Brabbeling (1614)
(2013)–Roemer Visscher– Auteursrechtelijk beschermdStudie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar
I.2.3 De door Visscher geautoriseerde edities uit 1614Twee jaar na de quasi anonieme Leidse uitgave van 1612 nam Roemer Visscher het initatief in eigen hand en verzorgde hij zelf een bundeling van zijn gedichten, die hij de titel Brabbeling (Beuzelpraat) meegaf. De technische uitvoering ervan vertrouwde hij toe aan de plaatselijke uitgever Willem Jansz (1571-1638). Diens bedrijf was gevestigd, zoals de titelpagina vermeldt, in het pand de ‘Sonne-wyser’ dat gelegen was ‘op't Water’, het huidige Damrak, en wel op de hoek met de Mandenmakerssteeg. Als uitgever is Willem Jansz beter bekend geworden onder de naam Willem Jansz Blaeu waarmee hij na 1621 zijn uitgaven signeerde. Hij deed dat om verwarring te voorkomen met zijn, zeker in de gelatiniseerde vorm, naamsverwante aartsrivaal als uitgever én tevens naaste buurman Johannes Janssonius. Willem Jansz was van 1608 tot1638 actief in de uitgeverijGa naar voetnoot149 en hij wist een omvangrijk en veelzijdig fonds van hoog niveau op te bouwen met werk van onder meer Vondel, Hooft, Cats, Erasmus, Heinsius, Lipsius en Hugo de Groot.Ga naar voetnoot150 Blijvende bekendheid verwierf het bedrijf met de kaarten en atlassen die Willem Jansz en vervolgens met name zijn zoon en opvolger Joan op de markt brachten, met als hoogtepunt de fameuze ‘Blaeu-atlas’.Ga naar voetnoot151 Met de publicatie van al zijn geschriften gaat Visscher in 1614 voortvarend aan de slag. Hij laat in dat jaar bij Willem Jansz niet alleen zijn poëzie verschijnen, de Brabbeling, maar ook de door hem vervaardigde emblemen, de Sinnepoppen. Beide uitgaven zijn nog geruime tijd beschikbaar geweest, want in de oudste bewaard gebleven fondscatalogus van uitgeverij Blaeu, de Catalogus librorum officinae Guilielmi Blaeu uit 1633, staan beide titels bij de afdeling ‘Duytsche (= Nederlandse) boecken’ nog altijd vermeld.Ga naar voetnoot152 Inmiddels is echter gebleken dat met deze twee uitgaven het verhaal over de betrokkenheid van Willem Jansz bij de publicatie van het werk van Roemer Visscher in 1614 niet is afgerond. Bij mijn onderzoek naar eventuele interne varianten binnen de overgeleverde exemplaren van de Brabbeling bleek dat dergelijke beperkte en incidentele verschillen zich niet voordeden, maar dat er daarentegen in sommige exemplaren verrassend genoeg van zulke substantiële veranderingen sprake was dat die maar tot één conclusie konden leiden. Willem Jansz bracht in 1614 niet één, zoals tot dan werd aangenomen, maar twee edities van de Brabbeling op de markt.Ga naar voetnoot153 Het onderzoek naar mogelijke interne varianten binnen de uitgave 1614 van de Brabbeling werd uitgevoerd door middel van een partiële collatie van alle bekende exemplaren. Een integrale vergelijking van de volledige tekst door middel van transparantkopieën, waarmee men snel complete pagina's op onderlinge afwijkingen kan controleren, bleek niet uitvoerbaar vanwege de oneffenheden in het papier en het dicht opeen gezette gotische lettermateriaal met een kleine korpsmaat. In plaats daarvan werden de exemplaren vergeleken op een aantal aspecten: titelpagina, paginering inclusief onregelmatigheden, katernopbouw en de posities van de katernsignaturen ten opzichte van de bovenliggende tekstregel. Ter aanvulling gebruikte ik de zogenoemde lineaalmethode, waarbij men twee pagina's met elkaar vergelijkt door twee linealen op dezelfde plaats over de pagina te leggen en vervolgens na te gaan of er afwijkingen waarneembaar zijn.Ga naar voetnoot154 Bij die partiële collatie bleken enkele exemplaren zeer veel afwijkingen te vertonen die het kader van incidentele interne varianten ver te buiten gingen: aanhoudende verschillen in spelling en interpunctie, zelfs in die mate