| |
Eindhoven
Stad ontstaan bij de samenvloeiing van Dommel en Gender; de weg van Holland naar Luik kruiste hier de beide riviertjes. Aan de Rechtestraat, die beide oversteekplaatsen verbond, ontwikkelde zich een handelsnederzetting, waaraan hertog Hendrik I van Brabant in 1232 stadsrechten verleende. In 1389 kregen de Eindhovenaren toestemming om zich ‘te vesten ende sterken’. Tevens ontstond het eerste kasteel, dat echter in 1420 de basis werd voor het klooster Mariënhage. Meer naar het oosten, op de hoek van de Ten Hagestraat en Vestdijk, verrees een nieuw kasteel. Na verwoesting van de stad door de Geldersen in 1486 volgde herbouw. In 1583 werden op bevel van de Spanjaarden de wallen definitief geslecht. Vanaf 1628 nam men de wederopbouw ter hand. Het kasteel van Eindhoven, toen al in vervallen toestand, werd uiteindelijk in 1676 gesloopt.
De uit de 17de eeuw stammende Eindhovense textielnijverheid kreeg in 1818 een economische impuls door de aanleg van de steenweg tussen Den Bosch en Luik. Via het Eindhovens kanaal kreeg de stad in 1846 een verbinding met de Zuid-Willemsvaart. In 1866 volgde een spoorverbinding met Den Bosch en Venlo. Door deze infrastructurele verbeteringen kwam de industrialisatie goed op gang. In 1857 telde Eindhoven zes textielfabrieken en vanaf 1860 kwam daar de sigarenindustrie bij. Verder vestigden zich nog een lucifersfabriek (1869) en een sigarenkistenfabriek (1882). In 1891 ontstond de industrie die al snel alle anderen overvleugelde; het als gloeilampenfabriek begonnen en tot elektronicagigant uitgegroeide Philips bezorgde Eindhoven de bijnaam ‘Lichtstad’.
De ontwikkeling van de stad verliep weinig planmatig langs de op de zandruggen gelegen uitvalswegen tussen de drassige beekdalen van Dommel, Gender en Tongelreep. Vanaf 1910 ontstond de eerste meer planmatige uitleg, in de vorm van het Philipsdorp in het westen en Villapark Tongelre in het oosten. In 1918 gaf de gemeente J.Th.J. Cuypers en L.J.P. Kooken opdracht voor een Algemeen Uitbreidingsplan. Dit leidde in 1920 tot de annexatie van de gemeenten Stratum, Gestel, Strijp, Woensel en Tongelre. Het plan, waarin de stad de vorm zou krijgen van een spinneweb met radialen naar de geannexeerde kernen, onderling verbonden door een binnen- en een buitenring, kwam nooit van de grond. Uitgaande van een nieuw uitbreidingsplan uit 1923 door G.C. Kools begon men oude akkercomplexen te bebouwen en vormde de beekdalen om tot parken en plantsoenen, waaronder het Dommelplantsoen en het Stadswandelpark. Het volgende uitbreidingsplan uit 1929 van J.M. de Casseres kan beschouwd worden als het eerste Nederlandse streekplan. Ook hiervan kwamen echter, vanwege de economische crisis, slechts gedeelten tot stand. Wel dempte men in 1928 de stadsgracht, waarvan het beloop nog te herkennen is in de Vestdijk, Oude Stadsgracht, Keizerswal en Emmasingel.
