2522. Water in den (of zijn) wijn doen (of mengen),
d.w.z. zijne eischen matigen, inbinden ‘omdat de omstandigheden, het welbegrepen eigenbelang, de macht of wil van derden daartoe dwingen’. Iemand, die wijn vermengt met water, verdunt hem, maakt hem minder krachtig; bij overdracht op eischen, voorwaarden toegepast, deze verminderen, minder streng maken. De uitdrukking is in dezen zin bekend sedert de 16de eeuw. Vgl. Despars, II, 176: Dat die coninck.... intijts zijn advijs verandert ende watere in zijn wijn ghedaen hadde, grootelix verzoetende ende verlichtende die poincten ende articlen van den paeyse; Anna Bijns, Refr. 60:
Omdat daer so menich rijc, groot cadet
Mede (met Luthers Doctryne) is besmet,
Vreesen de predicanten schade en pijn.
Sij sorgen om die waerheit vervolcht te sijne;
Voor 't geloove en wilt niemant laten sijn crage.
De wijnroeyers mingen dwater metten wijne.
Voor lateren tijd vergelijke men Winschooten, 348; 361; Huygens, Korenbl. II, 203; Hooft, Brieven, 161; Pamfl. Muller no. 630 (anno 1608), bl. 21 v; Spaan, 244; Tuinman I, 115; Halma, 768: Water in zijnen wijn doen, zijne gramschap of driften matigen; Sewel, 941: Water in zynen wyn doen, to temper one's wine with water; to moderate one's eagerness; to cool one's heat or spirits; Harreb. II, 440; afrik. water in mens se wijn gooi. In Zuid-Nederland: water bij zijne(n) wijn doen. Ook in 't Fransen: mettre de l'eau dans son vin.