dat het merendeel van de regels varianten te zien geeft; afwijkingen in de paginering en in de posities van de katernsignaturen, waarover hierna meer; sluitvignetten die op twee plaatsen niet in de breedte maar in de lengte gezet zijn (fol. M8v en fol. N6r); twee verschillende titelpagina's zoals een vergelijking met een lineaal, gelegd langs twee vaste punten, aantoont. Een in het oog springend verschil aldaar is de zeer afwijkende spatiëring in de frase ‘oversien, en meer’ (zie afb. 10-11). Daarnaast is de plaats van uitgave op de titelpagina van de eerste druk onderstreept en bij de tweede niet. Afb. 10. Titelpagina van de eerste druk van de geautoriseerde uitgave van de Brabbeling uit 1614. Universiteitsbibliotheek, Leiden
Afb. 11. Titelpagina van een exemplaar van de tweede druk van de geautoriseerde uitgave van de Brabbeling uit 1614
Het meest markante verschil is de aanwezigheid van verschillende lijsten met errata.Ga naar voetnoot155 Sommige exemplaren bevatten twee lijsten met errata (fol. O6r-O7r) en andere maar één (fol. O6r-v). Deze laatste hebben daardoor ook één bedrukte pagina minder (fol. O7r). De exemplaren met twee lijsten met errata zijn het eerste gedrukt. De daarin aangegeven rectificaties zijn namelijk voor een substantieel deel uitgevoerd in de exemplaren met slechts één lijst errata. Vooral de tweede lijst met errata is ingrijpend van karakter omdat ze tevens wijzigingen in de samenstelling van het boek zelf behelst, die beogen om samenhangende gedichten dichter bij elkaar te plaatsen. Ook deze arbeidsintensieve veranderingen in de volgorde zijn aangebracht, in het zesde en zevende schok van de ‘quicken’. Tot slot is aan het einde van de tweede lijst met errata (fol. O7r) nog een opmerkelijke wervende mededeling te vinden die in de exemplaren met slechts één lijst errata ontbreekt, namelijk ‘Cortelijk nae desen sullen volghen de Sinnepoppen van Roemer Visscher’. Aan de hand daarvan kunnen we de volgorde reconstrueren waarin het werk van Visscher in 1614 op de markt kwam. Eerst verscheen de eerste druk van de Brabbeling (hier Br1), daarna de embleembundel Sinnepoppen en vervolgens de tweede gerectificeerde druk van de Brabbeling (hier Br2). Ondanks al deze verschillen is tot mijn onderzoek naar eventuele varianten in de Brabbeling het bestaan van twee drukken uit 1614 onopgemerkt gebleven. De vraag is waarom dat niet eerder is waargenomen.Ga naar voetnoot156 Op de eerste plaats is de kans om een exemplaar van de eerste druk in handen te krijgen vrij gering. Het enige specimen dat in Nederland in een openbare collectie beschikbaar is bevindt zich in de Leidse universiteitsbibliotheek (1371 G 2) en was destijds in het bezit van Costantijn Huygens. Van de twee overige exemplaren bevindt het ene zich in een Nederlandse particuliere collectie en het andere in de Gentse universiteitsbibliotheek. Overigens is de Leidse universiteitsbibliotheek de enige plaats waar men beide drukken van de Brabbeling direct met elkaar kan confronteren. Kortom, de mogelijkheid om zich te realiseren dat deze editie een bijzondere drukgeschiedenis heeft gehad is beperkt. Toch is ook dit afwijkende Leidse exemplaar in eerste instantie niet gesignaleerd in de Short-Title Catalogue, Netherlands (STCN), die onder andere tot doel heeft om drukken van elkaar te onderscheiden. Het criterium dat men daarbij hanteert is ten aanzien van de Brabbeling in elk geval kwetsbaar gebleken. En daarmee stuiten we op de tweede reden waarom de beide drukken van de Brabbeling onopgemerkt bleven. Als middel om drukken van elkaar te onderscheiden hanteert de STCN de zogenaamde ‘vingerafdruk’.Ga naar voetnoot157 Het is een vaste formule bestaande uit het jaar van uitgave, het formaat van het boek en de positie van enkele katernsignaturen ten opzichte van de tekstregel erboven. Dit laatste element