Bij bombardementen in 1942, 1943 en
| |
| |
Eindhoven
1 | augustijnerklooster Mariënhage en H. Hart- of Paterskerk (zie p. 144) |
2 | kerktoren voorm. St.-Petruskerk (p. 144) |
3 | R.K. St.-Catharinakerk (p. 145) |
4 | R.K. St.-Petruskerk (p. 145) |
5 | R.K. St.-Joriskerk (p. 145) |
6 | R.K. St.-Trudokerk (p. 146) |
7 | R.K. St.-Martinuskerk (p. 146) |
8 | R.K. St.-Lambertuskerk (p. 146) |
9 | R.K. St.-Antonius van Paduakerk (p. 146) |
10 | R.K.H. Hartkerk (p. 146) |
11 | Arrondisementsrechtbank (p. 146) |
12 | raadhuis van Woensel (p. 146) |
13 | raadhuis van Tongelre (p. 146) |
14 | Stadhuis (p. 146) |
15 | Waaggebouw (p. 146) |
16 | Postkantoor (p. 146) |
17 | Openbare Lagere School (p. 146) |
18 | Gemeentelijke H.B.S. (p. 147) |
19 | Van Abbemuseum (p. 147) |
20 | Technische Universiteit (p. 147) |
21 | Philipsdorp (p. 149) |
22 | Witte Dorp (p. 149) |
23 | atelier Custers (p. 149) |
24 | warenhuis De Bijenkorf (p. 150) |
25 | Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (p. 150) |
26 | De Genneper watermolen (p. 150) |
27 | Philips, gebouw EN (bedrijfsmuseum) (p. 150) |
28 | Philips, gebouw EC (p. 151) |
29 | Philips, De Witte Dame (p. 151) |
30 | Philips industriecomplex te Strijp (p. 151) |
31 | sigarenfabriek (Apollohuis) (p. 151) |
32 | houtindustrie Picus (p. 151) |
33 | stoombierbrouwerij De Valk. (p. 151) |
34 | Station (p. 151) |
35 | Stadswandelpark Den Elzent (p. 151) |
36 | R.K. begraafplaats Zwembadweg (p. 152) |
37 | R.K. begraafplaats St.-Jorislaan (p. 152) |
38 | Isr. begraafplaats (p. 152) |
1944 liep een belangrijk deel van de binnenstad grote schade op, waaronder de bebouwing aan de Demer, de belangrijkste winkelstraat. De wederopbouw werd voortvarend ter hand genomen onder leiding van stadsarchitect J.A. van der Laan. In 1953 kwam het hoogspoor in gebruik en ontstonden aan de noordzijde van de stad nieuwe wijken. Ook aan de zuidzijde verrezen uitbreidingswijken, waarbij in de jaren zestig de reeds lang geplande ringweg tot stand kwam. Terwijl Philips bleef groeien, Van Doorne's Auto Fabrieken (DAF) ontstonden en mede hierdoor in 1955 een Technische Hogeschool kon worden opgericht, verdwenen de andere industrieën gaandeweg uit het stadsbeeld. Ook andere belangrijke herkenningspunten verdwenen, zoals het door J.A. van Dijck ontworpen stadhuis aan de Rechtestraat (1869) en de St.-Anthonius van Paduakerk, ontworpen door J. Stuyt (1916-'17). Door ontbreken van één duidelijk
| |
| |
Eindhoven, Streekplan uit 1929 voor het zuid-oostelijke deel van Noord-Brabant
stedenbouwkundig totaalplan en door het cityplan uit 1969 kenmerkt de huidige binnenstad zich in belangrijke mate door grootschalige projecten afgewisseld met kaalslag.
Eindhoven is nu de grootste stad van Zuid-Nederland.
Het augustijnerklooster Mariënhage (Augustijnerdreef 15) [1] werd in 1420 gesticht. Van het oorspronkelijke complex, gebouwd rond een binnenplaats, is de oostvleugel bewaard gebleven. De noord- en de zuidvleugel zijn in het begin van de 20ste eeuw herbouwd, mogelijk op oude fundamenten. Van de oostvleugel zou de kelder nog uit de 15de eeuw stammen. De nog aanwezige balklagen met moer- en kinderbinten kunnen uit de 16de eeuw dateren. Het opgaande werk werd tussen 1628 (muurankers) en 1632 (inscriptie op een jukbalk) verbouwd en van een nieuwe kapconstructie voorzien. In de eerste helft van de 18de eeuw vond een verbouwing plaats, waarbij men de kloostervensters in schuifvensters heeft veranderd. Bij de restauratie van 1926 heeft men de Empire-ingangsdeur verwijderd en veel vensters vernieuwd.
