Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend41. Weten waar Abraham den mosterd haalt.Bijna allen, die getracht hebben eene verklaring van deze uitdrukking te geven, beweren dat zij eigenlijk moest luiden: ‘weten waar Abraham den mutsaard haalt.’Ga naar voetnoot3) Het zou dan eene zinspeling zijn op het verhaal van Abrahams offerande, zooals het staat opgeteekend in Genesis 22, vs. 1-.14 Er bestaat evenwel een groot bezwaar tegen deze verklaring, nl. dit, dat er in dat verhaal niet naar een mutsaard gevraagd wordt. Izaäk zegt alleen: ‘Vader! ik zie het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer?’ Zie Zeeman, bl. 30-32 en Laurillard, bl. 31-32, waar de verschillende bezwaren tegen deze verklaring worden besproken, alsook Navorscher, XXVI, 248. Prof. De Goeje heeft in het Tijdschrift, II, bl. 71-75 eene andere verklaring voorgesteld. Deze geleerde wijst op de hd. spreekw. er weiss wo Barthel Most holt, en meent dat mosterd een verbastering kan zijn van most, dat zelf weder een verbastering is van het Jodenduitsche moos, dat in het meervoud | |
[pagina 17]
| |
geld beteekent, terwijl Barthel het Jodenduitsche bartel voor barzel zou zijn in den zin van ijzer, breekijzer. Wij zouden dan in plaats van Bartel Abraham gezegd hebbenGa naar voetnoot1) en most veranderd hebben in mosterd. Hoe vernuftig ook bedacht, is deze verklaring niet zeer aannemelijk, omdat zij veel te gedwongen is voor eene volksuitdrukking.Ga naar voetnoot2) Prof. De Goeje gaat bovendien van de meening uit, dat de Duitsche spreekwijze oorspronkelijker is dan de onze, zonder dat dit bewezen is. Ik stel mij het ontstaan dezer spreekwijze veel eenvoudiger voor en zie in Abraham den naam van een jongen of een man, wien ook, en vat mosterd in den letterlijken zin op. Dat dit toch uit mutsaard zou zijn verbasterd, is hierom reeds niet zeer waarschijnlijk, omdat in naburige Duitsche dialecten ook de spreekwijze voorkomt en ook daar van Abraham en van mosterd sprake is. Zoo lezen wij bij Eckart, 561: ik sal ör well wise, wor Bartel de Mostert halt; ik will di wîsen, wâr Abram de Mustert mâlt of ook ik will di wîsen, wâr Abram de Ton (Zaun) uphangt. Zie ook Taalgids IV, 281 en vgl. V. Janus II, 40: In het Mosterthuis, daar Bartelt gewoonlijk de mostert haalt; Antw. Idiot. 1438: Weten waar Bert zijnen mostaard haalt; fri.: Hy wit. wol hwêr 't Bartele de mosterd hellet. Bedenken wij dat mosterd een gewoon alledaagsch artikel is, voorkomende in vele spreekwijzen; dat bijv. om mosterd gaan in de 17de eeuw een gewone uitdrukking was voor ‘een boodschap gaan doen’,Ga naar voetnoot3) en dat Abraham een algemeen voorkomende naam is, dan dunkt mij, dat de uitdr. oorspr. wil zeggen: hij weet wel waar iemand iets (in dat geval mosterd) kan koopen, hij is op de hoogte van een zaak, hij weet er alles van. Steun vindt deze meening in andere zegswijzen, die hetzelfde willen uitdrukken. Zoo lezen wij bij Goedthals, 141: Wel weten wat ter marckt t' eten is: wat daer gaens is, qui a couché en l'hospital, il sçait bien de quels draps on y use. Campen citeert bl. 86: Hy weet noch niet, waer Oost is, waarmede te vergelijken is: Weten waar Oost ligt, dat we aantreffen bij Coster, 41 vs. 934 en Molema, 307 b: Van oost wijten; wijten waar oost is. In de middeleeuwen kende men de uitdr. Wel weten van melc meten.Ga naar voetnoot4) In een pamflet, collectie Muller 630, anno 1608, 21 v. leest men: o Jae ghenoech, ten is oock myn meyningh niet,
Dat wy door onsen praet souden d'Overheyt bepaelen.
Sy kennen die mijnen wel, daer tgout is te haelen,
En dat het sulpher brandt op Etna den berch.
In Van Vloten's Kluchtspel III, 128 vinden wij: Ik hoor wel, dat gy mede wel weet, waar Den Haag leidt, waarmede te vergelijken is de bij Rutten, 137 opgeteekende zegswijze: Ge zult heur niet verneuken; zij kent Maastricht, waarvoor men ook zegt Sint-Nicolaas kennen, d.i. slim | |
[pagina 18]
| |
zijn, vooral van een minderjarig meisje sprekende (Rutten, 205); terwijl Joos citeert bl. 108: Hij weet waar Merten zijnen wijn tapt, en in het Waasch Idiot. 93 a: Weten waar Bartel zijnen wijn tapt. In N.-Brab.: hij weet wel waar zijn interest ligt. Afrik. Hij weet waar Dawid die wortels gegrawe het (Boshoff, 346). Verder is te vergelijken hij weet wel ware syne kullekens hangen;Ga naar voetnoot1) weten wat op den teerling loopt;Ga naar voetnoot2) weten wat Paap Marten song (Hooft II, 422); van de garstenbrooden gegeten hebben (o.a. Van Effen's Spectator V, 236, ontleend aan 2 Kon. IV:42-44); hij wist wel waar Petrus den sleutel heeft (Harreb. II, 181); thans bezigt men hiervoor ook weten wat er in de wereld te koop is; weten wat de boter kost (Tijdschr. XX, 78: hij weet wat die botere ter maerct mach ghelden); nd. hä weiss ech, wat de Bottir gilt (Eckart, 571). In het Deensch: han veed, hvor David henter Oellet (Bresemann, 264); hd. er weisz wo Luks Bier holt, wo Matz nach Hefen geht (Wander V, 311). Met het oog op al deze uitdrukkingen komt mij de hier gegeven verklaring als de meest waarschijnlijke voor. De Duitsche spreekwijze zou ik geheel op dezelfde wijze verklaren en met Zeeman in Bartel willen zien ‘een eigennaam, gebruikt zooals bij ons Piet of Klaas om in 't algemeen een boerenjongen aan te duiden.’Ga naar voetnoot3) Ten slotte wijs ik nog op de uitdr. van de mosterd weten, gebruikt door Bilderdijk, 10, 137 (zie Ndl. Wdb. IX, 1169). |
|