Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1478. Een Manusje van alles,d.i. iemand die voor alle voorkomende bezigheden gebruikt kan worden, die van alle markten thuis is. Manus is een gewone mannennaam, zoodat de uitdr. niets anders beteekent dan een man, die van zessen klaar is; fr. un Jean fait tout. Harrebomée II, 66 citeert: Het is een Manusje van (of in) alles, dat wil zeggen: het is een koopman, bij wien men in alle zaken teregt kan komen; Woordenschat, 696: ‘Manus of manusje van alles, factotum, omnishomo, de man die alles doet. Woordspeling tusschen manus (lat.) = hand en Manus = Hermanus’ (m.i. onaannemelijk). In den tegenwoordigen zin lezen we in het Het Volk, 4 Nov. 1913, p. 5 k. 3: Dit (een kruier) was een man met wat men noemt veelzijdig talent of diverse bekwaamheden, een duvelstoejager of manusje van alles; De Tijd, 16 Jan. 1914, 2de bl. p. 1, k. 1: Een Engelsch gepensioneerd kapitein wordt 's vorsten particulier secretaris en ‘omnis homo’ ofwel Manusjevan-alles; Het Schoolblad, 1914, kol. 1152: In een tijd, die dweept met | |
[pagina 13]
| |
verdeeling van arbeid, wil men toch den onderwijzer een manusje van alles laten blijven; Op R. en T. 30: De bootsman is een knutselaar, een man, die volgens 't zeggen van den administrateur, een Manusje van alles is: hij maakt met z'n handen wat z'n oogen zien; Nw. School, VII, 191: De onderwijzer is een specialiteit in alle vakken, een manusje van alles.Ga naar voetnoot1) |
|