar voetnoot1021
Of wy zyn 't nu gewoon, en langh al doorgebeten.
Iosephus:
Genaeckende daer 't nu van lijcken stonck benaeuwt:Ga naar voetnoot1023
Daer d'Arcke voormaels school met Cherub overscha'uwt:Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Van waer men deerlyck de Ierusalemsche wallen,Ga naar voetnoot1025
En ons Stadpoorten zagh geraeybraeckt, en vervallen,Ga naar voetnoot1026
En d' uytgetrocken doon naeckt, zonder onderscheyd,Ga naar voetnoot1027
Den Luypaerden tot roof, de myrre, en 't graf ontzeyd:Ga naar voetnoot1028
Na [dat] de Wich'lers de verwoeste Kerck aenschouwen,Ga naar voetnoot1029
| |
[pagina 152]
| |
1030[regelnummer]
Zy van 't verstroyt gesteente een hoogh outaer doen bouwen:Ga naar voetnoot1030
De stylen half gevonckt, de balcken zwert beroocktGa naar voetnoot1031
Tot brandhout stap'len op het plat, dat daedlyck smoockt,Ga naar voetnoot1032
En willigh 't vuyr ontfanght: terwijl haer d'ossen lietenGa naar voetnoot1033
De basterd eerst gekoort recht tusschen d'hoornen gieten:Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Den krans ontrucken, en die gaer gebonden bla'enGa naar voetnoot1035
Den vlammen heyl'gen, en 't gezouten korengraen:Ga naar voetnoot1036
Den rugh opvlymen, en d'altaerknechts hun genaken:Ga naar voetnoot1037
Die met 't gewijde mes haer voort den strot afstaken.Ga naar voetnoot1038
Het bloed de leeghte koos, en zwalpende over al,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Bootste een verbolgen meyr, en rooden waterval.Ga naar voetnoot1040
De buycken opgeschrobt ontslaen haer d'ingewanden,Ga naar voetnoot1041
Die naeuw doorsnuffelt, 't vuyr ontfingh om te verbranden.Ga naar voetnoot1042
De Priest'ren stelden haer voor 't Altaer ongeknielt,Ga naar voetnoot1043
Dat Titus statigh met de slincker ving'ren hield:Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Den rechter hy ontzey den zwaren Veldheers hamer,Ga naar voetnoot1045
Om Hemelwaerts zijn hand te heffen veel bequamer.Ga naar voetnoot1046
Teruggezienden God! Godin! die noyt geschaeckt,Ga naar voetnoot1047
| |
[pagina 153]
| |
Om Roome, riepen zy, en onzen Tyber waeckt:Ga naar voetnoot1048
O Ianus grys van hayr! en Vesta! die te gaderGa naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Ons gunst draeght, met Iuppyn die grootste, en beste Vader:Ga naar voetnoot1050
O Vader Mars! en al ghy Goon gezamentlyck,Ga naar voetnoot1051
Die ons genadigh zijt, en om het Keyzerrijck
Met zo veel zegens, en triumphen te bevestenGa naar voetnoot1053
't Huys van Vespasiaen hebt uytgekipt ten lesten,Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
En Titus wack'ren erm met zulcken punt verzaeght,
't Welck aers'lingh over smyt al watter scepters draeght:Ga naar voetnoot1055-1056
Die ghy hem gunstigh holpt vermeest'ren dit tyrannigh,Ga naar voetnoot1057
Dit boos verwaten volck, zijn Vorsten wederspannigh:
O Goon wy dancken u: wy loven u o Goon:
1060[regelnummer]
Knickt onzen offer toe, en opent uwen throon.Ga naar voetnoot1060
Dochter Sion:
Straft ghy geen Heyd'nen meer, God Abrahams! en laetze
Afgodisch roocken op uw heyl'ge stede en plaetze?Ga naar voetnoot1062
Waer was uw solpherstrael die noyt dien smaet verdroegh?Ga naar voetnoot1063
Die Ptolomeus plat jeloers ter aerden sloegh?Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Was God van God ontkleed? is hy zoo traegh in 't wreken?Ga naar voetnoot1065
Wat dood, wat straf, wat wraeck, wat volghde voor een tekenGa naar voetnoot1066
Dien grouwel?Ga naar voetnoot1067
Iosephus:
Onder des was 't altaer aengegaen.
