Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] Op den twee-en-twintigsten Sondagh na Pinxter. Mat. 22. Stem: Philis quam Philander tegen. DE geleerde Pharizeenen Hielden t'samen eenen raet, Om den Heer sijn woorden reene, Te bevangen, met der daet; Senden haer Discip'len weer, Heroodjanen aen den Heer. Spraken, Meester ghy zijt waerlijck, Ja ghy leert des Heeren wegh, En geboden, ons wel klaerlijck, Sonder eenigh tegensegh: Ghy die niemant en ontsiet, En verkiest oock niemant niet. Daerom ons gelieft te seggen, Of het oock geoorloft is, Den Cijs-penning toe te leggen, Aen den Keyser, die 't hooft is? Hem te geven, ofte niet? Doet ons hier van 't recht bediet? Jesus kende haer gepeynsen; Sprack waerom temteert ghy my? Ghy Hipocrijten, door u veynsen, Brengt my hier een penning by, Hebben doen niet lang gewacht, Maer een penning voort gebracht. [pagina 236] [p. 236] Christus sprack wat munt is desen, Op-geschrifte van dit gelt? En wat teeken wil dit wesen, Oock dit beeld daer op gestelt? Wie is 't die dit gelt behoort? Sy antwoorden met een woort. Seggen hem, 't is Keysers teeken, Op-geschrift, gelijckenis; Onsen Heer begint te spreeken, Geeft den Keyser dat sijn is; En geeft God, dat God behoort; Niemant vroeg meer eenigh woort. Wy bidden u, leert ons geven U mijn God, dat u behoort, Dat wy namaels mogen leven In vreugd' eeuwig na u woort; 't Geen ghy hebt belooft den mensch; Wy bidden voldoet ons wensch. Vorige Volgende