Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
(1980)–Jan Swammerdam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 789]
| |
Tab. xlvi.
| |
Bysondere Verhandeling Van de Kikvorsch en desselfs Pop,
| |
Taf. xlvi.
| |
[pagina 790]
| |
Vermiculus longe jam major heic depictus cernitur, quam eo tempore erat, quo, Ovi sui testa sive tunica membranacea novissime derelicta, extra pabulum suum enatare incipiebat. Quocirca nunc Caput, Pestus & Abdomen ejus, quae unum veluti globum hactenus constituunt g, distinctissime videre licet. At vero quoniam exacta partium istarum cognitione imbutus sit oportet, eas qui internoscere cupit; hinc factum est, ut illi, qui Naturam nonnisi superficietenus investigant, globum istum solo pro Capite Gyrini habuerint: cum tamen universum is corpus simul comprehendat: uti incomparabilis etiam Harveus accurate animadvertit. Extremo corpori hujusce Gyrini Ga naar margenoot+continuata cernitur Cauda h, cujus adminiculo is natatum exercet; quandoquidem Rana, quousque hunc habitum gerit, verus est Vermiculus pedibus destitutus, atque hac dote Vermiculos apodes ad Tertii Ordinis modum priorem pertinentes adsimilat. Heic vero nunc probe adnotandum est, quod Gyrini nunquam omne suum pabulum prorsus consumant: quam ob rationem hoc, imbibita aqua dilutum, paullatim adtenuatur; ut tandem nubeculam in aqua fluctuantem referat. Et sane glutinis istius tanta sensim fit dilatatio; ut id solummodo vicem loculi, in quem Gyrinus conquieturus sese recipiat, tum praestare videatur: quapropter etiam cernitur, ipsum, sicubi natando lassatus est, celeriter semet memoratam in nubeculam penetrare, ibique dein immotum requiescere. Porro heic animadvertere juvat, quod, uti Insecta, quae in caseo, carnibus putrescentibus, multisque fructibus & Tuberculis, alimento suo circumclusa reperiuntur, hoc ipsum Ore capiunt; ita Gyrinus similiter pabulum suum per Os ingerat. At vero id tamen insuper heic datur differentiae, quod Gyrinus vel in ipso etiam Ovi sui integumento adhuc constitutus jam nutriatur: quod quidem circa nulla hactenus Insectorum Ova observare mihi contigit; quum Insecta in Ovorum suorum tunicis, membranis atque testis, haud aliter, ac Papiliones in Chrysallidibus delitescant, nec nisi viribus tantummodo augeantur. Hinc est, quod nullus dubitem, quin Gyrinus Ranarum Umbilicalibus quoque vasis instructus sit: qua de re suo deinceps loco sigillatim agam. Ga naar margenoot+IV. Repraesento, quanam ratione in Gyrino Ga naar margenoot+Ranarum paullatim Crura posteriora i i procrescere cernantur; dum nimirum similiter, ac | |
word dit Wurmken vry grooter afgebeelt, als wanneer het syn Eyerschaal of vliesige rok, eerst effen komt te verlaten, en buyten syn voetsel te swemmen: soo dat men in het selve nu syn Hoofd, Borst, en Buyk, seer distinct kan sien, die als een kloot maaken g; maar alsoo daar een nette kennis deeser deelen toe vereyst word, om dit te onderscheyden; soo hebben de persoonen, die de Natuur niet als oppervlakkig ondersoeken, dit deel alleen voor het Hoost van de Gyrinus genoomen, daar het nogtans het geheele lichaam te samen is; als ook de onvergelykelyke Harveus seer wel aan teekent. Agter aan het lichaam van deese Gyrinus, Ga naar margenoot+siet men de Staart geplaatst h, door welkers middel dat hy swemt, alsoo de Vorsch in deese gestalte, een waaragtige ongevoete Wurm is: en daar meede komt hy over een met de voetelose Wurmkens in de Derde Order op de eerste wyse.
Alhier valt nu wel aan te merken, dat de jongen der Vorschen nimmermeer haar voetsel geheel verteeren: waarom dan het selve door het ingedronge water allengskens verdunt word, soo dat het ten laatsten als een wolk, die in het water dryft, sig vertoont: en het schynt om syn groote dilatatie, de jonge Gyrinus maar alleen te dienen, om daar in te rusten: waarom men ook siet, als hy vermoeyt van swemmen is, dat hy met een vaart sig in de genoemde wolk in dringt, daar hy dan sonder beweeging in komt stil te leggen.