| |
[pagina 154]
| |
Met weecken oogen wy dien grouwel zagen aen.Ga naar voetnoot1068
De rotz drijmael verschud, van onder spleet tot boven,Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
En d'afgrond 't licht verzwolgh door 't gapen vande kloven.Ga naar voetnoot1070
Den Hemel wierd bekleed met een verbolgen zee,Ga naar voetnoot1071
En dreyghde met tempeest 't afgodisch vuyr alree:Ga naar voetnoot1072
Maer d'onverlichte, die van droomen haer geneerden,Ga naar voetnoot1073
Dit op een morgengroet, en heylzaem spoock waerdeerden:Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
D'omstaende kryghslie zulcx ten halven naeuw verstaen,Ga naar voetnoot1075-vlgg.
Iô Titus, Iô, Iô Vespasiaen,
Al schaterende zy de klippen weer doen galmen,
En kranssen 's Keyzers kruyn met schaduwende palmen:
De Veldheer weder hun een danckb're ziel toekeert,Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
En met 't geslagen vee den ruyterdisch stoffeert.Ga naar voetnoot1080
Dochter Sion:
Nu treurt Staetdochters, treurt, en krenckt vry al uw zinnen:Ga naar voetnoot1081
Want met haer vleug'len nu de goude CherubinnenGa naar voetnoot1082
De grouw'len decken, die de jonghlingh ons toeriepGa naar voetnoot1083
Die veyligh inde gracht, en 't hol der leeuwen sliep.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Waer toe is Aäron, en Levi nu gekomen?Ga naar voetnoot1085
Wee Tempel, Stad, en Volck. ghy Paradijs der vromen,
Ghy wellust Israels, hoe lighdy nu vertreen!
| |
[pagina 155]
| |
Rey van Staetjonff'ren:
Helaes! Mevrouwe, helaes! geen godlooze onbesne'en
De drymael heylige aerde ontwyde, noch schoffeerde.Ga naar voetnoot1089
Dochter Sion:
1090[regelnummer]
Wie dan?Ga naar voetnoot1090
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Maer 't boevenschuym dat onzen staet verheerde,
Lang eer de gramschap noch des Keyzers veel getergt
Zijn Henghsten briesschen dede, en draven in 't geberght:
Langh eer noch Titus quam aenbrallen op ons vesten,Ga naar voetnoot1093
En ons paleyzen den uytheemschen gaf ten besten:Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Den volck'ren die de maen zien dobb'ren op d'Euphraet,
Wanneerze haer toortze ontsteeckt, en ons den dagh ontgaet:Ga naar voetnoot1095-1096
Die Tigris golven zien uyt Taurus lenden dringen:Ga naar voetnoot1097
Die over Caucasus al hooger Noordwaert springen:Ga naar voetnoot1098
Die op Pactolus strand het goud in d' oogen raeyt:Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Die in d'AEgeesche zee zijn hier en daer gezaeyt:Ga naar voetnoot1100
Van 't West daer Tagus laeft den half gebraden Iber:Ga naar voetnoot1101
Daer 't oever wederzyds geleckt word vande Tyber:Ga naar voetnoot1102
d'AEgypter die den Nyl ziet vloeyen over 't droogh:Ga naar voetnoot1103
d'Araber toegerust met pylen, tros en boogh:Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Meer and'ren, die verhit op 't moorden, en op 't plond'ren,Ga naar voetnoot1105
Met 't weerlicht quamen van haer beuckelaers opdond'ren.Ga naar voetnoot1106
| |
[pagina 156]
| |
Dochter Sion:
Maer zeght Iosephus hoe 't ons manschap is vergaen,Ga naar voetnoot1107
Die d'Overwinner hielt zo strengelijck geva'enGa naar voetnoot1108
In 't leger, alsser niets verschoont bleef onbedorven.Ga naar voetnoot1109
Iosephus:
1110[regelnummer]
Der boozen rotte heeft meest verschulde straf verworven.Ga naar voetnoot1110
Dochter Sion:
Dat was 't daer ick na haeckte. o Scheydsman! die recht scheyd,Ga naar voetnoot1111
En inde weeghschael hanght van uw RechtveerdigheydGa naar voetnoot1112
Der menschen zaecken, die omwent'len hier beneden:Ga naar voetnoot1113
Nu zien wy dat by u geen boosheyd word geleden,Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Die luyd van d'aerde na den Hemel roept om wraeck.
