| |
| |
| |
Hoofdstuk 3/Zelfbevrediging
De zelfbevrediging, de onanie of masturbatie, is een zeer veel voorkomend sexueel verschijnsel, dat vele mensen grote moeilijkheden geeft. We willen van dit omvangrijke probleemgebied hier een paar aspecten wat nader bezien. Over deze - ook bij volwassen mannen en vrouwen zeer veel voorkomende - gewoonte bestaan er heel wat meningen. Meestal zijn ze terug te voeren tot de volgende twee, nogal tegengestelde opvattingen:
De eerste luidt, dat de zelfbevrediging - of zoals men wel zegt, de zelfbevlekking - een kwaad is waarvan alle mogelijke lichamelijke en geestelijke kwalen het gevolg zijn. De andere opvatting ziet in de zelfbevrediging slechts een onschuldige, hygiënische handeling: het is de eenvoudigste manier om een bestaande sexuele spanning, waaraan wij allen bij tijd en wijle onderhevig zijn, af te reageren. Men doet er niemand schade mee. En zo onnatuurlijk is het ook niet, menen deze mensen, want bij alle volken, beschaafde en primitieve, komt het voor. Zo wordt van de wijsgeer Diogenes verteld, dat hij openlijk op de markt zichzelf bevredigde om daardoor te kennen te geven, hoe onafhankelijk en vrij hij zichzelf wel voelde. Zelfs sommige diersoorten kennen een of andere vorm van sexuele zelfbevrediging. Zelfbevrediging zou dus een gezonde manier zijn om van ongewenste spanningen af te komen. Ziedaar dan twee opvattingen, die wel twee geheel verschillende manieren van waardering inhouden.
De eerste opvatting, die tegen de zelfbevrediging te keer gaat, alsof er in de wereld geen groter kwaad te ontdekken zou zijn, heeft nog niet zo'n lange geschiedenis. Zij kon vrij algemeen postvatten, nadat in 1776 de beroemde publikatie over de zelfbevrediging van
| |
| |
| |
| |
de Zwitserse arts Tissot een diepe indruk gemaakt had op zeer velen, ook op hen, die niet gewend waren de kerkelijke moraalgeschriften te lezen. Hij beschreef hierin alle mogelijke lichamelijke en geestelijke kwalen, die het gevolg van dit euvel der euvels zouden zijn. Wij weten nu, dat dit alles - overigens goed bedoelde - nonsens is. Zelfbevrediging geeft geen ruggemergstering, geen hersenverweking, geen geslachtsziekten, geen uitputting, geen zichtbare of onzichtbare afwijkingen. Helaas zijn er nog altijd boekjes, die dit soort pure verzinsels blijven hanteren ter bestrijding van de onanie. In een van de vele brieven, die naar aanleiding van mijn radiopraatjes werden ontvangen, schreef een luisteraar hoe slim hij was geweest: Bij een jonge medearbeider had hij het afschuwelijke kwaad van zelfbevrediging ontdekt en wel, omdat de betreffende jongeman vol jongelingspuistjes zat. Er zijn heel wat mensen, die de puisterigheid van onze jongelui (een kwaal, waar velen echt onder lijden) toeschrijven aan zelfbevrediging. Het heeft er echter niets mee te maken! Tegenwoordig is men in medische kring het er wel over eens, dat de onanie bij gezonde personen geen schadelijke gevolgen heeft. Ook weten wij, dat de zelfbevrediging geen sexuele gewoonte is, die alleen bij jongens en mannen voorkomt. Ook bij meisjes en vrouwen is het lang geen zeldzaamheid. Het aantal mensen dat van de zelfbevrediging dan ook geen probleem meer maakt, lijkt dan ook in onze tijd, die bezig is vele taboes op te ruimen, zeer toe te nemen. Het is voor hen niet zo'n loodzwaar probleem meer. Het is deze groep die ons geleerd heeft dat onanie vooral in stand gehouden en bevorderd wordt door angst ervoor en door de daarbij optredende schuldgevoelens. Hoe minder belang men hecht aan de zelfbevrediging, des te minder treedt deze op en des te geringer is het gevaar voor een sexuele obsessie.
