129. De baan is schoon,
de gelegenheid is gunstig (daar niemand in den weg staat om dat, waartoe de gelegenheid gunstig is, te verhinderen); in de 17de en 18de eeuw zeide men hiervoor de baan is klaar. Vgl. Waasch Idiot. 230 a en De Bo, 341: het gat schoon hebben, vinden of zien; in Boerekrakeel, 41: de baan schoon schrobben. Zijn baan schoon- of klaarmaken, -vegen, zich verontschuldigen, zich vrijpleiten; syn. zijn pad schoonmaken (Westerb. II, 457; Tuinman I 7; vgl. Ter B. 299; A. 577; 393); Willem Leevend VIII, 233: zijn baan schoonvegen; Ndl. Wdb. II, 809 en 811.