Tweede deel der mengelzangen
(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
Neen neen ô Juffer! die
loflijk beminnen,
Achten 't een aangenaam lijden te zyn,
Als men dat voordeel slegts
weet te bezinnen,
Dat men geen fiere ver-
krijgd sonder pijn.
| |
[pagina 28]
| |
1.
De Liefde kan ons vernoegen.
Schoon sy ons pijnigt, nog zijn wy te vreên.
Die'er zich weet na te voegen,
Vind in de smerte bekorelykheên.
Neen neen ô Juffer! die loflijk beminnen,
Achten 't een aangenaam lijden te zijn;
Als men dat voordeel slegts weet te bezinnen,
Dat men geen fiere verkrijgt zonder pijn.
2.
Al moortge my, 'k zal 't verdragen;
Of gunt my Schoone te leven met u;
Zo ik u slechs kan behagen.
Weest dan voortaan niet zo wreed, noch zo schuw.
Zieje dan niet, ik wil leven en sterven
Alzo je wilt; want het scheeltme toch niet,
Of ik nu sterve ja door u te derven;
Of dat ik leef zo dra ik u geniet.
|
|