Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend30. Den aap in de mouw hebben (of houden),Ga naar eind30d.w.z. zijne streken, zijne slinksche oogmerken verbergen. Volgens het Ndl. Wdb. I, 527 en Archief IV, 49 is deze zegswijze afgeleid van de kabaaien met wijde mouwen, waarin de aapjes zich bij hun grappenmaken verscholen en waaruit zij wel eens onverwachts te voorschijn sprongen om te krabben of ander kwaad te doen. Waarschijnlijker is het, dat wij met Beckering VinckersGa naar voetnoot2), in de mouw hebben of houden moeten opvatten als iets verbergenGa naar voetnoot3) en aap als apenaard. Vgl. de synonieme zegswijze den gek (het gekje) in de mouw hebben of houden, ontleend ‘aan de wijde mouwen, waarin narren of bootsemakers hun gekstok behendig wisten te verbergen, om dien onverwachts te voorschijn te brengen’; Ndl. Wdb. IV, 941. In de 17de eeuw zijn beide uitdrukkingen zeer gewoon; vgl. o.a. Winschooten, 3: ‘hij houd de Aap in de mouw, dat is: hij verbergd sijn boosheid soo lang, en daar en teegen hij laat de Aap uit de mouw springen beteekend sijn aard laaten blijken’ (vgl. onze, ook in het Land van Waas bekende, zegsw. toen kwam (of keek) de aap uit de mouw, toen bleek zijn eigenlijke bedoeling, zijn geheim oogmerk; o.a. C. Wildsch. III, 53; 385; Nkr. VIII, 21 Nov. p. 2). Zie verder Halma, 14; Sewel, 20; Tuinman I, 43: hy laat den aap uit de mouw springen, en vgl. het eng. every man has a fool in his sleeve, niemand is zonder dwaasheid. |
|