Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijStemme: Amarilly mia bella.
KOm, Salems Maagde-reyen,
Schouw Salomo, uw glori-rijke Koning,
Met zijn doorluchte Krooning,
Waar meê ter praal zijn Moeder Hem vercierde
Wanneer men zegevierde
Met staatzi-pligten
Den dag der Bruilofts-vreugde.
Als zijn hert zich, als zijn hert
| |
[pagina 38]
| |
zich, als zijn hert zich
Bly verheugde.
II.
Wat 's dit! ik schrikk'! luik oogen!
Een tranen-vloed komt flux 't gezigt bedwelmen.
'k Zie, ach! verwoede schelmen
't Gezalfde Hooft met doornen, oei! Omwringen.
'k Zie bloed-fonteynen springen.
Vervloekte Beulen!
Hoe kan uw spot-zucht dart'len
Met d'Onnooz'le, met d'Onnooz'le, met d'Onnooz'le
Dus te mart'len.
III.
Nog gaat de wreetheid verder:
De Ried-staf die zijn vuist voor Schepter hoonde,
En als Spot-koning toonde,
Dient om die prikkels dieper in te perssen.
Hoor 't bekkeneel eens knerssen!
ô Smaad! ô smerte!
Kan d'Hemel dit verschoonen
Dat men Jesus, dat men Jesus, dat men Jesus
Zo zal kroonen?
IV.
Geen Diamanten flonk'ren
In Ophyrs Goud, Karbonkels nog Sapphieren:
Uw Schedel-kroon moet cieren
't Robijne-bloed, wiens Parel-druppels zijpen,
En baanen purp're strijpen
Langs Hals en Kaaken;
Tot in de Mantel-zoomen
Ziet men 't tapp'lings, ziet enz.
Neder stromen.
V.
O Sarons Roos, bespikkelt
Met bloed'ge dauw voor dierb're Balsem-geuren,
| |
[pagina 39]
| |
Hoe zie 'k uw lov'ren scheuren
Met krassen! Palestijn, van melk en honing
Zo vruchtbaar, vind uw Koning
Voor lauwer-telgen
Een kroon uit doorne-heggen?
'K zie de Ban-vloek, 'k zie enz.
Op U leggen.
VI.
Wat spar je felle blikken,
Mijn ziel, en staar-oogt wraakziek op die rakkers?
Gy zelf zijt van hun makkers:
Die doornen zijn uit uwe grond gesproten;
Gy levert zulke looten
Tot kruin-cieraaden
Voor Jesus: 't zijn uw zonden
Die den Heiland, die den Heiland, &c.
Zo doorwonden.
VII.
Ruk af, ô Ziel! de prikk'len
Van Jesu smaad-kroon. Vaag de bloed'ge baanen
Met biggelende traanen
Die 't doornen-spits uit eigen hert deê vloeyen:
Maar tragt u te besproeyen
Met deze drupp'len;
Dat zijn genade-stromen,
Die uit Isr'els, die uit Isr'els, &c.
Rotzsteen komen.
VIII.
De bloed-stroom, die met straalen
Uit yder wond komt gudzende geronnen,
Zijn zo veel Balsem-bronnen
Voor zielen-smert, en smet, om z'in die plassen
Te domp'len en te wassen.
Laat dan de bloed-schuld
Zo rood zijn als schaarlaken;
| |
[pagina 40]
| |
Jesus zal ze, Jesus zal ze, &c.
Sneeuw-wit maken.
IX.
Oud Rome zegeprale
Met Stad-met Borger-, of victori-kranssen:
Doorluchter luister-glanssen
Heeft Jesus met zijn doorne-kroon bevochten:
Hy dempt de wan-gedrochten;
Hels poorten dav'ren;
En zijn zeeghafte handen
Die ontkluist'ren, die ontkluist'ren, &c.
Zonden-banden.
X.
Mijn Jesu doornen-kroone
Is om een glori-kroon ons te verov'ren
Met onverwelkb're lov'ren:
Zijn Ried'staf baart ook zege-pallem-meyen
Voor Zions Maagde-reyen,
Die haare Kroonen
Van 't hooft ter neder leggen,
Om het Lam zo, om het Lam zo, &c.
Dank te zeggen.
|
|