Als dit nu allemaal zo ligt: het veel vóórkomen, het lichamelijk niet schadelijk zijn of het voor anderen niet schadelijk zijn, hoe komt het dan, dat toch nog veel mensen over hun zelfbevrediging gevoelens van schuld of onbehagen ervaren? Voor christenen is dat heel duidelijk, zullen sommigen opmerken. Onanie is een grote
| |
| |
zonde, vandaar het schuldgevoel. Toch komen dergelijke gevoelens ook wel voor bij niet-christenen. Zij ontstaan vaak van binnen uit, zonder dat ouders of opvoeders of de omgeving iets veroordelends erover gezegd hebben. Men kan gerust aannemen, dat bij vele gezonde, normale mensen zich een innerlijke stem verzet tegen de zelfbevrediging, ondanks het zo geheten hygiënische nut van deze gewoonte, of de overweging ‘dat het beter is zichzelf te bevlekken dan een ander’. Waar komt dit onbehagen vandaan? Waaruit ontstaat die innerlijke afweer?
Die afweer zit meestal nogal diep. Zij kan de uiting zijn van een diep beleefd en ervaren onvermogen en onvrijheid. Dit onmachtsgevoel en dit onbehagen heeft te maken met de zin, die men aan zijn mens-zijn toekent. Zo gewoon het voor een kind is, dat het opgaat in zichzelf, in zijn eigen lichaam, in het spelen met zijn handjes en voetjes, in het behagen ook, dat het bezig zijn met zijn geslachtsorgaantje betekent, zo ongewoon en ‘onaf’ is dat voor ons, volwassenen. Voor de volwassene is het besloten zijn in zichzelve, het uitsluitend gericht zijn op het eigen lichaam een onvrij-zijn, een onmachtig-zijn, een onvermogen om geheel mens d.w.z. medemens te zijn. Dat geldt zelfs voor het niet-sexuele bezig zijn met ons zelf. Dat ervaart men bijvoorbeeld in het gezelschap van iemand, die geheel in zichzelf verzonken op zijn nagels of lippen zit te bijten, die in zijn neus zit te peuteren of anderszins met zichzelf beizig is. We krijgen dan de indruk van een zekere onverschilligheid ten opzichte van onze aanwezigheid. Zo iemand isoleert zich. Hij maakt contact onmogelijk. Wij worden kil van hem en openen ons in zijn nabijheid niet. Volwassen mens-zijn is echter medemens zijn.
Dat nu wordt door de zelfbevrediging veel minder mogelijk. De zelfbevrediging verbreekt de banden van dit medemens-zijn, het werpt ons terug op ons zelf. Dat lijkt de kern van de afweer, de schuldgevoelens en het onbehagen, die op menige daad van zelfbevrediging plegen te volgen. De zelfbevrediging maakt ons dan onze onvrijheid en onmacht bewust. Juist als ervaring van onmacht bete- | |
| |
kent zij een aanslag op onze waardigheid als mens en op het respect voor ons zelf. De door sommigen gekoesterde opvatting, dat zelfbevrediging alleen maar een eenvoudige methode zou zijn om sexuele spanningen af te reageren of een gezonde handeling om weer een rustige evenwichtstoestand te bereiken, zou juist zijn, als wij, mensen, niet méér waren dan een wandelende bundel driften en instincten. Als onze evenwichtigheid en harmonie alleen zouden afhangen van een bevrediging daarvan.
