1659. Oele!
Dit wordt als antwoord gegeven aan iemand ‘die een wensch, een plan of eene verwachting heeft uitgedrukt, en dan aanduidende dat hij zich met ijdele hoop vleit’, in den zin van och kom! 't mocht wat! gekheid! larie! Dit gebruik van oele is sedert de 18de eeuw bekend; zie Langendijk, Don Quichot, vs. 159. Thans komt het nog dialectisch voor; vgl. Jord. 256: Oele.... oele! schaterde Karel dan minachtend, blies ze een mondje bierschuim in 't gezicht en liep weg, zonder een woord verklaring; II, bl. 105: Oele! wat zou 't! bl. 115: Hij zag een bloedende vrouw, in waanzinnige smart, half neergestort over een verminkt lijf.... Oele!.... oele! hij zoog liever ijswafels; bl. 370; Nest. 59: Den volgenden dag ging ik op klacht. Daar vertelde ik alles van stukje tot beetje. Maar oele, ze wilden me niet gelooven; fri. oele! gekheid, beuzelpraat, uitvluchten! Jawol, oele, larie!; Draaijer, 44: Ule! gekheid! fluiten! Volgens het Ndl. Wdb. X, 51 is dit oele, eig. meerv. van oel, identisch met het mhd. uol, lint, band in uolwurm, lintworm, ags. ôl, riem, band, dus voorwerp van weinig waarde en daarna nietigheid, beuzelarij (vgl. 1420).