Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 308]
| |
2155. Iemand op de stang rijden,d.w.z. iemand narijden, hem nauwlettend nagaan; scherp op zijn doen en laten toezien, achter de broek zitten; hem streng behandelen; eig. door middel van de stang (zuidndl. stanger), den metalen staaf, dien het paard in den bek heeft, en waaraan de kinketting bevestigd is, het dier bedwingen, het flink den teugel doen gevoelen; zie B.B. 90: Er zat nog altoos een driftige natuur in - meneer moest hem (een paard) altoos op de stang rijden. Vgl. het 16de-eeuwsche op den toom, op den teugel rijden, in zijne macht houden, bedwingen door middel van den teugel; Berkhey, Nat. Hist. IV1, 91: De smaak onzer Natie is, het Paard, zoo als zy 't noemen, op het Gebit (van den toom) te ryden, dat is, dat ze het Hoofd, in 't mennen, als tegen den Hals intrekken, en de Paarden aan die houding gewoon maaken. Zie Harreb. II, 299; Van Eijk II. 70; Schoolblad, XLIII, k. 1239: De onderwijzers hebben indertijd zelf verklaard, dat ze rijp waren voor hun werk zonder een ambuleerend hoofd - en nu moeten ze streng op de stang gereden worden; Haagsche Post, 16 Maart 1918 p. 314 k. 2: Zoowel de Geassocieerden - de Entente en Amerika - als Duitschland rijden ons op de stang, steeds straffer, steeds hardvochtiger, steeds meedoogenloozer; Breuls, 87; Afrik. iemand met springteuels rij; hd. einen auf die Kandare (auf Trense und Kandare) reiten; eng. to hold a p on the snaffle; in 't fri.: hy moat mei de poarteam (een toom voor een onhandelbaar paard) riden wirde, onder streng toezicht staan, om niet uit te spattenGa naar voetnoot1). Vgl. Iemand op trens (toom zonder stang) rijden, van iemand veel kunnen verdragen. |
|