Voorts is hier noodig aan te teekenen, dat gelyk de Insecten, die men in de Kaas, het verrottende vleesch, en in veele vrugten en wratten binnen in haar voetsel opgeslooten vindt, haar voetsel door de Mont in neemen: dat soo van gelyken het Vorschen jong syn voetsel door de Mont in neemt; dan met dit onderscheyt, dat het ook selfs binnen in het bekleetsel van syn Ey gevoed word, dat ik tot nog toe, omtrent geene Eyeren der Insecten heb ondervonden; alsoo de Insecten in haare Eyer-rokken, vliesen, en schaalen leggen, gelyk de Kapellekens in de gulde Poppen; en maar alleen sterker worden. Daarom synder ook sonder alle twyfel, meede Navelvaten in de Pop der Kikvorschen, dan hier van sal ik op syn plaats particulierder spreeken.
Ga naar margenoot+Ten IV. soo vertoon ik, hoe het Vorschen Ga naar margenoot+jong, de agterste Beenen ii allengskens komen uyt te groeyen, dewelke even als de kelken der | |
[pagina 791]
| |
florum calyces ex suis pedunculis, aut uti folliculi, quibus Insectorum Alae reconditae sunt, sensim e corpore foras pullulascunt. Ut adeo Gyrinus, hac quidem proprietate, Animalculis, Secundo sub Ordine descriptis, apprime similis sit; quamvis ab his rursus discrepet eo, quod apodis instar Vermiculi ex Ovo proveniat. Animadverto itidem, quod circa hoc tempus anteriora etiam Gyrini Crura pedetentim sub cute simili prorsus modo increscant atque augeantur, uti ante de Vermiculis Erucisque Tertii mei Ordinis exposui. Propterea Crurum quoque rudimenta manifeste oculis inter-noscere licet; si cutis tum temporis ibi loci aperiatur: quod ipsum in modo memoratis Vermiculis Erucisque pariter obtinet: quemadmodum in Tabulis prioribus aliquoties exhibuimus. Ga naar margenoot+V. Dein ad vivum repraesento, quo pacto omnes Gyrini artus lento incremento suam denique perfectionem sint adepti. Bini nimirum Pedes anteriores, sub cute etiamnum delitescentes, Ga naar margenoot+conspiciuntur kk: duo autem posteriores Ga naar margenoot+extra cutem protuberant ll; licet revera cute sua, quam postea demum exuent, adhuc investiantur: haec enim, una cum procrescentibus Pedibus, simul dilatata atque foras exporrecta est: prout in Secundi Tertiique Ordinis Animalculis pariter locum habet. Hinc est, quod Gyrinum, hac in forma constitutum, omni profecto jure Nympham Ranae adpellem, quae & Secundo & Tertio simul Ordini videtur posse adcenseri. Interim quia Gyrinus hoc sub Nymphae habitu adhuc alimentum suum quaerit, & quoquoversum sese movet; ideo Secundi Ordinis Insectis longe propius, quam Tertii, accedit. Hanc ob rationem eundo quoque & natando suam is cutem tandem deponit, & anteriora sua Crura in conspectum profert, Ranae tunc formam prae se ferens: quamvis Caudam tamen aliquo etiamnum tempore servet, quae paullatim deinde sese contrahens exarescit. Ga naar margenoot+VI. Denique exhibeo, quomodo Rana, gradatim Ovi, Vermiculi, & Nymphae formas increscendo emensa, perfectam tandem aetatem plenosque pubertatis annos adtigerit, nunc demum, haud aliter, ac Insecta, Vegetantia & Plantae, novo producendo semini apta nata; ut hujus ope speciem quoque suam aeternare queat. Attamen accurate heic animadvertendum est, quod Rana nequaquam, statim â mutatione sua, omnibus numeris absolutum, aut generationi idoneum Animal existat. Nihil profecto mi- | |
bloemen uyt haar steel, of de beurskens, waar in de Vleugelen der Insecten beslooten worden, langsaam buyten het lichaam uytbotten. Waar meede dan dit Vorschen-jong geheel net over een komt, met de Dierkens, in de Tweede Order beschreeven: maar waar van het ook verschilt, in dat het als een voeteloos Wurmken uyt syn Ey komt. Omtrent deese tyt, soo bevinde ik ook, dat de voorste Beenen van het Vorschen-jong, van lang-samer hand onder het vel aangroeyen en toeneemen: even op de selve manier, gelyk van de Wurmen en de Rupsen, in de verhandeling van myn Derde Order is voorgestelt. Waarom, als men de huyt van de Gyrinus opent, soo kan men de begintselen der Voeten sigtbaarlyk onderscheyden, 't geen ook in de Wurmkens en Rupskens plaats grypt: gelyk in de voorige tafelen verscheyde maal afgebeelt is.
