Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1720)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijNevens de vyfthien mysterien van het Roosen-kransje mitsgaders stichtelijke wereltsche liedekens
[pagina 78]
| |
Elk sal daer loon na werck ontfaen,
En rekeninge geven,
Van zijn voorgaende leven.
Mijn reekening is ongereet,
Mijn bloet verandert al in zweet,
Als ik denk aen mijn sonden,
Die mijne Ziel doorwonden.
Ik vinde my in groote noot,
Als ik denk op de eeuwige doodt;
’t Was beter noyt gebooren,
Als eeuwig zijn verlooren.
Hoe heb ik soo den tijd verquist?
Og hoe heb ik aldus gemist!
Dat ik die schoone straten
Der deugden, heb verlaten.
Van zinnen was ik heel berooft,
Dat ik den vyand hebt gelooft,
Het vleesch heeft my bedrogen,
En de werelt gelogen.
Maer ik wil volgen goeden raed,
Om te beweenen mijn misdaed,
En my in tijds bereyden,
Om wel van hier te scheyden.
Weest my genadig Jesus soet,
Door ’t storte van u dierbaer Bloed,
Een beek van roode wonden,
Verteert mijn vuyle sonden.
|
|