Maar zo is de mens nu eenmaal niet. Om te beginnen, is de mens geen afgeronde eenheid op zich zélf. Een-mens-alleen is ondenkbaar, hij is niet af en blijft onvolkomen. Wij zijn als mens aangelegd op anderen, zijn altijd medemens, samen en verbonden met andere mensen. Wij zijn zoon van een vader, kind van een moeder, broer van een broer, vader van een kind, man van een vrouw, vriend van een vriend, werkgever van een werknemer, partner van een sportvriend, vijand van een vijandig mens en zo zijn er talloos vele betrekkingen, waarin wij leven; zakelijke - in de moderne beroepswereld - en persoonlijke als vriendschap, vijandschap, sympathie, antipathie of liefde. Van deze is de liefdesrelatie de meest uitgesproken vorm van medemenselijkheid.
Een der meest nagestreefde liefdesvormen heeft betrekking op de man-vrouw verhouding. Deze liefdesverhouding heeft haar eigen vormen, haar eigen taal en is voor de meesten van ons de verhouding, waarin wij het diepst de zin van de liefde ervaren en het hoogst uitstijgen boven onze zelfgerichtheid, ons egoïsme. De manvrouw liefde bedient zich van de sexuele aanleg, die in ieder mens aanwezig is. ‘De sexualiteit is de taal der liefde’, zegt de filosoof Leist. Een diepzinnige gedachte! De sexualiteit op zich is niets, is zinloos, iets waaraan alsnog een menselijke zin gegeven moet worden. Eerst een relatie in liefde maakt de sexualiteit zinvol en heft deze uit boven het niveau van louter driftbevrediging. Sexualiteit wordt dan bij uitstek de taal, waarin de man-vrouw liefde zich uit.
Dit ontbreekt bij de zelfbevrediging, waar van geen liefde, van geen ontvangen, noch van een geven sprake is, maar waar alleen
| |
| |
maar genomen wordt. De sexualiteit die alleen op het niveau van de zelfbevrediging beleefd wordt, geeft velen een gevoel van te kort schieten, van een niet toekomen aan het diepe verlangen naar medemens zijn, ook en juist op sexueel gebied. Daarom vereenzaamt en isoleert de zelfbevrediging. Zij is de uitdrukking van de onwil, of liever - zoals meestal het geval is - van het onvermogen om tot een overgave te komen. Daardoor gaat de zelfbevrediging in tegen het humaniseren van onze geslachtelijke aanleg. Deze immers streeft naar verbondenheid, vereniging, een gevend ontvangen en ontvangend geven in liefde. Zelfbevrediging is de erkenning van het mislukken van dit streven. Dat lijkt ons de kern van het onbehagen en de afweer die deze sexuele uitingsvorm zo vaak oproept.
Is dit echter niet een wat te mooi gepraat? Is de sexualiteit werkelijk de taal van de liefde? Is het met ons, mensen, niet veeleer zo gesteld, dat de sexualiteit nauwelijks méér betekent dan een op regelmatige tijden bevredigen van de geslachtsdrift? Is dat in menig huwelijk ook niet het geval? Wij kunnen dan overwegen, hoe volkomen liefdeloos in menig huwelijk de geslachtsdaad tussen man en vrouw verloopt en hoe deze eigenlijk nauwelijks meer betekent dan een wederzijdse of vaak ook eenzijdige driftbevrediging. Daar maakt niemand zich veel zorgen over, zolang de huwelijkstrouw maar niet op het spel staat. Toch is er eigenlijk geen enkel verschil tussen een daad van zelfbevrediging, heimelijk in eenzaamheid verricht, en een liefdeloze huwelijksdaad met als enig motief de eigen driftbevrediging. Ook hier is van verbondenheid geen sprake. Men gaat zijn eigen gang, waarbij het lichaam van de ander gebruikt wordt om tot de gewenste bevrediging te komen. In het nederlandse spraakgebruik heeft deze vorm van geslachtelijk verkeer een eigen woord gekregen: Hoe vaak kan men niet op het spreekuur mannen horen zeggen, dat zij hun vrouw ‘gebruiken’? En al zal dit woord bij gebrek aan beter ook wel gebezigd worden voor een meer menselijke vorm van de huwelijksdaad, toch spruit het onmiskenbaar voort uit een mentaliteit, die de vrouw vooral ziet als degene, ja als het ‘voorwerp’, waaraan de man zijn ge- | |
| |
slachtsdrift bevredigt. Bevrediging van de geslachtsdrift in de vorm van zelfbevrediging aan de huwelijkspartner of als een daad in eenzaamheid verricht geeft een zelfde gevoel van onmacht en tekortschieten, van een soort ‘behelpen’. Het doet de eenzaamheid toenemen en geeft bij vele mensen een gevoel van malaise, van fundamentele onbevredigdheid en ongestild verlangen. De kiem voor een volgende daad van zelfbevrediging wordt er al weer in gelegd.