Ga naar margenoot+V. Nog vertoon ik naa het leeven, hoe alle de leedematen van het Vorschen jong volmaaktelyk aan gegroeyt syn: als de twee voorste Voeten onder Ga naar margenoot+het vel kk, en de twee agterste Voeten buyten Ga naar margenoot+het vel ll, maar egter in het vel, dat se sullen afstroopen, nog omvangen synde, alsoo dat te gelyk met de uytgegroeyde Voeten is gedilateert en aangegroeyt geworden; als meede plaats heeft onder de Dierkens van de Tweede en Derde Order. Hier om is 't, dat ik met alle reeden, het Dierken in deese gedaante synde, een Vorsch-Popken noeme: en het schynt te gelyk onder de Tweede en Derde Order geplaatst te kunnen worden. Dan alsoo het in die gestalte nog syn voetsel soekt, en sig over al beweegt, als het een Popken is, soo komt het veel meer met de Dierkens in de Tweede, als met die in de Derde Order over een. Hier om is het ook, dat het al wandelende ende swemmende syn huyt eyndelyk afstroopt, en syn voorste Beenen dan komt te vertoonen, synde tot een Vorsch geworden: hoewel hy syn Staart nog eenigen tyt behout, die allengskens dan inkrimpt ende verdroogt.
Ga naar margenoot+VI. Eyndelyk soo vertoon ik, hoe de Vorsch allengskens de gestalte van Ey, Wurm, en Popken ontwassen synde, nu tot vollen ouderdom en manlyke jaaren gekomen is, en even als de Insecten, Gewassen, en Planten, tot de voortbrenging van een nieuw saat is bekwaam geworden: op dat se haare soort gelyken souden vereeuwigen. Maar alhier moet men nu neerstig agt geeven, dat de Vorsch datelyk naa syn verandering geen volmaakt Dier is, of tot de voortteeling bekwaam: geensins, want by heeft daar nog wel twee a drie | |
[pagina 792]
| |
nus: nam vel biennii, trienniive spatium, nil mea me vehementer fallit opinio, prius elabitur, quam Rana istum perfectitudinis gradum consequatur. Hac igitur conditione Rana, Animantibus sanguine rubro praeditis gemina, ab Insectis contra penitus iterum discrepat; utpote quorum pleraque, postquam unius duarumve horarum intervallo nata, aut e Nymphis suis mutata, lucem viderunt, tum ilico perfectam quoque magnitudinem & aetatem suam obtinent, simulque exsequendo generationis Ga naar margenoot+operi apta redduntur. Quam heic aetatis maturae Ranam exprimo, Mas est: prout certissime Ga naar margenoot+licet cognoscere ex binis illis Vesiculis mm, quae pone Oculos ejus sitae conspiciuntur, in Foemella nunquam reperiundae. Quin aliud praeterea haud minus indubitabile datur signum, quo Mas a Foemella interstingui potest: verum id in peculiari, quae paullo post subjungetur, historia, demum describam atque delineabo. | |
jaar, soo ik vertrou, toe van doen: waar in by dan t'eene maal met de Dieren, die root bloet hebben, over een komt, en weer geheel van de Insecten verschilt, van welke de meeste, naa dat sy een uur a twee gebooren syn, of uyt haare Popkens vervelt, dan ook terstont tot haar volkome grootte en ouderdom aangroeyen; en te gelyk bekwaam tot de voortteeling worden. De tegenswoordige Vorsch, die ik in vollen ouderdom vertoon, is het Manneken, dat infallibel van het Wyfken te onderkennen is, uyt de twee blaaskens, Ga naar margenoot+die ik agter syn Oogen uytbeelde mm, en die in het Wyfken niet en syn; voorts is daar nog een ander, en niet minder seeker teeken, om het Manneken te onderkennen, dat ik in de volgende particuliere historie sal beschryven en uytbeelden. |
|