Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
Stemme: Carileen.MArya
Wort huyden Koninginne,
God schenkt haar des Hemels Kroon,
Daar na zy heeft getragt,
En ook verwagt;
Want zy is Moeder van zoo waarden Zoon;
Dies als nu
Vereeren dees Vriendinne,
Al de Eng'len zeer verheugt,
De Moeder van haar Heer,
Met Hemelsche eer:
Al 't Hemels Heyr bedrijven groote vreugt:
d' Heylige Schaare
Met veel melody,
Gesang en Snaaren,
Vereeren zeer bly
Haar Kroon,
En Throon,
In eeuwigheyt,
Welk is,
Nu gewis,
Dees zuyver Maagt bereyt.
Och wat Lof
Komt toe alsulken Moeder,
Door haar Moederlijke Min!
Wat heeft zy niet verdient
By haar Zoon en Vrient,
Om te worden een hemelsche Vorstin!
't Hemels Hof,
Om onse Ziels-behoeder,
| |
[pagina 29]
| |
Haar een eeuw'ge Eere geeft;
Want hy in haar Lichaam,
Zuyver en bequaam,
De mensch'lijk' Natuur aangenomen heeft;
Dees zuyv're Maget
Droeg 't Kint onbesmet;
En God behaget,
Die reyn is en net:
Och zy,
Was vry
Van vuyle zont:
Nu denkt,
Wat God schenkt
Tot wissel van haar pont.
Hoe vereert
Een Mensch hier zijn Vrienden,
Die hy belieft en bemint:
Denkt met wat vreugt ontmoet,
En eer hy doet
Zijn waarde Moeder, zoo getrouwen Kint:
Hy begeert
Te eeren die hem dienden:
In wien heeft hy meerder lust,
Als die hem in de kout,
In armoet benout,
Heeft bedekt, verwarmt, en zoo veel gekust?
Och die 't mogt vatten,
Of eens waar vertoont,
Met wat al schatten
Zy nu is gekroont:
Den Mensch,
Zijn wensch,
En zogt voor niet;
Wat d' Aard',
Hem voor waard'
Of schoonheyt immer biet.
|
|