Iosephus:
Nu luystert dat ick u ontvouw de gansche zaeck.
Dochter Sion:
Ghy Reyen geeft gehoor.
Iosephus:
Zo flucx de krijghslie hoorden
't Geblazen koper hun ontzeggen 't vorder moorden:Ga naar voetnoot1118
(Behalven dat het was geoorlooft te verslaen
1120[regelnummer]
Al wat d'onstuytb're Nood in 't harnasch te weerstaenGa naar voetnoot1120
Droomde uyt mismoedigheyd) zy haren Veldheer bodenGa naar voetnoot1121
Noch een ontelb're schaer van afgematte Ioden:
| |
[pagina 157]
| |
Die 's Keyzers omzicht liet door zyner Drossaerts eenGa naar voetnoot1123
Uytzond'ren, en de vrome, en schuldige ondersche'en:Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Maer d'onderzoecker heeft 't verborgen goet te vissen:Ga naar voetnoot1125
In 's moorders voorhoofd leestme het knagende gewissen:Ga naar voetnoot1126
Dus streckt hy zoo terstond gedoemt met ziel, en lyf,Ga naar voetnoot1127
Den woedenden soldaet een zeldzaem tydverdryf.Ga naar voetnoot1128
Hier moeter een goed deel met handen en met voeten
1130[regelnummer]
Genagelt aen het kruys bebloed haer bloedschuld boeten:
Daer, stuyrtmender een hoop van Moria te felGa naar voetnoot1131
Na Kedrons afgrond toe, als na de doncker hel,Ga naar voetnoot1132
En decktze in 't vallen met muyrstucken en met steenen,
Dies vinden zy haer eynde, en uytvaert al met eenen:Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Hier, jagenze om van 't vuyr den heeten gloed t'ontgaen
Haer zelf aen palen dood geschroeyt, en half gebra'en:Ga naar voetnoot1135-1136
Daer, sterven noch uyt nijd en afgunst vande wachtersGa naar voetnoot1137
Veel honderden van dees' Godlooze Godverachters:
Hier, breecktmenze de le'en met knodzen zwaer van wicht:Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Daer quetstmen and'ren 't hert, de darmen, en 't gezicht:Ga naar voetnoot1140
En duyzenderley slagh van nieuwgevonden straffen
Haer boosheyd achterhaelt.Ga naar voetnoot1142
Dochter Sion:
Dat leert dat leertze blaffen,
Die honden tegen God, die oprecht Rechter nietGa naar voetnoot1143
Verschoont in zynen toorne, of door de ving'ren ziet
1145[regelnummer]
Ooghluyckende eenig quaed.
| |
[pagina 158]
| |
Rey van Staetjonff'ren:
Hoe zijnze voort gevarenGa naar voetnoot1145
Die aen Ierusalems verderf onschuldigh waren?
