Spelenderwijs (zuiver) Nederlands
(1959)–J. Veering– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spreken en schrijven‘Men praat soms vaag over de omgangstaal bij het schrijven. Nog vaker betreurt men de scheiding tussen de gesproken taal en de geschreven taal. Het is waar dat de gesproken en de geschreven taal te ver uit elkaar kunnen gaan - met het mogelijke gevolg dat er een nieuwe geschreven taal ontstaat. Maar wat over het hoofd wordt gezien, is dat een geheel gelijke gesprokren en geschreven taal vrijwel onverdraaglijk zou zijn. Als we spraken zoals we schrijven, zouden we niemand vinden die naar ons luistert; als we schreven zoals we spreken, zouden we niemand vinden die ons leest. De gesproken en de geschreven taal mogen niet te dicht bij elkaar staan, zoals ze niet te ver van elkaar af mogen staan.’ Dit is het hele hoofdstuk. Meer hoeft er eigenlijk niet in. Het is een vertaald citaat uit de Selected Essays van de Engelse dichter T.S. Eliot (London 1949, blz. 459). Met opzet kies ik een uitspraak niet van een Nederlander maar van een Engelsman, om u te tonen dat de veel besproken scheiding gesproken - geschreven taal ook in dat moderne, efficiënte Engels voorkomt, dat volgens de anglomanen, zoveel soepeler is dan onze logge moedertaal. Er zit uiteraard nog wel wat meer achter die wel wat mistige aanduiding ‘niet te dicht bij elkaar - niet te ver van elkaar af’. Er is bijvoorbeeld niet één, ondeelbare, onveranderlijke gesproken taal en één, ondeelbare, onveranderlijke geschreven taal. Wie zijn kennissen een opgewonden relaas doet over zijn heldhaftige vakantieprestaties met de wagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de smalle bergpassen toen het koelwater op koken stond, spreekt en schrijft daarover anders dan degene die zijn gevreesde baas voor de derde keer in een jaar om opslag komt vragen. Het taalgebruik moet zich aanpassen aan de situatie: de persoon die spreekt of schrijft, het onderwerp, de persoon tot wie wordt gesproken of geschreven. Er zijn taalmiddelen te over om het resultaat te bereiken dat men beoogt. De geleerde die in strakke, korte, nuchtere zinnen het verslag schrijft over zijn experimenten, spreekt, bij het zoveelste bestaan van zijn universiteit, in de aula tijdens een plechtige academische zitting zwierige volzinnen, ritmisch, welluidend, opgebouwd rondom enkele pakkende woorden en uitdrukkingen die beter dan het alledaagse gemeengoed de waardigheid, de ernst en de vreugde van het feest vertolken. Sierlijk doen als de situatie het niet vergt, is potsierlijk. Zo gauw we gaan schrijven en vooral als dat geschrijf voor duizenden in drukinkt zichtbaar zal zijn, lopen we de kans deftig te doen ter wille van de deftigheid. We zijn doodsbang om een figuur te slaan: de mensen zouden ons kunnen uitlachen omdat we niet weten hoe het hoort. Daarom vinden we in deze brief vindt u een beschrijving veel te gewoon, het moet zijn in vouwe dezes gelieve u beleefd aan te treffen een beschrijving. Als PTT ons duidelijk wil maken dat we in zg. luchtpostbladen niets mogen insluiten, anders gaat de brief over zee of per trein, drukt ze dreigend op het luchtige velletje indien zulks geschiedt en niet als u dit doet. Toen in de krant die aardige foto stond waarop onze koningin te zien was die op een feestje in Soestdijk een vrolijke troep kinderen op ijsjes trakteerde, was daaronder o.a. te lezen dit gebaar werd door de kinderen ten zeerste op prijs gesteld in plaats van bijvoorbeeld de kinderen vonden dit beerlijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een van de aardigste merkwaardigheden van onze taal is dat je een vrij lange lijst kunt maken van woorden-op-papier en woorden-in-de-werkelijheid. Daar is een historische verklaring voor die hier niet ter zake doet. Bijvoorbeeld:
