Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1676. Een ongeluk komt nooit (of zelden) alleen.Ga naar eind1676Deze gedachte vinden we in de klassieke talen op verschillende wijzen uitgedrukt; in het Latijn o.a. door nulla calamitas sola; fortuna obesse nulli contenta est semel of aliud ex alio malum, het eene ongeluk komt uit het andere voort, sleept een ander na zichGa naar voetnoot3). Bij ons komt ze in de latere middeleeuwen voorGa naar voetnoot4), alsook bij Plantijn: Een ongeluck komt niet alleen, nulla calamitas sola (Bebel, 473); Goedthals, 87: Naer quaet comt quaet. En die een ongeluck heeft, mach naer t' ander wel wtsien, un mal ne vient pas seul; Campen, 128: een ongeluck compt selden alleen; Servilius, 142*: een ongeluc en comet niet alleen; Idinau, 227: | |
[pagina 100]
| |
Een ongheluck en komt alleene niet.
Wie d'een heeft, moet het ander ver-wachten.
De sulcke ghemeynlijck dit geschiedt,
Die 't al on-lijdtsamelijck draghen met klachten.
Patientie kan teghen-spoet seer luttel achten.
Zie verder Harreb. II, 136; Hooft, Warenar, vs. 1208; Brederoo, Moortje, 3020: Gien quaet komt allienich; Huygens, Korenbloemen II, 209; Tuinman II, 198; Ndl. Wdb. X, 1621; Falkl. VII, 39; Antw. Idiot. 882; Rutten, 158 a; Waasch Idiot. 474 a; Volkskunde XXIV, 191; Wander IV, 1442, waar dit spreekwoord uit zeer vele talen wordt aangehaald, en vgl. het Friesch: ongelokken en twieljen (tweelingen) komme selde (of noait) allinne; fr. un malheur ne vient jamais (ou amène son frère, en amène un autre); hd. ein Unglück kommt selten (oder nie) allein; eng. misfortunes never come single; one mischief comes on the neck of another. |
|