Zo ontstaat dan die vicieuze cirkel, die wij in ieder geval van verslavingsonanie kunnen achterhalen. Is het eenmaal zo ver gekomen, dat een echte gewoontevorming is opgetreden, dan is het wel heel moeilijk om deze cirkel nog te doorbreken. Het gaat dan immers om een dwangmatige inperking van de vrijheid, zoals die bij alle vormen van verslaving voor komt. In vele van deze gevallen van verslavingsonamie is van subjectieve verantwoordelijkheid geen sprake meer, omdat de vrijheid om deze gewoonte af te breken ontbreekt. Hier ligt het grote en misschien wel enige gevaar van de onanie nl. dat zich een verslavingsonanie ontwikkelt, die een normale sexuele uitgroei in de weg staat. Men wordt dan letterlijk zich zelf genoeg. De weg naar de ander wordt versperd, het vermogen tot geslachtelijk geven en nemen blijft onontwikkeld, waardoor een werkelijke huwelijksgemeenschap moet uitblijven. Daarbij doet het er niet veel toe, of men trouwt of niet. Daarom is en blijft het altijd zeer de moeite waard om op verstandige wijze, dat wil zeggen juist niet met de middelen van schuld en angst, de strijd aan te binden tegen de onanie en haar verslaving. Vaak zal daarvoor deskundige hulp nodig zijn: een ervaren geestelijk leidsman, een dokter, een psycholoog of een psychiater. Het allerbeste is echter om liever te voorkómen dan te genezen. En daarmede zijn wij weer terug bij de sexuele opvoeding: wat kunnen wij in de puberteitsjaren voor onze jongens en meisjes doen om te zorgen, dat zij later niet in de kwade cirkel van de verslavingsonanie terechtkomen? Daarover zal de laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaan.
| |
| |
Ondanks de opvatting, dat zelfbevrediging een gezonde gewoonte kan zijn om van spanningen af te komen, blijkt voor velen de zelfbevrediging iets, waar men erg mee inzit. Gehuwden en ongehuwden, oud en jong. Iets, waar men van af wil. Een paar voorbeelden:
Een brief uit E...: ‘Ik ga er als een ingevreten leed langzamerhand kapot aan. Ik vecht er al 20 jaar - U leest het goed - 20 jaar tegen. Ik wil wel anders, maar hoe het komt, weet ik niet, telkens gaat het weer met mij fout’.
Een brief uit A...: ‘Ik weet veel te goed, dat onanie maar een armzalig surrogaat is, maar ik ben nu eenmaal niet getrouwd (werkelijk niet voor mijn plezier) en de verleiding overvalt je ongevraagd en dan kan ik er 9 van de 10 keer niet tegenop’.
Een brief van een mevrouw uit S.: ‘Wij hebben beiden vóór ons huwelijk aan onanie geleden. Wij waren dolblij, toen wij gingen trouwen, omdat we dachten ‘ziezo, van die kwaal zijn wij voortaan verlost’. Maar vanwege onze moeilijkheden is het nog veel erger geworden dan vóór ons huwelijk’.