nu - de katernsignatuur is in feite een hulpmiddel voor binders om katernen op de juiste volgorde te leggen - wordt gezien als een doorslaggevend en handig instrument om verschillende drukken te identificeren. Gebleken is namelijk dat zetters zelfs bij pagina-voor-paginaherdrukken niet de moeite namen om ook de katernsignaturen op precies dezelfde positie te plaatsen. Desondanks is in het geval van de Brabbeling dit criterium niet afdoende gebleken om de twee drukken uit 1614 van elkaar te onderscheiden. Het probleem bij de toepassing van dit hulpmiddel is namelijk de subjectiviteit bij de bepaling van de exacte positie van de katernsignatuur die wordt vastgelegd in een notatie. De STCN noteert alleen die tekens die volledig binnen een katernsignatuur vallen en kwam daarbij aanvankelijk voor alle beschreven exemplaren van de Brabbeling tot één notatie van de katersignaturen A2 en O5. Optische confrontatie van deze katersignaturen met elkaar (zie afb. 12) leert echter dat ze niet in alle exemplaren precies dezelfde posities innemen met als gevolg dat een en ander tot afwijkende notaties zou moeten leiden. Afb. 12a. Katernsignatuur A2 in Br1.
Afb. 12b. Katernsignatuur A2 in Br2.
Afb. 12c. Katernsignatuur O5 in Br1.
Afb. 12d. Katernsignatuur O5 in Br2.
Afb. 12. Katernsignaturen in Roemer Visschers Brabbeling (1614) behorend tot de vingerafdruk van de STCN De STCN noteerde aanvankelijk voor A2 de positie ‘ek’ en voor O5 ‘clou’. Naar mijn opvatting zouden dat in het geval van de strikte toepassing van de STCN-norm voor Br1 achtereenvolgens ‘eke’ en ‘clou’ moeten zijn en in het geval van Br2 ‘bek’ en ‘clou’.Ga naar voetnoot158 Dus slechts aan de hand van één katersignatuur, A2, zou geconstateerd kunnen zijn dat er met het drukproces in 1614 iets bijzonders aan de hand moet zijn geweest. Inmiddels onderscheidt de STCN voor de Brabbeling in 1614 twee drukken, maar voor katernsignatuur A2 in Br2 hanteert men een notatie die afwijkt van mijn voorstel (‘ek’ in plaats van ‘bek’). Eensluidende en onbetwistbare interpretatie van de positie van katersignaturen blijkt dus geen haalbare kaart en daarmee blijft de vingerafdruk van de STCN een kwetsbaar instrument om drukken te onderscheiden. Nog een ander element in de STCN-beschrijving had de optie van twee drukken voor de Brabbeling kunnen ondersteunen, namelijk de collatieformule die de katernopbouw van het boek weergeeft.Ga naar voetnoot159 Zoals hiervoor is aangegeven heeft de eerste druk van de Brabbeling door de twee lijsten met errata één bedrukte pagina meer (fol. O7r), terwijl hetzelfde blad in de tweede druk helemaal onbedrukt is gebleven. Dit verschil had moeten leiden tot twee verschillende collatieformules, respectievelijk A-O8 voor Br1 en A-O8 (O7 blank) voor Br2.Ga naar voetnoot160 Ook dit onderscheid is inmiddels in de STCN terug te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.2.3.1 Analytisch-bibliografische beschrijving van de BrabbelingMomenteel zijn er van de door Roemer Visscher geautoriseerde uitgaven van de Brabbeling uit 1614 twaalf exemplaren bekend, die allemaal bekeken zijn. Drie daarvan behoren tot de eerste druk (Br1) en de overige negen tot de tweede (Br2). Voor de beschrijving van deze exemplaren als materieel object volg ik de analytisch-bibliografische richtlijnen zoals die door Verkruijsse zijn geformuleerd.Ga naar voetnoot161 Omdat afbeeldingen van beide titelpagina's hier getoond worden (zie afb. 10-11) blijft transcriptie ervan achterwege. Deze kan hoe dan ook slechts bij benadering een indruk van de werkelijkheid geven. Als uitgangspunt bij de beschrijving dient de laatste door Visscher gereviseerde druk (Br2), die als bron fungeert voor deze editie. Eventuele analytisch-bibliografische verschillen in Br1 komen daarna aan bod. Per druk staan eerst de gegevens voor een standaardexemplaar