Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend229. Zijn biezen pakken,d.w.z. er vandoor gaan, zijn matten oprollen. Onder biezen zal men matten moeten verstaan; waarschijnlijk de matten, die rondreizende kunstemakers op den grond leggen, om er hunne kunsten op te vertoonenGa naar voetnoot2), voor welke meening pleit het Westvl. zijne schilderij oprollen en elders gaan zingen, vertrekken, heengaan, zijne matten oprollen (Schuerm. 589 b; Joos, 116). In de 17de eeuw is de uitdr. zeer gewoon; vgl. o.a. Van Moerk. 501; Gew. Weuw. II, 37; III, 43; Com. Vet. 86 (aant.); Rusting, 160; 509; Spaan, 6; enz. Syn. zijn lappen pakken (17de eeuw); zijn spillen pakken, d.i. zijne spullen bij elkaar pakken; zie Schuerm. 658: zijn haspen en spillenGa naar voetnoot3) pakken (ook De Bo, 43 b); in Westvl.: zijne akkebiliën pakken (De Bo, 43 b); zijne lappen en leesten pakken (De Bo, 610 b), eene uitdr. ontleend aan het schoenmakersbedrijf. In het fri. syn breidsjen oprôlje (zijn breiwerk oprollen) naast syn bizen pakke. Synonieme uitdrr. heeft men ook in andere talen: fr. plier bagage; ramasser son paquet; hd. seine Siebensachen zusammen packen; eng. to pack up one's traps. |
|