Uit B... het volgende: ‘Mijn vrouw is al naar bed en ik heb vanavorid rustig kunnen luisteren. Ze heeft geen idee, dat ik jarenlang honderden ofwel duizenden malen ‘het gedaan’ heb. Jarenlang heb ik ermee gevochten en steeds weer, steeds weer opnieuw. Nu ben ik 45 jaar. Het is wat kalmer geworden, het laatste jaar pas. Onmacht? Voorlichting heb ik nooit gehad’... en dan volgt een relaas van lichamelijke en maatschappelijke teleurstellingen, die deze schrijver aan zijn verslavingsonanie toeschrijft. Hij eindigt: ‘Neem U mij niet kwalijk, als ik onder deze regels alleen mijn voornaam zet. Ik kan er met niemand over praten, tenzij U met een woord over de radio zou reageren’.
Ik kon deze luisteraar dus niet persoonlijk van advies dienen. Een persoonlijk advies - het enige juiste antwoord - hoort daarenboven thuis in de vertrouwde sfeer van de spreekkamer. Overigens ben ik het niet eens met zijn theorie, dat zijn lichamelijke en maatschappelijke teleurstellingen het gevolg zijn van zijn zelfbevredigingsge- | |
| |
woonte. Deze zelfbevredigingsgewoonte lijkt mij, zoals in verreweg de meeste gevallen, meer een symptoom, een gevolg van iets anders en wel een niet geheel gelukte levensaanpassing. De onanie is dan geen oorzaak, maar veeleer een gevolg. Meestal het gevolg van een door inwendige of uitwendige faktoren niet geheel harmonisch ontwikkeld en aangepast gevoelsleven.
Ieder mens heeft in aanleg een geslachtelijk instinkt, een geslachtsdrift, die naar bevrediging streeft. Door allerlei inwendige en uitwendige invloeden kan die geslachtelijke aanleg zich ontwikkelen tot alle mogelijke gestaltes en vormen van definitieve sexualiteit, zowel normale als abnormale. De ervaring leert, dat wanneer onze geslachtsdrift eenmaal een vaste bevredigingsvorm heeft gevonden, als het ware een vaste bedding, waarin zij regelmatig kan afvloeien, dat het dan heel moeilijk is deze vaste vorm, deze bedding te veranderen.
Het bijzondere van de zelfbevrediging is nu, dat daarin de sexualiteit een eigen zelfstandigheid gekregen heeft en niet in dienst staat van of ingevoegd is in het mens-zijn in zijn geheel. Eerst als de geslachtelijkheid opgenomen wordt in het grotere geheel van ons mens zijn, kan verwacht worden, dat de onanie met sukses wordt overwonnen. De sexualiteit wordt dan een der uitingen van onze verbondenheid met een ander, van ons medemens zijn. Daarom is het onjuist om te menen, dat het huwelijk en vooral de sexuele mogelijkheden, die het biedt, zonder meer een oplossing voor de zelfbevrediging zouden betekenen. Het huwelijk is nooit of te nimmer een remedie voor sexuele stoornissen. Een klein voorbeeld daarvan staat hierboven uit de brief uit S.
Het behoeft geen betoog, dat dit alles voor ongehuwden, die eenmaal de onanie als gewoonte hebben leren kennen, veel moeilijker is. Als er geen uitzicht is op een duurzame relatie, waarin ook de sexualiteit een plaats krijgt en als de behoefte aan sexuele bevrediging (een normale behoefte!) zich telkens weer opdringt, is de zelfbevrediging vaak de enige weg om de sexuele onrust te doen bedaren. Er wordt altijd nog te veel kostbare energie (meestal nog
| |
| |
tevergeefs ook!) besteed aan het onderdrukken van deze bevredigingsmogelijkheid, deze ‘outlet’ voor opgestuwde spanningen. En waarvoor is dit nodig, als men voor ogen blijft houden dat zelfbevrediging een onaffe, ‘second best’ een onvolledige vorm is, die de menselijke sexualiteit kan aannemen. Maar het blijft een uitingsvorm, soms zelfs de enig mogelijke en noodzakelijke vorm, zoals in het bestaan van menig ongehuwde man en vrouw. Hoewel de zelfbevrediging in deze situatie geheel begrijpelijk is, zijn er toch veel ongehuwden, die grote weerstanden blijven houden tegen hun zelfbevredigingspraktijken, die zij niet accepteren.
