Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1024. Een jas,Ga naar eind1024d.w.z. eene teleurstelling, een strop, misrekening; zie Woordenschat, 510: iemand een jas geven of een jas krijgen, teleurstellen of teleurgesteld | |
[pagina 397]
| |
worden; Köster Hencke, 27: een jas krijgen, slecht wegkomen, in 't ootje genomen worden; iemand een jas geven, hem voor 't lapje houden of hem erin laten vliegen, syn. iemand een vrijzetter geven; vgl. verder Jord. 228: Kris het 'n jes! Het Volk, 20 Dec. 1913, p. 1 k. 4: De heer Duymaer vroeg stemming over den post, doch bleef met vier geestverwanten alleen staan. Hij kreeg een jas! 3 Febr. 1913, 2 blad: Als Ter Laan mocht rekenen op mijn steun in zake de vereenvoudiging der spelling, heeft hij een jas; 29 Mei 1913, 2 bl. k. 4: Hartelijk werd er gelachen om de enorme jas die de diender gehaald had; Nkr. VII, 26 Juli, p. 5: Die verkiezing is me ook een jas voor burgemeester Elias. Syn. is een bijt hebben; zie Köster Henke, 12: bijt, teleurstelling; Ghetto2, 18: Die bochel dacht dat ie een fooi zou krijge, maar ie had een ‘bijt’ (zie ook bl. 40). Teirlinck, Wdb. v.h. Bargoensch, bl. 28 vermeldt jas in de beteekenis geeseling, en wijst op de Vlaamsche uitdr. ze hebben hem daar een kazakke gepast, d.w.z. berispt, bekeven, syn. van iemand een kleeken passen, iemand onder handen nemen; iemand in de kleeren steken, hem bedriegen, beetnemen; iemand palullen (eig. in de kleeren stukken; daarna beetnemen, foppenGa naar voetnoot1); iemand in 't pak steken, hem beetnemen; fr. une culotte, ongeluk vooral in 't dominospel; empoigner une culotte, pech hebben. Het is mogelijk dat dezelfde overdracht moet worden aangenomen bij iemand een jas geven, waaraan het znw. jas dan de beteekenis strop, kan hebben ontleend. Ook is mogelijk verband te zoeken met den term jas uit het kaartspel. Vgl. jassen, slaan, er op slaan, en iemand aftroeven, troef geven. |
|