houden, om mijnentwil, Mylady! Het moest gebeuren, het was zoo besloten.’
Zij hield zich goed en zeide:
‘'t Is zoo'n groot verlies niet. Simon Lathers was een arme, welmeenende, onbruikbare kerel, en zijn broer was geen knip voor zijn neus waard.’
De rechtmatige graaf vervolgde:
‘Ik ben te zeer geschokt door deze afwisseling van smarten vreugde, dan dat ik in staat zou wezen, mij met zaken te bemoeien; ik zal daarom onzen goeden vriend hier vragen, de tijding per telegram of per brief aan Lady Gwendolen mee te deelen en haar te verzoeken om....’
‘Welke Lady Gwendolen?’
‘Onze arme dochter, die helaas!...’
‘Sally Sellers? Mulberry Sellers, ben je niet bij je verstand?’
‘Och, verlies niet uit het oog, wie jij bent, en wie ik ben; denk aan je eigene waardigheid om ook aan de mijne te denken. Het zou 't beste wezen, er nu mee op te houden, mij bij mijn geslachtsnaam te noemen, Lady Rossmore.’
‘Goede hemel! dat kan ik nooit doen! Hoe moet ik je dan eigenlijk noemen!’
‘Als wij onder elkaar zijn, kunnen de gebruikelijke namen nog wel gebezigd worden; maar in het publiek is het wenschelijk, dat gij, Mylady, tegen mij spreekt als Mylord en van mij als Rossmore of den graaf, en.....’
‘Och hemel, dat kan ik nooit doen, Berry.’
‘Maar het moet inderdaad, liefste! Wij moeten nu overeenkomstig onze veranderde positie leven.’
‘Nu, ik wil je je zin wel geven; ik heb mijne wenschen altijd naar die van jou geschikt, Mul.... Mylord en het is laat genoeg om daar nu nog mee te beginnen, ofschoon het naar mijn inzien de grootste dwaasheid is, die men bedenken kan.’
‘Dat is gesproken, zooals het mijne lieve vrouw betaamt. Komaan, geef mij een zoen en laat ens weer goede vrienden zijn.’
‘Maar - Gwendolen! Ik weet niet, hoe ik ooit dien naam zal onthouden. Wel, iemand zou daarin niet licht Sally Sellers herkennen. Hij is veel te groot voor haar, en bovendien is het, meen ik, een soort van buitenlandschen naam.’
‘Je zult wel merken, dat zij zelf er geen bezwaar in vindt, Mylady!’
‘Dat wil ik graag gelooven. Zij houdt van al zulke romantische grillen, gelijk zij er voor geboren is. Zij heeft dat niet van mij, dat is zeker. En dat zenden naar eene kostschool heeft daar geen verandering in gebracht - juist het tegendeel.’
‘Hoor dat nu eens! De Rowena-Ivanhoe kostschool is de uitstekendste en meest aristocratische inrichting van onderwijs voor jonge dames in ons land. Onder geenerlei voorwendsel kan een meisje daar geplaatst worden, of zij moet schatrijk en deftig zijn, of kunnen bewijzen, dat hare voorouders reeds behoord