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Hoe anders als bewaert tot een veel strenger lothGa naar voetnoot1147
Als die booswichten zelve, en menschen zonder God.Ga naar voetnoot1148
Iosephus:
Van Iongelingen sterck van lijf zyn zevenhondert
1150[regelnummer]
Tot d'aenstaende triumph des Keyzers uytgezondert,Ga naar voetnoot1150
En die bereyckten noch geen zeven jaer en thien,Ga naar voetnoot1151
Als beesten omgeveylt, men heeft verwiss'len zienGa naar voetnoot1152
Voor eenen penningh thien en tweemael zo veel zielen,Ga naar voetnoot1153
Welck zaligh loofden die door 'tzweerd in 't oorloogh vielen:Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Als zy met 't yzer van haer ketens overla'en,
Den bolpees schroomden van een strengen Gardiaen.Ga naar voetnoot1156
Voorts, om in schouwplaets 't oogh te dienen der Tyrannen,Ga naar voetnoot1157
Zijn tot der Dieren aes geschickt veel strijdb're mannen:Ga naar voetnoot1158
Of om te schermen lyf om lyf, en hand voor hand:Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Waer 's Princen wellust dan haer omvoert achter land.Ga naar voetnoot1160
Het most een steenen hert geborsten zich erbarmen,Ga naar voetnoot1161
Die hier voor 't lest de zoon den vader zagh omermen,
De vaders vallen we'er haer zonen om den hals,
Den stock haers ouderdoms, den troost haers ongevals:Ga naar voetnoot1164
| |
[pagina 159]
| |
1165[regelnummer]
Als elck zijns weeghs bedruckt most volgen die hem leyden,Ga naar voetnoot1165
En ziende thienmael om, in 't al te bitter scheyden
Gaf teeckenen genoegh, hoe strengh natuyr verbind
Door onderlinge trouw den vader aen het kind,Ga naar voetnoot1168
Het kind aen 's vaders ziel, de broeders aen haer broeders:
1170[regelnummer]
Die eertijds hangende aen de borst eens zelfde moeders,Ga naar voetnoot1170
Versloegen d' eerste dorst met d' ongevalschte melckGa naar voetnoot1171
Die uyt een ader vloeyde: o welcken bitt'ren kelckGa naar voetnoot1172
Most hier gedroncken zijn! en zoude ick ons vermanenGa naar voetnoot1173
De klachten, het gebaer, 't verzuchten, en de tranen,
1175[regelnummer]
Ick most bezwijcken, en uwluyder droeve staetGa naar voetnoot1175
Beschreyde vrouwen dit nu geensins toe en laet.Ga naar voetnoot1176
Daer is 't verhael in 't kort.
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Nu wreeckt uw leet met schreeuwen,Ga naar voetnoot1177
En huylen overluyd, ghy onbestorven weeuwen,Ga naar voetnoot1178
Roept luyder als ghy pleeght eertijds in barens nood,Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Doen d'eerstgeboren haeckte in uw benauwde schoot
Nae 't wenschelijcke licht des levens, dat ons langerGa naar voetnoot1181
Verdrietelijcker valt, en gaet met plagen zwanger.
Onze echte mannen ach! gaen zonder den adieuGa naar voetnoot1183
Het afgeworpen jock opnemen op een nieuw:Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Onze ouwdstgeboorne helaes! gejuckt voor een Godloozer
Herboren Pharo vli'en, en Nabuchodonoser.Ga naar voetnoot1185-1186
Ach Ionff'ren met ons treurt.
| |
[pagina 160]
| |
Rey van Staetjonff'ren:
Helaes! waer blyven wy?
De geylheyd des soldaets, och moeders blyft ons by!
Brand na ons reynigheyd met trommelen en pypen.Ga naar voetnoot1188-1189
1190[regelnummer]
Zy naderen om uyt uwe ermen ons te grypen.
Ons kuyscheyd lijd gevaer, die o wat leyder smet!