U kunt dit lijstje nog op zijn minst tien keer zo lang maken. Nu drukt de rechter rij zeker niet iets weerzinwekkends uit en bestaat evenmin uit woorden die in de beschaafde omgang uit de toon vallen, als rotzooi. Zeer veel mensen echter vermijden deze rechter rij opzettelijk in hun geschriften en blijven hardnekkig vasthouden aan het boekige woord, omdat.. ja, waarom eigenlijk? Deze woorden zijn toch niet zo bijzonder zwierig of tekenend? Neemt u, voorlopig ter afwisseling, maar gerust eens wat van die gewone woorden over. U haalt daarmee heus niet alle poëzie, pit en merg uit uw taal en u vervlakt met vooral in plaats van inzonderheid, krijgen in plaats van bekomen, weer in plaats van weder het hele Nederlands niet tot een paar ellendige honderd woorden van Jan-met-depet. Wilt u met zet een schrede zijwaarts een humoristisch effect bereiken, wanneer u dit een politie-agent laat zeggen in plaats van ga opzij, dan past u een uitmuntend stijlmiddel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe dat (bij mijn weten) geen enkele taal zo rijk vermag aan te bieden als het Nederlands. Van de geschreven taal vragen twee groepen nog onze bijzondere aandacht: de ambtelijke taal en de brieventaal.
1. Ieder wordt geacht de wet te kennen. De rechtstaal, in ruimere zin de ambtelijke taal, is een vaktaal, een groepstaal. Kan ieder nu ook geacht worden in staat te zijn de ambtelijke taal te lezen? In de negentiende eeuw, de tijd waarin onze ambtelijke taal haar beslag heeft gekregen, kwam het zelden voor dat de gewone man teksten van de overheid moest lezen. Nu heeft de kleine winkelier te maken met de wet op de uitverkoop, de ijkwet, de warenwet, de hinderwet, de prijsopdrijvings- en hamsterwet enz. Als hij een groentewinkel wil openen, is het niet genoeg knollen van citroenen te kunnen onderscheiden; hij moet een middenstandsdiploma hebben en daarom gaat hij op zijn cursusavonden moeizaam leren dat een winkel is ‘een besloten inrichting waar in de uitoefening van kleinhandel of ambacht waren plegen worden te verkocht’ en een automaat ‘een toestel waaruit daarin ten verkoop aanwezige waren, hetzij door inwerping van geldstukken, hetzij door betaling op andere wijze, worden betrokken zonder dat daartoe onmiddellijke medewerking van andere personen dan de koper vereist is.’ Nu is het afvuren van wat losse vrolijkheidjes op de stijve, onbegrijpelijke rechtstaal een koud dus goedkoop kunstje. Het moderne recht is zo ingewikkeld geworden, dat het wetboek meer voor de vakman dan voor de leek is geschreven. Prof. mr. I. Kisch verdedigt zich in het Weekblad voor Privaatrecht (16-30 juli 1955) tegen de aanvallers van de onbegrijpelijkheid van de wetteksten aldus: ‘Moeten de regels in een wetboek zo zijn geformuleerd dat een niet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jurist ze ‘zonder moeite, kan begrijpen? Ik zeg hier in principe: neen. Wat de moderne wetgeving nastreeft (...) is verfijning van de vorm, de onderscheiding van het geval dat anders is. En, wil men het wetboek dan niet laten uitdijen tot een reeks van leerboeken, dan kan men dit resultaat slechts bereiken door vaktermen in te voeren, door, in gecondenseerde vorm, hypothesen te poneren, te ingewikkeld dan det de leek ze aanstonds kan doorzien, door kortelijk situaties te vermelden die buiten zijn werken denksfeer liggen, door dus op allerlei punten de kennis, die alleen de jurist bezit, te voor-onderstellen.’ Een paar wensen mogen we toch wel hebben: niet al te lange zinnen, niet al te ouderwetse woorden. Van de Franse schrijver Stendhal is bekend dat hij een Frans wetboek op zijn nachtkastje had liggen om zich telkens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de schoonheid van dit proza te kunnen laven. Ik kan u niet aanraden dit met een Nederlands wetboek te doen. ‘Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn zijn niet-uitvliegend pluimgedierte laat lopen in tuinen of op eenigen grond die bezaaid, bepoot of beplant is, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden’, kan uw fantasie voor het in slaap vallen nog wel gunstig beïnvloeden, maar de ‘wet tot vaststelling van voorschriften betreffende overzetveren en veerrechten’ minder. In 1954 verscheen bij de Staatsdrukkerij het boekje Richtlijnen voor de Wetgevingstechniek. Als u contracten moet opstellen, statuten en huishoudelijk reglement voor uw badmintonclub, vindt u hierin een aantal nuttige wenken: men vermijde zus, men vermijde zo, men vermijde dit, men vermijde dat. Denk altijd, ook als u ambtelijk moet doen, aan het publiek waarvoor u schrijft. Lees een week lang de kleine lettertjes achter op de polis van uw brandverzekering en vermijd die stijl dan als de pest. 2. Jan Slauerhoff heeft eens een mooi gedicht geschreven over de brieven die een zeeman krijgt.Ga naar voetnoot1)
Brieven op Zee
Gelezen worden ze ontelbre malen,
Al was de inhoud haast vooruit geweten,
Van 't zelfde levensstof in alle talen
En op den duur tot op het woord versleten.
Toch weer ontvouwd, na 't eenzaam avondeten,
Des nachts op wacht, te kooi en na 't verhalen;
Voor hen die zooveel eenzaamheid verbeten
Is uit die letters leeftocht nog te halen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tusschen lieve en liefhebbende steeds staat er
Van kroost, huis, dorp en eiland weer 't alleen
Bij trouw, geboorte en dood gevarieerd relaas.
Na tal van reizen is het of een waas
't Bekende aan land omhult, men is alleen
En hoort bij 't schip en houdt het met het water.
De stijl tussen Lieve en Liefhebbende is voor u geen probleem; toch grijpt ook in die taal van hart tot hart menige eenvoudige briefschrijver onder de geheimzinnige dwang van papier-en-inkt naar het defrige of zelfs vreemde woord, dat hij misschien niet eens goed kan spellen. Ik bedoel hier met de brieventaal de taal tussen Mijne Heren en Hoogachtend. Stroeve schrijvers weigeren een gewoon, hartelijk, menselijk woord in hun zakelijke correspondentie op te nemen. Zij trekken voor de zoveelste keer van hun leven over het aangeharkte paadje van geijkte termen: uw geëerde berichten dienaangaande met de grootste belangstelling tegemoetziende, verblijven wij... wij hebben de eer u beleefd mede te delen... wij doen u hierbij geworden... de oorzaak van dit schrijven is gelegen in het feit dat. Geijkte termen zijn nodig in zakelijke brieven; dat is duidelijk. Altijd origineel zijn is onmogelijk en een overmaat van persoonlijke stijl in zakelijke brieven ontaardt in een keuvelende kletstoon. Versleten beleefdheidsopvulsels (beleefd, geëerd, de eer hebben, moge, enz.) kunnen gemist worden, handige inleidende uitdrukkingen en verbindingswoorden niet. Als u veel zakenbrieven moet schrijven, moet u eens het voornemen maken een jaar lang elke week een bepaalde (op zich zelf nog niet geheel te versmaden) uitdrukking niet te gebruiken. U begint in januari: in verband met, ten aanzien van, u gelieve, tot onze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spijt; in februari: uw brief van de inhoud waarvan wij goede nota namen, u bij voorbaat dankend, wij mochten nog geen antwoord ontvangen op onze brief, inmiddels verblijven wij. Zo kunt u midden in mei een weeklang een hekel krijgen aan wat u reeds duizenden malen hebt moeten schrijven: in antwoord op uw brief en u maakt ervan als antwoord op uw brief.
