's Konings verjaardag
(1831)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
drukkerij van m. wijt & zonen. | |
[pagina 3]
| |
De koning leev'! de koning leev'!
Zoo klinken stem en snaren:
Dat God hem vreugde en voorspoed geev'
En menig tiental jaren!
Gezegend zij geen vorst als hij:
Dat zingen en dat bidden wij.
Gegroet, gegroet, gij dageraad,
Gegroet uit ieders woning!
Gij ziet geen trouwer onderzaat,
Gij vindt geen braver koning;
Gij voert geen blijder feestdag aan
Dan die voor Neêrland op mogt gaan.
| |
[pagina 4]
| |
Rijs op, rijs op, gebeden dag!
Gods templen zijn ontsloten;
Daar waaijen vaân en vreugdevlag,
Daar knallen de eereschoten:
De nabuur hoort aan grens en strand
Het feestgejuich van Nederland.
Ook dreunt den Belg, die gloeit van spijt,
Ons luid gejuich in de ooren;
Hij gunt ons niets dan bang gekrijt
En moet ons jublen hooren...
Doch denken we in ons vreugdelied
Aan die ondankbre dwazen niet.
't Is feest, 't is feest! God dank! God lof!
We erkennen 's hemels zegen:
Uit stad en vlek, uit hut en hof
Klimt lof en dank hem tegen;
En, schalt een zang of vloeit een traan,
God heeft hen even goed verstaan.
| |
[pagina 5]
| |
Gij weet, o vorst! wat wensch het zij,
Dien we u te staamlen trachten:
Geen kindren, meer verkleefd dan wij,
Geen wal van trouwer wachten;
Geen vorst en volk zoo na verwant
Als Nassau is en Nederland.
In nood en dood, in lief en leed,
Zijn we aan elkaâr verbonden;
Het nakroost houdt der vaadren eed,
o Koning, ongeschonden:
Ons goed, ons bloed... beschik, bepaal!
Wij geven 't goud en grijpen 't staal.
Laat ver van hier zich de oproervaân
In 't puin van troonen zetten;
Geev' stout en strafloos de onderdaan
Zijn vorst, als meester, wetten:
Wie met die pest ons naadren zou,
Hier stiet hij op een muur van trouw.
| |
[pagina 6]
| |
Kruip' staatsbelang, in krijg en vreê,
Langs duizend kromme wegen,
Gij, koning! gij gaat regt door zee
Met ons den springvloed tegen!
Hoe zwarter ginds de valschheid zij,
Te blanker, Neêrland! schittert gij.
's Lands vader leev'! 's lands moeder leev'!
Zoo juichen hart en snaren:
Dat God hen vreugde en voorspoed geev'
En menig tiental jaren!
Onbreekbaar zij onze eendragtsband:
Dat zingt en bidt het vaderland.
TOLLENS.
|
|