Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
32. In den aap gelogeerd zijn.Het schijnt, dat deze spreekwijze van zeer jongen datum is. Tot nu toe is zij niet in vroegere geschriften aangetroffen; ook de woordenboeken van Sewel, Halma en Weiland vermelden haar niet. Zie verder Ndl. Wdb. VIII, 2612; Onderm. 24: Geachte familie en vrinden, ik ben huwelijkslang in den aap gelogeerd; Nkr. II, 20 Dec. p. 2: Dan bennen we allemaal in den aap gelogeerd, wat 'n beroerd hotel is. Harrebomée geeft ze op, dl. III, LIV met de verklaring ‘hem treft een slechte ontvangst’.Ga naar voetnoot1) Aangaande den oorsprong dezer uitdr. is niet veel bekend; wel deelt Ter Gouw in zijne Uithangteekens I, bl. 180 eene anecdote mede, waaraan de spreekwijze haar ontstaan kan hebben te danken, doch deze zal wel verzonnen zijn, toen de uitdr. reeds bestond. Dat uithangborden dienden om aan te duiden, welk bedrijf in een huis werd uitgeoefend, is bekend. Zoo hing bij den metselaar een troffel, bij den schoenmaker een leest, bij de hoedemakers een hoed, bij de kleermakers een schaar uit. De kleermakers hingen wel eens een vergulde schaar uit; vandaar, volgens Ter Gouw, onze uitdrukking: daar hangt de gouden schaar uit, voor: men moet er duur betalen, dus men werd er ‘geschoren’Ga naar voetnoot2); of ook volgens Tuinman II, 47: daar hangt de scheer uit, gezegd van een dure herberg, of winkel; vgl. ook Halma (i.v. étrille): in de schaar thuis liggen, in een zeer dure herberg logeeren. Op dezelfde wijze, stel ik mij voor, is onze uitdr. in den aap gelogeerd zijn ontstaan. Dat de aap op uithangborden voorkwam, is zekerGa naar voetnoot3). Hing hij nu in een herberg uit, dan was men ‘in den Aap gelogeerd’, doch daar de aap ook bekend staat als een dier, dat iemand onverwacht een poets speelt, bezigde men die uitdr. voor herbergen, waar men nu niet direct voor zijn genoegen was, en beet genomen werd; later in algemeener zin om het verkeeren in een onaangenamen toestand aan te duiden.Ga naar voetnoot4) Zie ook Ons Volksleven III, 25; De Cock1, 235; 't Daghet XIII, 48; en vgl. onze uitdr. In 't gefopte, verneukte of vernoken haasje gelogeerd zijn, gefopt zijn; het hd. Hotel zum schwarzen Engel, eene benaming voor den ‘Carzer’ bij de cadetten; fr. loger à l'enseigne de la lune, à la belle étoile, passer la nuit en plein air; ils sont tous deux logés à la même enseigne, ils sont dans la même situation fâcheuse (Hatzfeld, 910). |
|