Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2585. Zooals de wind waait, waait zijn jasje (of zijn rokje),d.w.z. hij schikt zich naar de omstandigheden, regelt zijn politiek inzicht naar zijn belang, waait met alle winden. Vgl. Harreb. I. 357: Zoo de wind is, waait het jasje; De Arbeid, 6 Juni 1914 p. 1 k. 2: Zooals de wind waait, waait ook mijn jasje, dat is het parool van de leiders der moderne arbeidersbeweging; Het Volk, 4 Maart 1914 p. 2 k. 2: Het blijkt dus, dat deze liberale propagandist zijn publiek eerst ter dege aankijkt, voordat hij spreken gaat. Zooals de wind in de vergadering waait, schijnt zijn rokje te waaien; Ppl. 70: Zoo as de wind waait, waait d'r hoedje; Nederland, Aug. 1914, bl. 414: ‘Da's gekheid! We meenen 't allemaal goed met mefrou, maar ze het geen stuur over d'r eigen. Zooals de wind waait, waait d'r muts, zeit m'n moeder altijd; Nkr. VI, 1 Juni p. 1: Ik zeg driemaal: Zoo-de-wind-waait-waait-mijn-rokje en ziedaar, geacht publiek, mijn stem is voor; Onze Volkstaal II, 114: Zooas te wijnd waoit, waoit zijne jaas, hij hangt de huik naar den wind; Nieuwe Tijd, 4 Aug. 1917 p. 3 k. 2: Dat is nou eens echt: | |
[pagina 506]
| |
‘zooals de wind waait, zoo waait mijn jasje’. Den eenen dag krijt men ons uit voor beginsellooze opportunisten en den anderen dag zijn we weer Marxisten, pur sangGa naar voetnoot1); zie no. 981. |
|