lende scholen, waarbij men zijn eigen methoden gebruikten. De ene school specialiseerde zich in stokslagen, de andere had schoppen en slagen als voornaamste studiepunt. Kito Ryo en Tenshin Skinyo Ryo waren de voornaamste scholen in Japan.
Jigoro Kano, de in 1860 in een dorp bij Kobe geboren student in de filosofie, bestudeerde de jiu jitsu. In zijn jeugd was hij een lichamelijk zwakke jongeman, die jiujitsu ging beoefenen, omdat hij niet wilde onderdoen voor zijn sterke mede-studenten, maar bovendien omdat hij in het principe van jiu-jitsu, ontdaan van verschillende uitwassen een prachtige methode zag voor de morele en lichamelijke opvoeding. Uit verschillende vormen ontwierp hij een nieuwe sport, namelijk judo, dat letterlijk ‘zachte weg’ betekent.
In 1882 richtte Kano (later professor) de Kodokan op; het hoofdkwartier van de internationale judowereld. Judo werd sindsdien snel verspreid over de wereld.
Jigoro Kano behaalde de hoogste graad in de judosport namelijk de 12de dan. In 1940 stierf hij op 80-jarige leeftijd. Zijn zoon Risei Kano werd later president van de Kodokan. Hij droeg een witte band en hiermee wilde hij aangeven dat zowel de beginner als de grote meester een witte band droegen, dus dat er in de judosport geen begin en geen eind is en dat men als judoka nooit uitgestudeerd is.
Judo werd in Nederland in 1938 door John van der Bruggen, leerling van de Japanner T. Nakada, geïntroduceerd en Suriname zou heel gauw kennis gaan maken met deze tak van sport.
Vóór de Tweede Wereldoorlog werden de Nederlanders Maurice van Nieuwehuizen en John van der Bruggen door vooraanstaande Japanners ingewijd in de judosport. In 1945 werd deze tak van sport pas goed in Nederland geïntroduceerd, nadat enkele leden van de judoschool Budokwai een demonstratie aldaar weggaven. Rond 1951 waren van Nieuwehuizen en van der Bruggen hoog gegradueerde judoka's.
Op zaterdag 8 september 1951 werd de judosport in Suriname geïntroduceerd. De heer N.H. Kroon, een instrukteur van Maurice van Nieuwehuizen, jiu-jitsu en drager van de groene band, kwam naar Suriname om Surinamers in deze tak van sport te begeleiden.
Op zaterdag 20 mei 1952 werd door het toenemende enthousiasme in Paramaribo voor de judosport de eerste Surinaamse jiu-jitsu en judovereniging opgericht die de naam droeg van Surinaamse Jiu-Jitsu en Judo Amateursvereniging (SJJA). Het bestuur van deze vereniging bestond uit de heren N. van Vollevelde (voorzitter), Ludwig de Sanders (secretaris) en F. Doven (penningsmeester). De judolessen werden verzorgd door de heer N.H. Kroon, die onder supervisie stond van Maurice van Nieuwehuizen.
Op vrijdag 4 juli 1952 werd voor het eerst een goede mat in gebruik genomen en werd een judoka geëxamineerd. De aanschaf van deze mat was mogelijk geworden door spontane en volledige medewerking van de firma Kersten en het harde werk van enkele judoka's. De geëxamineerde was de heer Eddy Eggers en nadat deze zich met succes aan het examen had onderworpen werd hij houder van de witte gordel (band).
Op 1 september 1952 werd wederom een witte band examen afgenomen. De judoka's die dit examen met succes aflegden waren: H.J. van Vollevelde, Jozef Lee, H.J. Kousolea, D.H. Druiventak, Ch.F. Sweeb, F.H. Biezen, E.W. Kousolea, D.E. Biervliet, F.R. Bottse, R.E. Duurvoort, E. Profijt, A.Ch. Tapeseur en A. Verwey.
Onder leiding van de heer Kroon gaven de judoka's van SJJA op dinsdag 30 september 1952 hun eerste demonstratie op het terrein van Chung Fa Foei Kon. Mej. Wonny van Vollevelde dwong respect van zich af, vooral toen zij de bekende atleet Ludwig de Sanders ‘versloeg’. Aangetekend dient te worden dat de eerste vrouwelijke judoka Wonny van Vollevelde is geweest en in die dagen was zij bovendien de enige vrouwelijke judoka. Ook de judoka's Halfhide, Ristie, Godeken, de Sanders en Jozef Lee stalen tijdens deze demonstratie de show.
Deze demonstratie werd de laatste handeling van de heer Kroon, daar hij niet lang daarna terug ging naar Nederland voor verdere studie.
De judoka's Ristie, de Sanders, Godeken, Jozef Lee, Halfhide en Dide werden toen de nieuwe trainers van SJJA. Aangetekend kan worden dat met de loop van de jaren zowat alle vorengenoemde trainers de judosport de rug zouden keren. Alleen Jozef Lee zou tenslotte overblijven en zelfs nog in de tachtiger jaren de judosport bedrijven.
Na het vertrek van de heer Kroon ging het bergafwaarts met de judosport, temeer daar ook nog enkele judoka's als de Sanders en Eggers Suriname verlieten. De ontwikkeling van de Surinaamse judosport zou zich enkele jaren in Nederland gaan voortzetten, zo nam in januari 1954 een Surinaamse studenten judoteam het in Nederland op tegen de Nederlandse judovereniging ‘Zuiderbad’. Onze jongens wonnen met 4-1 en de Surinaamse ploeg bestond uit de volgende Judoka's: Andre Jessurun, Ramon Hannes, Hugo Haarloo, Harold Fritzsche, Eddy Eggers en Frits Moll, G. Koning was de trainer van deze ploeg. Op 3 mei 1957 werd de judovereniging Kodokan door de heer André Kamperveen opgericht
Deze club zou in de loop van de jaren een historische rol gaan vertolken in de Surinaamse judosport.
Op maandag 24 februari 1958 werden judokampioenschappen door deze vereniging georganiseerd. In de finale behaalde van Kallen het kampioenschap op Colijn middels een houdgreep. Op deze dag werden ook enkele examens afgenomen; zo behaalde Eddy Murray toen zijn gele band. Eddy Murray zou in de toekomst grote judoka's voortbrengen en daarmee één der belangrijkste rollen gaan vertolken in de judosport.
In 1959 organiseerde Kodokan wederom kampioenschappen, de heer Koker werd hiervan de kampioen.
Op maandag 27 juli 1960 werden examens afgenomen van judoka's van Kodokan. H. Enser en H. Samson behaalden de oranje band, terwijl Ch. Jap Sam. S. Nikkelson, D. Kopensky en E. Radhakishun de gele band be-