Ieloers de dorpels hield van 's vaders huys bezet:Ga naar voetnoot1191-1192
Die heerlijck aen den Rey der Maeghden plagh te brommen,Ga naar voetnoot1193
En was geheylight voor zoo schoonen Bruydegommen,Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Die 's vyands wreetheyd gaet verstroijen west, en oost.Ga naar voetnoot1195
Helaes! helaes! helaes!
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Nu dochters zijt getroost.Ga naar voetnoot1196
Rey van Staetjonff'ren:
Och Moeders blijft ons by.
Dochter Sion:
Nu zet u wat te vreden.Ga naar voetnoot1197
Rey van Ioodsche Vrouwen:
God Iacobs ziet ons aen, en redze in zwarigheden,Ga naar voetnoot1198
En zalftze die ghy sloeght.Ga naar voetnoot1199
Iosephus:
Deze yd'le tranen spaert
1200[regelnummer]
Ghy Ioodsche Vrouwen, die uw droefheyd meer verzwaert.
Ghy Maeghden schept wat moeds. wie weet noch van wat endenGa naar voetnoot1201
U onverwachten troost kan Iosephs trooster zenden.Ga naar voetnoot1202
Dochter Sion:
Matthias zoon die d'eer zijt van uw ouwd geslacht:Ga naar voetnoot1203
| |
[pagina 161]
| |
Die d'overwinners vaeck vermorwt hebt en verzacht,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
En met uw lippen knede haer hert van Diamanten,Ga naar voetnoot1205
Van datze haer grof geschut eerst op deze hooghten planten:Ga naar voetnoot1206
Iosephus, of hem noch de Maerschalck zoo beriedGa naar voetnoot1207
Dat hy door u beweeght een maet stelde ons verdriet:
Zoud ghy tot Iacobs heyl, en troost gebruycken latenGa naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Uw redenrijcke tongh gedopt in honighraten.Ga naar voetnoot1210
Iosephus:
Wel duyzendmael zoo veel, mevrouwe, voor gewis
Houd dat Iosephus gunst tot uwen besten is.Ga naar voetnoot1212
's Wets heyl'ge bladen ick geeygent heb door 't bidden:Ga naar voetnoot1213
Mijn bloedverwanten oock behouden in het midden
1215[regelnummer]
Der slachtingh, daer verbaest elck zagh na 't vluchten om.
Des Keyzers mildheyd my den vrijen EdeldomGa naar voetnoot1216
Vereerde, en heb gestuyt veel razende sodaten
In 't moorden, branden, als de weereld scheen gelatenGa naar voetnoot1218
Te wezen zonder Gods bestieringh: dies ick veyl
1220[regelnummer]
Mijn ionste willigh noch tot uw en yders heyl:Ga naar voetnoot1219-1220
Dan overmids ick nu met Titus meer te vergenGa naar voetnoot1221
Zijn goedheyd schynen mocht te zarren, en te tergen:Ga naar voetnoot1222
Verzoeckt veel liever zelf noch met gebogen knien
Verzachtingh van uw quael: wie droomt, wie weet misschienGa naar voetnoot1224
| |
[pagina 162]
| |
1225[regelnummer]
Wat ghy verbidden mocht van hem ter goeder uren.
Der vrouwen tranen doch zoodanigh van naturen
En aert zijn, datze vaeck beroeren noch die geenGa naar voetnoot1227
Die onverbiddelijck in yders oogen scheen.
Gaet Vrouwen, Maeghden gaet dan d' Overwinner smeken,
1230[regelnummer]
Die morgen of in 't kort zijn leger op zal breken.Ga naar voetnoot1230
Vaert wel Mevrouwe, ick ga. hy wende uw ongeluckGa naar voetnoot1231
Die al uw onheyl weet.
Rey van Staetjonff'ren:
Laet ghy ons dus in druck?
Rey van Ioodsche Vrouwen:
Iosephus magh ons meer voor ditmael niet gebeuren?