Een brief uit F...: ‘Het is, of ik soms op die ogenblikken geen baas ben over mezelf. Het zijn maar enkele seconden en de wroeging begint meestal meteen. Hoe kom ik er toch af? Wat raadt U mij aan?’
Hoe moeilijk en hoe schaamtevol dit ook soms zal zijn, het beste advies is om zijn schroom te overwinnen en zijn problemen eens voor te leggen aan een dokter, in wie men vertrouwen heeft, aan een psycholoog of psychiater (wanneer men tenminste niet behoort tot de helaas nog grote groep, die het vreselijk vindt om psychiatrische hulp in te roepen), aan een verstandige zielzorger, of aan een bureau voor huwelijksaangelegenheden. Juist op dit punt zijn er velen, die van hun hart een moordkuil maken en blijven doormodderen. In zo'n gesprek blijkt dan nogal eens dat de onvrede die men heeft over de zelfbevrediging eigenlijk maar een onderdeel is van een veel grotere onvrede met het eigen bestaan: met het ingekeerd zijn, met de eenzaamheid en met het onvermogen een duurzame relatie in liefde op te bouwen. Maar daarover gaat een ander hoofdstuk.
| |
Puberteits-onanie
Lange tijd heeft de mening geheerst, dat alle puberteitsmoeilijkheden, vooral bij jongens, terug te voeren zouden zijn op verkeerde
| |
| |
sexuele gewoontes, met name op de puberteitsonanie. Lange tijd ook heeft de gewoonte bestaan om bij de leiding van pubers vooral de nadruk te leggen op deze slechte gewoonte en de kwade gevolgen ervan. De laatste 10, 20 jaren echter zijn wij daarover heel anders gaan denken. Er zijn op grote schaal onderzoekingen verricht, die ons inzicht in de puber, in zijn sexuele ontwikkeling en in zijn sexuele gewoontes, zeer hebben verdiept. Daarbij is o.a. komen vast te staan, dat, althans in onze westerse wereld, 9 van de 10 jongens in hun puberteit - langere of kortere tijd - tot zelfbevrediging komen. Over het vóórkomen bij meisjes is de overeenstemming in opvattingen veel minder groot. Hier spelen blijkbaar plaatselijke omstandigheden van diverse aard een rol. Toch kan men, met Kinsey, gerust aannemen, dat 40 tot 50% van onze meisjes reeds in de puberteit gedurende enige tijd tot zelfbevrediging komen. Gezien deze hoge cijfers kan het welhaast niet anders, of ieder heeft wel eens met de puberteitsonanie te maken of te maken gehad: als probleem uit de eigen jeugd, als probleem bij de opvoeding van onze eigen kinderen of in een of andere relatie met de opgroeiende jeugd in het algemeen. Ieder heeft er dan ook wel een mening over: een reden temeer om hier enige aandacht te schenken aan dit typische jeugdverschijnsel.