Naast de kunst van het schrijven bestaat ook nog de kunst van het spreken. Ik bedoel met dit laatste niet de grote en kleine ‘welsprekendheid’ die wordt beoefend voor een paar duizend man in een tentoonstellingshal of voor nauwelijks een tiental in een bovenzaal van een café, maar de kunst van het gesprek. Er heerst een wijd verbreid misverstand dat goed kunnen converseren, praten, kouten voor mijn part, bestaat uit het maken van fraaie afgeronde zinnen die - hoe lang ze ook kronkelen - altijd op hun pootjes terechtkomen. Het misverstand ontstaat, omdat men denkt dat spreken schrijven-in-klank is. De opbouw van gesproken taaleenheden is zo geheel anders dan die van geschreven taaleenheden en dat ligt voor de hand. Goede gesprekvoerders zijn vaak slechte schrijvers (en andersom!). Als we spreken, staan ons gebaren, gezichtsuitdrukking, intonatie en nog veel meet ter beschikking. We spreken niet in zinnen die met een hoofdletter beginnen en met een punt eindigen. Als u een bandopnemer hebt, moet u (in het geheim natuurlijk) eens een gesprek bij u thuis opnemen en dit dan later op papier zetten: u zult zien hoeveel moeite het u kost om de gesproken ‘zinnen’ in echte geschreven zinnen met hoofdletter en punt om te zetten. Bij het spreken is het vinden van het juiste, pakkende woord, de tekenende uitdrukking nummer één. De spraakkunstige constructie van de zin komt pas veel later of helemaal niet. Dialogen in toneel en film geven, hoe leven- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dig ze ook zijn, maar zelden de taalwerkelijkheid van het gesprek weer. Ik geloof dat het ook niet anders kan, want het ‘drama’ is nu eenmaal een stuk gestileerde werkelijkheid en het blijft voor mij een vraag of de ‘ruwe’ dialoog op het toneel ons even zeer zou boeien als de ‘gladde’. Sommige constructies zijn perfecte gesprokren taal; om de een of andere reden zijn ze in onze geschreven taal taboe, bijvoorbeeld: de gracht hadden we gedacht dattie veel dieper was spinazie met gebakken eieren ben ik dol op ik heb dat boek van die Duitser heb ik gelezen. Het kost vrij veel moeite om mensen die van zichzelf denken dat ze zo goed Nederlands spreken, ervan te overtuigen dat ze ‘zinnen’ van dit type in hun gesprek herhaaldelijk gebruiken. De bandopnemer kan ze de waarheid bijbrengen. Maar schaamt u zich vooral niet! Dergelijke zinnen zijn volkomen normaal Nederlands, als u spreekt. Een voordracht over een moeilijk probleem, die de spreker heeft opgeschreven en voorleest, is veel lastiger te volgen dan een voordracht over hetzelfde die de spreker via wat losse notities of misschien zelfs geheel uit zijn hoofd tot u ‘brengt’. Hij legt nu echt uit, zoals in een gesprek. Hij zal dan ook gebruik maken van die kleine betekenisloze rustwoordjes, vriendelijke lijmwoordjes als ziet u, begrijpt u, ja, nee, maar, nou, niet waar?. Pas op voor teveel van hetzelfde woord, want een stopwoord is wel vergeeflijk maar tegelijk belachelijk. Ik vind het altijd interessant te horen wat mensen van hun verre vakantiereizen vertellen. Dan merk ik vaak hoe moeilijk het is om een ander deelgenoot te maken van al dat ontroerende dat we hebben beleefd. En toen de Gross- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
glockner - geweldig - en hoog zeg al die bergen - en druk met al die auto's - enorm - en dan al die bergen in de verte - nee - dat dat dat moet je eigenlijk zelf gezien hebben - nou - dat mis je in Holland mis je dat toch maar - niewaar? Het is nog het stadium van de twaalfjarige knaap die zijn ouders schrijft vanuit zijn padvinderskamp: Het is hier erg mooi. Ik maak het goed. Gaat thuis alles goed? Daag, Jan. Door goed spreken en schrijven maakt u een ander deelgenoot van wat in u omgaat: communicatie (een soms misselijk misbruikte modeterm) in de echte zin van het woord. |
|