Dochter Sion:
Staetjonffren volght my na, en houd wat op van treuren.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
tZa gaenwe, laet ons gaen. ghy Vrouwen volght my na.Ga naar voetnoot1235
Wy moeten dwalen op der vyanden gena.Ga naar voetnoot1236
Rey van Iodinnen:
Laet ons beschreijen 't algemeen
Verderf, en 't licht dat ionghst bescheenGa naar voetnoot1238
Die Hemelhoogh getoornde klippenGa naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Van Davids veel bestormde Stad:
Als God haer val gezworen hadGa naar voetnoot1241
Met onbedriegelijcke lippen.
Of 's Tempels grondvest nacht en daghGa naar voetnoot1243-vlgg.
Nae 't Sterren welfsel open lagh,
1245[regelnummer]
Geverwt van 't bloed der welgeboornen,Ga naar voetnoot1245
En ofmen 's Keyzers Ad'ler mochtGa naar voetnoot1246
Zien met zijn pennen slaen de locht,
| |
[pagina 163]
| |
En schitt'ren af van stompe toornen:Ga naar voetnoot1248
Noch even trotz, en onbezorght,Ga naar voetnoot1249
1250[regelnummer]
Op d'opperstad, en Davids borghtGa naar voetnoot1250-vlgg.
De muyters haer borstweeren manden:
En wie zijn doodverw had gezet
Uyt vreeze, 't vluchten wierd beletGa naar voetnoot1252-1253
Van boeven, die hier t'zamen spanden.Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Maer als zijn opzet, en besluyt
God tegen ons wou voeren uyt,
Is schielijck 't Leeuwen hert ontvallenGa naar voetnoot1257
Ons manschap: die beancxt uyt noodGa naar voetnoot1258
Den vyand zonder slagh of stoot
1260[regelnummer]
Beklimmen liet de trotze wallen:
De vyand die zijn vaen alreeGa naar voetnoot1261
Van ons Rondeelen zwieren de',Ga naar voetnoot1262
En blies triumph van vreughde droncken.
Doen quam die dagh en uyr dat GodGa naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Ons had bescheerd dat strenge lothGa naar voetnoot1265
Zijns gramschaps, die bestond t'ontvoncken.Ga naar voetnoot1266
't Roomsch Krijghsvolck als 't geen wederstand
Noch tegenweyr van mannen vand,Ga naar voetnoot1268
Drongh't met geslepene rappierenGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
In d'enge straten bol en dick:Ga naar voetnoot1270
Daer 't wade in eenen oogenblickGa naar voetnoot1271
| |
[pagina 164]
| |
Ten enck'len toe in bloedrievieren.Ga naar voetnoot1272
d'Een om t'ontvli'en de bleecke dood
In onderaerdsche kelders vlood,
1275[regelnummer]
Wiens toegangh wierd gestopt met blinden:Ga naar voetnoot1275
En d'ander door mistroostigheyd,Ga naar voetnoot1276
En wanhoop in zijn ziel verleyd,Ga naar voetnoot1277
Gewapent gingh zijn Kerckhof vinden.Ga naar voetnoot1278
Hoe menigh held, die trotz van moed
1280[regelnummer]
Wou 't vaderland zijn heldisch bloed
Opoff'ren in 't gevaer der straten,Ga naar voetnoot1281
Van vrouwe en kind'ren om den hals
Gevallen wierd, met veel geschals:Ga naar voetnoot1283
Wat wildy vader ons verlaten.
1285[regelnummer]
't Kind dat noch eerst aen bancken ginghGa naar voetnoot1285
Aan 's moeders achterslippen hingh.