vermeld; eventuele afwijkingen daarvan zijn bij de individuele exemplaren verantwoord. Verder zij er hier op gewezen dat in geen van beide drukken verdere interne varianten zijn aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.2.3.2 De laatste geautoriseerde druk, Br2OpbouwformuleGa naar voetnoot162 Br2Naast het bibliografisch formaat geeft deze formule het aantal katernen aan (veertien), plus het aantal bladen per katern (acht).Ga naar voetnoot163 Tussen de vierkante haken staat bij het $-teken het aantal bladen dat per katern normaliter gesigneerd is, met daarachter de bladen waarop de katernsignatuur ontbreekt. Overigens, het opvallend kleine formaat 16o wordt ook in de fondscatalogus van de firma Blaeu uit 1633 genoemd.Ga naar voetnoot164
16o: A-O8 [$ 5 (- A1, A4-5, F4, G4, O4)] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paginering Br2Na de opgave van het aantal bladen volgt achter het = -teken de wijze van paginering. Ongenummerde pagina's die binnen de paginering vallen zijn onderstreept. Overige afwijkingen en bijzonderheden zijn tussen ronde haken gespecificeerd. In de paginareeks ontbreken de nummers 178-179. Omwille van de overzichtelijkheid heb ik deze omissie voor de daarna volgende pagina's niet hersteld. Alle pagina's vanaf 180 behouden in deze editie dus hun eigen nummering. De consequentie daarvan is dat het aantal bladen en bladzijden na pagina 180 niet meer synchroon loopt maar een verschil van twee extra bladzijden laat zien.
112 bladen = p. 1-2 3-4 5 6-7 8-9 10-177 180-220 221-226 (44-45 gepagineerd als 45-44, 76 als 32, 84 als 48, 135 met naar beneden gezakte 5, 147 met naar beneden gezakte 7, 156 gepagineerd als 159, 172 met naar beneden gezakte 1, 177 gepagineerd als 197, 178-179 ontbreken in paginering, 198 gepagineerd als 298, 205 als 105, 209-211 als 109-111, 219 als 119) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Signatuurposities Br2Omdat de posities van katernsignaturen een belangrijk hulpmiddel zijn bij het onderscheiden van verschillende drukken, zoals hiervoor al ter sprake kwam,Ga naar voetnoot165 staan deze hier voor Br1 en Br2 naast elkaar om ze beter te kunnen vergelijken. Ondanks de veronderstelling dat men bij het zetten van een nieuwe druk geen aandacht schonk aan de exacte eerdere plaatsing van de signaturen blijkt een identieke positie van de katernsignaturen bij twee onderscheiden drukken toch niet uitgesloten te zijn. Zo is één van de twee signaturen in de ‘vingerafdrukken’ van de Brabbeling in de STCN identiek. In totaal komen 5 van de 64 signaturen in beide drukken overeen (C2, K, L4, M2, O5).Ga naar voetnoot166 De positie van de katernsignaturen is bepaald volgens de methode van de STCN, dat wil zeggen dat alleen die letters en tekens zijn geregistreerd die volledig binnen een signatuur vallen.Ga naar voetnoot167 Voor de notatie heb ik vanwege de duidelijkheid echter gekozen voor het systeem dat Verkruijsse ontwikkeld heeft.Ga naar voetnoot168 In tegenstelling tot de STCN beperkt hij de notatie niet tot de letters of tekens die binnen een katernsignatuur vallen maar geeft hij de volledige teksteenheid (doorgaans een woord of woorden) waartoe die tekens behoren. De relevante tekens binnen zo'n eenheid worden door onderstreping gemarkeerd. Spaties worden aangegeven met een circonflexe (^). Overigens zijn niet alle reeksen katernsignaturen in de Brabbeling compleet, zoals uit de opbouwformule valt af te leiden. De reeks signatuurposities van Br1 is gebaseerd op het exemplaar in de Leidse universiteitsbibliotheek met de signatuur 1371 G 2 (gecollationeerd exemplaar Br1, nr. 2); aan de reeks van Br2 ligt het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek Den Haag met de signatuur 299 H 52 ten grondslag (gecollationeerd exemplaar Br2, nr. 4). Een opmerkelijk fenomeen doet zich voor bij katernsignatuur D2. In Br2 zijn daarbij namelijk drie verschillende posities te onderscheiden. Collatie van het volledige D-katern leverde echter geen verdere varianten op. De verschillende signatuurposities kunnen dan ook niet het gevolg zijn van aanpassingen in de tekst aldaar. Het blijft dan ook de vraag waardoor een en ander veroorzaakt is. Mogelijk is er tijdens het drukproces iets misgegaan en raakte de katernsignatuur enkele keren los tijdens het inkten van het zetsel met de inktbal.Ga naar voetnoot169