Er zijn verschillende manieren, waarop een puber tot zelfbevrediging komt. Bij jongens kan dit gaan via de tegelijk met de geslachtsrijping optredende nachtelijke zaadlozingen, die gepaard kunnen gaan met een orgasme, een woord, dat gebruikt wordt voor het intense gevoel van geslachtelijke lustbevrediging, zoals dat bij een zaaduitstorting optreedt. De puber kan gaan experimenteren en op deze manier tot een zelfbevrediging komen; hij kan het van andere jongens leren, enz. Bij nerveuze kinderen, zowel jongens als meisjes, zien wij nogal eens, dat dit orgasme, dit intense lustgevoel, plotseling optreedt tijdens heftige spanningen: in de klas bij een onverwachte beurt, op een examen of bij toestanden van heftig gespannen verwachting. Bij een aantal van deze jonge mensen ontwikkelt zich na kortere of langere tijd een soort schuldge- | |
| |
voel over de vrijwillig opgewekte zelfbevrediging. Het duistere gebeuren, in eenzaamheid zich afspelend, wordt aangevoeld als een begeren, waaraan slechts moeilijk weerstand te bieden is. Vagelijk voelt de puber, dat hij in de greep raakt van een geheimzinnig en zich krachtig aanmeldend gebied, dat in hemzelf tot ontwikkeling en groei komt: de eerste bewuste ervaring van zijn sexualiteit. Er ontstaat een geslachtelijk gerichte belangstelling. Allerlei tot dan toe onbelangrijke zaken zoals kleding, houding, plaatjes, verhalen of voorstellingen worden heel anders beleefd en krijgen een sexuele prikkelende invloed. Soms gebeurt dit met zulk een heftigheid, dat een ernstige crisis hiervan het gevolg kan zijn. De puber wendt zich af van zijn ouders en andere opvoeders. Hij wordt schuw en gesloten. Voor het eerst ervaart hij iets in zichzelf, dat zijn bewuste ik, zijn vrije wil in de weg staat. Een deel van zijn eigen wezen komt als het ware te staan tegenover een ander deel: als iets vreemds, iets nieuws, een soort dwang met geheime krachten, voor wiens verleiding hij telkens bezwijkt. Dit conflict in de opgroeiende
jonge mens betekent een belangrijke fase in het proces der volwassen-wording: het opent de toegang tot hetgeen diep in ons leeft, het leert ons, wie wij nu eigenlijk zijn en het nodigt ons uit tot een stellingname en vormgeving van onze sexuele aanleg om zo te komen tot een harmonische inpassing ervan in het geheel van onze persoon.
De puberteitsonanie is letterlijk het verlies van de kinderlijke ‘onschuld’, het opent de ogen voor ons mens-zijn, het doet ons onze grenzen en onze onmacht soms voor het eerst bewust worden. Maar het biedt ook de mogelijkheid tot een ontwikkeling van onze wil, tot een strijd tegen egoïsme en kinderlijk luststreven. Het kan onze goede krachten, ons zelfvertrouwen, onze moed en volharding en nog vele andere eigenschappen, die wij in de aanstaande volwassenheid nodig zullen hebben, tot ontwikkeling brengen. Het is dan ook helemaal geen verontrustend teken, wanneer een puber tot zelfbevrediging komt. Er is geen enkele reden om de puberteitsonanie primair te zien als een kwestie van moraal of ethiek.
| |
| |
De puberteit is immers de levensfase, waarin de volwassen wordende sexualiteit zich vaak met horten en stoten en nog ongrijpbaar voor het eerst aanmeldt en de geslachtelijkheid via vallen en opstaan, via beleven en experimenteren, geleidelijk bezig is naar een menselijke en volwassen vorm uit te groeien. De puberteitsonanie is dan ook veeleer een opvoedingsprobleem dan een moraalprobleem. Het is onjuist deze jonge mensen te willen helpen door hun enkel het verkeerde van hun activiteiten voor te houden of door hun angst en schuldgevoel aan te wakkeren. Want is het juist niet onze eerste taak om deze angst weg te nemen? Angst en schuldgevoel zijn er al genoeg. Het zijn de geëigende middelen om een onschuldige puberteitsonanie te maken tot een moeilijk te overwinnen verslavingsonanie.