De voester 't zuygelingh liet weenen,Ga naar voetnoot1287
En quam haer vrouw te hulp, zoo ras
De Meester greep nae 't courtelas.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
't Riep deerlijck al: waer wildy henen?Ga naar voetnoot1290
Als d'Huysweerd ziet dat uyt noch in
Hem laet 't bestorven huysgezin:Ga naar voetnoot1291-1292
Laet los, laet los, roept hy ten lesten,
Dat ick alleen van 't hooge dackGa naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Mijn poorte vry van ongemack,Ga naar voetnoot1295
En ons ontslae deze helsche pesten.Ga naar voetnoot1296
't Is nauw gezeyd men vlieghter knapGa naar voetnoot1297
| |
[pagina 165]
| |
Na boven, langhs den wenteltrap,
Met steenen toegerust, en blocken.
1300[regelnummer]
Daer ziet hy, hoe een blaeuwe wolck
En roth van't fel Latynsche volckGa naar voetnoot1300-1301
Komt op zyn dorpels aengetrocken.Ga naar voetnoot1302
Maer als zy dreygen klop op klop
Te dryven met heyrhamers opGa naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
De poort bewaeckt van slot, en grendel:Ga naar voetnoot1305
Wreeckt hy dien euvel heel goed koop,Ga naar voetnoot1306
En kneust de voorste vanden hoop,
En hagelt onder 't moorders vendel.Ga naar voetnoot1308
De Ruyters 't bloed, verbittert heel,
1310[regelnummer]
Krimpt van de zool in't beckeneel,Ga naar voetnoot1309-1310
Zoo man en ros de beenen breken:Ga naar voetnoot1311
Dies zendenze met styve booghGa naar voetnoot1312
Wraeckgierigh haer geschut om hoogh,Ga naar voetnoot1313
En branden om dien smaed te wreken.
1315[regelnummer]
Wat groeyt hier een nieuw stads rumoer:
De deur gescheurt vlieght op de vloer,
Van toorn zy op haer tanden knersten:
De voester die betaelt 't gelagh:Ga naar voetnoot1318
De moeder sneuvelt in een dagg',Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
En 'tzuyg'lingh treenze 'thert te bersten.
Terwyl 't bene'en al uytgeleeftGa naar voetnoot1321
Den lesten schreeuw, en doodsnack geeft,Ga naar voetnoot1322
D'Huysvader om haer voor 't verdervenGa naar voetnoot1323
Te ho'en, van boven rolt verbaest,Ga naar voetnoot1324
| |
[pagina 166]
| |
1325[regelnummer]
Die d'ongebonden moorders haestGa naar voetnoot1325
Uyt toorne en wraeck aen hutspot scherven.Ga naar voetnoot1326
De Maeghden nauwlycx houwbaer noch,Ga naar voetnoot1327
Zy na veel dreygementen och!
Van hare jonghvrouwschap onthulden:Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Die na veel zwymens riepen luyd:Ga naar voetnoot1330
Is 't Godlijck recht in Isr'el uyt
Dat God dien overmoed kan dulden?
Wie kan afmalen al d'ellend,
Die waerme 't aenzicht keert of wendGa naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Gebeurt? wat blijfter onbedorvenGa naar voetnoot1335
Van 't roofgier spoock? op snood gewinGa naar voetnoot1336
Verhit, dat menigh huysgezin
Van honger leegh vond uytgestorven.Ga naar voetnoot1338
De zon al vroeger dan zy plagh
1340[regelnummer]
Den draeyboom toesloot van den dagh,Ga naar voetnoot1340
En weeck dees grouw'len inde baren.Ga naar voetnoot1341
Die menschenslachters moordens zat,Ga naar voetnoot1342
Maer woedens niet, doen noch de StadGa naar voetnoot1343
Met vuyr ten Hemel deden varen.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Gelijck den dagh was doorgebracht
Met moorden, zy den duyst'ren nacht
Met blaeck'ren sleten, en met branden.
God waerom ledy dat uw KerckGa naar voetnoot1348
En Stad, der Eng'len timmerwerck,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Geschend wierd van zo snooden handen.Ga naar voetnoot1350
|
|