Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend424. Dat brengt (of zet) geen zoden (of aarde) aan den dijk,d.w.z. dat helpt, baat niet; dat brengt geen turf aan den wal (Harreb. II, 434 b); eig. dat brengt geen zoden om den dijk te stutten, die op het punt staat van door te breken (Gijsbr. v. Aemstel, 1288). In de middeleeuwen beteekende soden setten tegen de glooiïng van den dijk aanbrengen; zoden brengen om den dijk te stutten, die op 't punt staat van door te breken; zulke soden werden setsoden genoemdGa naar voetnoot1). De uitdrukking is in | |
[pagina 166]
| |
de 17de eeuw aangetroffen bij Vierlingh, 312: Zijluyden laeten hem duncken dattet verloren gelt is dat zij daeraen hangen (besteden) ende geene aerde aen den dijck en bringht; Vondel, Inwydinge van 't Stadthuis t' Amsterdam, vs. 735: Geen koejenujer maeckt de steên en dorpen rijck: de zeevaert bouwtze, en brengt eerst zoden aen den dijck; Winschooten 271: Dat en kan geen sooden aan den dijk setten: dat mag niet helpen: dat helpt soo veel, als een boon in een brouwketel; in W.D. Hooft's Clucht v. Jan Saly, 7 r: Al deetmen al syn best met nacht en dagh te spinnen,
't Brenght geen soon anden dijck.
Ook bij Halma, 814 lezen wij: Dat brengt geen zooden aan den dijk, die winst kan niet verre strekken, c'est un petit profit, cela ne peut aider beaucoup; bij Sewel, 995: 't Brengt geen zooden aan den dyk ('t brengt geen voordeel aan), it doth not further the business, or it does not profit any thing; zie ook Tuinman I, 373; Harreb. I, 133 a; Ndl. Wdb. III, 2598; Nkr. VII, 21 Juni p. 6. De uitdr. is over geheel Noord- en Zuid-Nederland bekend. Zij luidt in het Friesch: dat bringt gjin seadden oan 'e dyk; oostfri.: dat smit gên sêdden an de dik; voor het Zuidnederlandsch zie Joos, 88; Schuermans, Bijv. 4 a; 63 a; Volkskunde XI, 160; Waasch Idiot. 174 a; 792 a; Loquela 113. |
|