Tweede deel der mengelzangen
(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
[pagina 82]
| |
Het valt ter neer, 't ver-
dort, Als 't niet in acht genomen
word, Als 't niet in acht genomen
word.
| |
[pagina 83]
| |
Verbeelding van een Kupido met sijn fakkel voor uit lichtende, trekt de verdwaalde Minnaar uit een bar en aklig hol na een plaats daar de Dag zich reeds aan den Horizont vertoont. | |
Eenzaam en noit alleen
| |
[pagina 84]
| |
3.
Verdwaalde Minnaar van de nacht:
Ay zie de blyde zonnestraalen,
Die 't alverkwikken nederdaalen:
Zie hoe natuur en alles lacht.
De dartle vrolykheid
Zich nu door tak en telg verspreit.
4.
Maar als de wintertyd genaakt;
Hoe doods, hoe stil zal alles wezen!
Als of het aardrijk noit voor dezen,
Zich in het minst en had vermaakt:
Daar hemel, aard en zee
Eer minde 't minnen vreugd en vre.
5.
Ay haal geen onrust in uw zin:
Wilt zorg en hertzeer daar verbannen,
't Zijn onze levens snô tyrannen.
Dies eert de vrolijkheid en min.
Men leeft vernoegt op aard,
Daar zo twee zielen zyn gepaart.
|
|