De gedichten
(1994)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |||||||||||||
17 Siet hier uw' Heerlijck Hooft, dit is de schets in 't kleen (1642)Een portret van P.C. Hooft voor de gemeente Amsterdam was de aanleiding tot dit gedicht. De overgeleverde versie is blijkens de verzen 8 en 9 onaf. Tot Amsterdam
Ga naar voetnootopschrift
Siet hier uw' Heerlijck Hooft, dit is de schets in 't kleen
Ga naar voetnoot1
Van all' uw groote Leên
Ga naar voetnoot2Geen duijstre prophecij en heeft hy voorgenomen
Ga naar voetnoot3
In't licht te laeten komen
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer doet u menich Eeuw de Son te rugge gaen
Ga naar voetnoot5
Door syn Historij blaen
Ga naar voetnoot6
Dit is u Capiteyn, dit is hy die bedreven
Ga naar voetnoot7
Op blinde klippen/sanden is om andren licht te geeven
Ga naar voetnoot8
d'Onsterfelijcke Poeet, door wetert inde vloet/gloet
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van steylen Twelinghs top, Die duysent Echos voedt
Ga naar voetnoot10.
| |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
P.C. Hooft door A. Sijlvelt, naar schilderij door
Joachim von Sandrart, 1642. Uit Hooft De Briefwisseling dl. 3, t.o.p.
33.
| |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
Naar het handschrift, waarschijnlijk een afschrift (calligrafie). ub Leiden, Pap. 2 (Visscher). | |||||||||||||
VerantwoordingIn de linker marge staan drie aantekeningen in een andere hand, misschien van Caspar Barlaeus: ‘hooftman’ bij v. 7, ‘aenwysinge der seylen door syn boeck’ bij v. 8 en ‘parnas’ bij v. 10; ‘kleen’ (v. 1) is onderstreept. In de tekstweergave is een apostrof toegevoegd aan de losse /t/ in v. 1; de /u/ is weergegeven als /v/ in bedreven (v. 7). In Jacob Westerbaens Minnedichten, p.270 en Verscheyde Nederduytsche Gedichten ii, p.31 heeft het gedicht een opschrift: ‘Op de afbeeldinge van den Heer P.C. Hooft, Ridder, Drost te Muyden, Bailjuw van Gooylandt’. P. Leendertz Jr. (1929: 98) vermeldt een strookje bij dit handschrift met de regels: ‘van Niet te Roemen is het top der helmen slot | |||||||||||||
Diplomatische transcriptieTot Amsterdam
Siet hier uw' Heerlijck Hooft, dit is de schets in t
-<kleen>-
Van all' uw groote Leên
Geen duijstre prophecij en heeft hy voorgenomen
In't licht te laeten komen
Maer doet u menich Eeuw*'* de Son te rugge gaen
Door syn Historij blaen
Dit is u Capiteyn, dit is hy die bedreuen =<hooftman>=
Op blinde klippen +<sanden>+ is om andren licht te geeven
=<aenwysinge der seylen door syn *boeck*>=
d'Onsterfelijcke Poeet, door wetert inde vloet +<gloet>+
Van st<e>yle- T[t+]<w>elinghs top, Die duysent Echos
voedt. =<parnas>=
| |||||||||||||
Notities3/4 antithese tussen duijstre prophecij en
In 't licht komen. De proleptische plaatsing van Geen duijstre
prophecij verzwaart de tegenstelling, waarbij ook Son in vers 5 als
lichtbron betrokken is. | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Korte inhoudLofdicht, geschreven op een portret van P.C. Hooft, gericht aan Amsterdam. Hooft heeft met zijn Historien een werk het licht doen zien dat anderen kan voorlichten. Zijn portret geeft het beeld van een groot leidsman. | |||||||||||||
AchtergrondDe dichter gebruikt in een enigszins andere context dezelfde formulering, die zij hier aan P.C. Hooft toekent, ter afsluiting van haar lofdicht op Joan Albert Ban (gedicht 4): Onsterfelyke Ban die duyzend Echoos voedt.
Van P.C. Hooft zijn twee portretten bekend. In 1629 schilderde Michiel Jansz. van Mierevelt (1567-1641) een dubbelportret van de echtgenote van Hooft, Eleonora Hellemans, en van Hooft zelf. Een ander portret van hem uit 1642 is van de schilder Joachim von Sandrart (1606-1688). Dit heeft deel uitgemaakt van een kleine reeks door Von Sandrart gemaakte ontwerpen voor kopergravures (Ekkart 1979: 5-8). In vers 2 van het lofdicht spreekt Tesselschade Roemers over Van all' uw groote Leên. Hiermee wordt mogelijk de gehele reeks gravures bedoeld. In 1642 werden de eerste delen van de Historien uitgegeven, waarnaar in het gedicht verwezen wordt. Het is dientengevolge waarschijnlijk dat het portret van Sandrart de dichter voor ogen stond. Een andere grond om aan te nemen dat het bijschrift vervaardigd is bij het portret van Sandrart, is het feit dat ook Joost van den Vondel bij deze afbeelding een gedicht maakte. In verschillende uitgaven van de werken van P.C. Hooft is de gravure van het schilderij opgenomen met het gedicht van Vondel. In die gevallen gaat het soms vooraf aan het gedicht van Tesselschade Roemers. Dit krijgt dan als aankondiging ‘Ander op dezelve afbeelding’. Vondels tekst is zeker op dit portret geschreven blijkens de regels: Den geest, die Tacitus en d'oudtste dichters tart,
Besloot natuur in 't Hooft, herbooren uit Sandrart;
(Van Koeven 1989a: 183).
| |||||||||||||
datering 1642naar de vervaardigingsdatum van het portret van Hooft door Sandrart in datzelfde jaar. |
|