De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 136]
| |
Lof-zangh,
| |
[pagina 137]
| |
Lieflijck plucken als een Bloem,
Ia aan 't Ooster eynd der werelt,
Daar Tytonis Bruyt bepereltGa naar voetnoot18
Haar blond hayr met spanssels toyt,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En haar roode Roosen stroyt:Ga naar voetnoot20
Dees beroemde Maaght verheven
(Segh ick) schept haar lust en leven
Dat ghy in heur schaduw rust,Ga naar voetnoot23
Aan haar overvloedsche Cust,
25[regelnummer]
Op haar aangename stranden
Daar de voedster vande LandenGa naar voetnoot26
Breede Waters maackt te kleyn,Ga naar voetnoot27
Om te dryven haren treyn,Ga naar voetnoot28
Haren treyn die uyt u konsteGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Schept haar leven en haar jonste,Ga naar voetnoot30
Sonder welck sy onbedochtGa naar voetnoot31
Nimmermeer beklyven mocht.
Ghy o Cithon hoogh verheven,Ga naar voetnoot33
Van een hoogen Geest gedreven,
35[regelnummer]
Boven't al gemeyn verstant
Ghy alleen de Croone spant.
Inde Cypher-Konst beradenGa naar voetnoot37
Leert ghy jeught de rechte graden:Ga naar voetnoot38
Hoe den groen-geloofden krans
40[regelnummer]
Kroont gerechtigheyts Balans,Ga naar voetnoot39-40
Om de rekeningen slechten,Ga naar voetnoot41
| |
[pagina 138]
| |
En Koophandel uyt te rechten.Ga naar voetnoot42
Boven dien in 't Hollands velt
Ghy de suyver Lely stelt.Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
Siet ons Bykens eens getuygen
Hoe sy Franschen Honigh suyghen,
Tot aan 't Pireneesch geberght
Dat getopt den Hemel terght:Ga naar voetnoot48
Siet eens waar d'Hollander wandelt,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hoe hy met den Fransman handelt.
Voorts dijn Veder inden inckGa naar voetnoot51-vlgg.
Met de Slangh maackt eenen krinck,Ga naar voetnoot51-52
Eenen krinck in't rond getogen,
Die ons 't eeuwigh stelt voor oogen,
55[regelnummer]
Ghelijck sy op jaarsche maatGa naar voetnoot55
Haar verrimpelt kleedt uyt laat,
En vernieuwt haar eerste wesen:
Alsoo suldy hoogh ghepresen
Door u konst onsterflijck zijn,
60[regelnummer]
Want u gulde Letters fijn
Sal de schrijf-konst als klaar sterren,
Aan d'uytbreysels wijt uytsperren:Ga naar voetnoot62
Boven dien, o Hemels Licht!
Doedy door u konstigh Dicht,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Beyd' ons vloeden onbeswekenGa naar voetnoot65
t'Hemelwaarts hun hoornen steken,Ga naar voetnoot66
Boven Nylus, en den Taan,Ga naar voetnoot67
Of den blonden Lidiaan.Ga naar voetnoot68
| |
[pagina 139]
| |
Amsterdam sal dy beklagenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Als sy u sal sien verslagen
Stout van d'al-vernielsche doot,
Inder aarden wijde schoot:
Nochtans salmen t'allen tyden
Uwen grooten lof belyden:
75[regelnummer]
Hoe de Koopmanschap vermaart
Nutte vruchten heeft gebaart,
Door u en des Heeren zegen,
Die met synen gouden regen
D'Emstel mildelijck bespoeyt,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Datter neerings welvaert bloeyt.
Adieu Bartjens, ick wil swygen,
D'wijl ghy gaat ten Hemel stygen.Ga naar voetnoot82
'k Wenschte dat ick hier in schijnGa naar voetnoot83
Slechts mocht uwen Echo zijn.
I.V. VONDELEN.
Liefd' verwinnet al.
|
|