Moeten wij dan maar niets doen en er maar op vertrouwen, dat de puber, door schade en schande wijs geworden, zèlf op den duur wel orde zal weten te scheppen in zijn sexuele leven? Jonge mensen hebben bij hun opgroeien wel degelijk hulp en steun nodig. Deze op de juiste wijze te geven is misschien wel het moeilijkste gedeelte van de sexuele opvoeding. Daarvoor hebben wij immers de volle medewerking van de jongen of het meisje zèlf nodig. Een medewerking, die wij als ouders op dit tijdstip helaas niet meer kunnen verwachten, omdat ons kind zich tegenover ons veelal te onvrij voelt. Onze hulp zal dan ook in deze gevallen moeten worden overgenomen door ervaren jeugd-zielzorgers of door jeugdleiders, leraren en anderen. Het allerbelangrijkste in deze zorg en leiding lijkt een positieve aanpak, die er zonder meer van uitgaat dat puberteitsonanie voor de meeste jongens (en voor vele meisjes) een normale doorgangsfase is en die dit ook niet verborgen houdt voor deze jonge mensen. Sexuele opvoeding is geen plaatsen van borden met verboden toegang, geen reeks waarschuwingen of veroordelingen, maar een inleiden in de rijkdommen en grote waarden van het sexuele leven voor de mens. Oudere tieners hebben geen behoefte aan idealistische of vrome beinvloeding, die vooral gericht is op het mooie, edele, hoge en wat dies meer zij. Zij zijn
| |
| |
het meest gebaat met een open klimaat, waarin hun eigen stellingname ten opzichte van hun groeiende sexualiteit tot stand kan komen. Men kan dan rustig vertrouwen hebben in de zekerheid dat ieder mens er naar streeft om aan zijn sexualiteit bepaalde waarden en normen te geven, al zijn deze soms anders dan de onze. De huidige puber generatie, die opgroeit zonder de zware onanie problematiek van voorheen maakt een sexueel gezonder indruk dan de generatie van hun ouders.
Regelmatige controles op mogelijke zelfbevrediging of voortdurend moraliserend optreden hebben geen enkel effect. Integendeel, zij proberen te onderdrukken hetgeen voor een groei naar volwassenheid gestimuleerd zou moeten worden. Dat bevestigen de levensgeschiedenissen van mensen juist uit z.g. degelijke godsdienstige gezinnen, waar vanuit een verkeerd begrepen kuisheidsideaal de verstikkende, alle geslachtelijkheid ontkennende of verdringende atmosfeer slechts narigheid en stoornissen wist voort te brengen. Het lijkt daarom een goede en wijze maatregel om jongens reeds in de beginnende puberteitsjaren te spreken over hun groeiende geslachtelijke prikkelbaarheid en dus ook over de puberteitsonanie. Hoewel velen dit moeilijk zullen vinden en weer anderen dit onjuist achten, leert de ervaring, hoezeer men hen hiermede kan helpen en hoezeer men hierdoor medewerkt om de jongelingsjaren van menige puber zonnig te houden. Want talloze puberteitsjaren worden nog steeds verduisterd door een eenzaam en machteloos gevecht tegen de zelfbevrediging. Een nutteloze energie verspilling aan een normaal ontwikkelingsverschijnsel, juist in een tijd dat men zijn energie toch al zo volledig aan alle mogelijke zaken moet besteden.
Voor onze meisjes ligt dat wat anders. Daar kan men niet zomaar stellen, dat zij ook vrijwel allemaal een periode van puberteits zelfbevrediging doormaken. Maar ook voor hen geldt dat zij over het algemeen gebaat zijn met een vroegtijdige voorlichting over zelfbevrediging. Het veel gehoorde bezwaar, dat door zo'n gesprek ongewenste impulsen zouden worden opgewekt, lijkt ge- | |
| |
ring. Dit alles hangt geheel af van de vertrouwensverhouding, die met de ouders bestaat en van de mate waarin de sexuele opvoeding geslaagd is. Sommige ouders zal het niet moeilijk vallen dit met hun dochter te bespreken, terwijl anderen dit nimmer zal gelukken. De mogelijkheden tot een open gesprek in de puberteitsjaren is afhankelijk van de reeds jaren voordien toegepaste sexuele opvoeding, waarover in het eerste hoofdstuk reeds sprake was en die ook verder op nog meerdere malen aan de orde zal blijken te komen. |
|