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prenten Br2Alle prenten staan op gesigneerde bladen. Zie hierna de inhoudsopgave. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoudsopgave Br2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijzonderheden Br2Sluitvignetten op folio M8v (p. 194) en N6r (p. 105 [= 205]) in de breedte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gecollationeerde exemplaren Br2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.2.3.3 De eerste geautoriseerde druk, Br1Opbouwformule Br116o: A-N8 O8 (- O8) [$ 5 (- A1, A4-5, F4, G4, O3-4; M5 gesigneerd als K5)]
In alle bekende exemplaren ontbreekt folio O8, waarop in Br2 aan de rectozijde de prent ‘Quaeso’ staat afgebeeld. Het is de vraag of deze prent al in Br1 aanwezig is geweest of dat folio O8 daar helemaal blanco was. De twee lijsten met errata in Br1 maken geen melding van een dergelijke prent. Dat zou er op kunnen wijzen dat die al aanwezig was en niet hoefde te worden toegevoegd. Iets dergelijks zou men ook kunnen concluderen uit de contemporaine handschriftelijke aantekening ‘Quaeso’ op folio O7v in exemplaar Br1, nr. 3. Dat kan een verwijzing zijn naar een prent die op het volgende blad aanwezig behoort te zijn maar in het desbetreffende exemplaar ontbreekt. Het zou echter ook een geheugensteuntje kunnen zijn dat die prent in een volgende druk alsnog moest worden toegevoegd. De meest waarschijnlijke situatie lijkt toch te zijn dat de prent ‘Quaeso’ ook al in Br1 op folio O8r aanwezig was. Ware dat niet het geval dan blijft het moeilijk verklaarbaar waarom de prent in Br2 pas na een volledig blanco blad (fol. O7) werd geplaatst, op de rectozijde waarvan in Br1 de tweede lijst met errata stond afgedrukt, en niet meteen op datzelfde blad O7, waar nu in Br2 alle ruimte was omdat al de errata inmiddels waren gecorrigeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paginering Br1Net als in Br2 ontbreken in de paginareeks de nummers 178-179. Ook hier is de nummering van de daarop volgende pagina's niet hersteld.
111 bladen = p. 1-2 3-4 5 6-7 8-9 10-177 180-220 221-224 (44-45 gepagineerd als 45-44, 59 onleesbaar, 78-79 gepagineerd als 79-78, 156 gepagineerd als 159, 172 met naar beneden gezakte 1, 177 gepagineerd als 197, 178-179 ontbreken in paginering, 198-199 gepagineerd als 299-298, 205 als 105, 210-211 als 110-111, 212 met de eerste 2 naar beneden gezakt) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Signatuurposities Br1Zie voor de signatuurposities het gecombineerde overzicht bij Br2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prenten Br1Alleen in exemplaar Br1, nr. 1 is de prent op folio A5r aanwezig. In geen van de overgeleverde exemplaren zijn verder nog prenten voorhanden. Zie voor het al dan niet aanwezig zijn van een slotprent op folio O8r het commentaar bij de ‘Opbouwformule Br1’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoudsopgave Br1Alleen wezenlijke veranderingen ten aanzien van de inhoud zijn genoteerd. Minieme varianten in de opschriften van de verschillende onderdelen zijn achterwege gelaten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijzonderheden Br1Sluitvignetten op folio M8v (p. 194) en N6r (p. 105 [= 205]) in de lengte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gecollationeerde exemplaren Br1
|
|