Bij het klooster hoort de H. Hart van Jezus- of Paterskerk (Tramstraat 37), een driebeukige neogotische kruiskerk uit 1897-'98 naar plannen van P.J. Bekkers en J.P.J. Hegener. De kerk heeft een buiten de zijbeuk reikend dwarsschip en twee zijkapellen aan weerszijden van het priesterkoor. Veelhoekige devotiekapellen flankeren de ingangspartij aan de westzijde. De terzijde staande toren met slanke spits wordt bekroond door een vijf meter hoog H. Hartbeeld, vorm gegeven
Eindhoven, R.K.H. Hart van Jezus- of Paterskerk (augustijnerkloostr Mariënhage)
door J. Geelen. Het betrekkelijk sobere interieur is geheel in baksteen uitgevoerd met kruisgewelven van gele baksteen, een stergewelf in de viering en polychromie in het priesterkoor. J. Custers vervaardigde in 1898-1918 de rijke inventaris, waaronder het hoogaltaar, gewijd aan de Eucharistie en het H. Hart, en vier nevenaltaren, gewijd aan St.-Augustinus, St.-Jozef, St.-Nicolaas van Tolentino en H. Maria. De kruisweg is waarschijnlijk ook van Custers. De ramen zijn van de hand van D. Wildschut en C. Eyck. Het in 1890 door M. Maarschalkerweerd gemaakte orgel is in 1906 geplaatst.
In 1911-'12 werd het klooster uitgebreid met het Gymnasium Augustianum (Kanaalstraat 8), uitgevoerd in een strakke rationalistische vormgeving. Hieraan heeft men in 1924-'25 een Verrijzeniskapel (Kanaalstraat 6) toegevoegd naar plannen van Dom. Bellot en J. Hegeman. De kapel is gebouwd in een expressionistische stijl geïnspireerd op de Catalaanse baksteenbouw uit het eind van de 19de eeuw van A. Gaudi en L. Domènich I Montaner.
De kerktoren te Woensel (Oude Torenstraat 1) [2] is een overblijfsel van de uit omstreeks 1440 stammende en in 1815 afgebroken St.-Petruskerk. De 15de-eeuwse gotische toren van drie geledingen heeft overhoekse steunberen aan de westzijde en haakse steunberen aan de oostzijde. De zuidoostelijke steunberen zijn tot traptoren uitgebouwd.
| |
| |
Eindhoven, R.K. St.-Catharinakerk
Nadat de oorspronkelijke, hoge ingesnoerde naaldspits in 1800 op de kerk stortte, volgde herbouw in bescheidener vormen. De flankerende spitsen werden bij een restauratie in 1955 toegevoegd, toen men ook de aula aan de oostzijde optrok. Het kerkhof rondom de toren is in de loop der tijd tot algemene begraafplaats uitgebreid. Een deel is oorlogskerkhof (voornamelijk vliegeniersgraven).
De R.K. St.-Catharinakerk (Stratumseind 2) [3] is een driebeukige, neogotische kruisbasiliek met priesterkoor, drie aan elkaar gebouwde zeshoekige straalkapellen en aan de oostzijde twee rijzige torens met hoge achtkante spitsen met drie aaneengesloten portalen. De in 1859-'67 gebouwde kerk is een belangrijk vroeg bouwwerk in het oeuvre van P.J.H. Cuypers, die zich liet inspireren door de kathedralen van Chartres en Reims. De sterk plastische vormgeving van het torenfront is gebaseerd op de ideeën van Alberdingk Thijm over de Franse gotiek, waarbij aan de onderlinge verschillen tussen de torens een symbolische betekenis werd verleend. De zuidelijke toren met ranke en fijn uitgewerkte details dient opgevat te worden als de ‘ivoren toren’, symbool van de zuiverheid van Maria; de noordelijke toren met als versterkte contreforten uitgevoerde hoekpinakels en kantelen als de ‘toren van David’, symbool van kracht. Boven het middenportaal troont Christus tussen de evangelistensymbolen. Onder hem bevinden zich vier heiligen.
Het rijzige interieur met natuurstenen pijlers en kolommen voorzien van gepolychromeerde bladkapitelen wordt overdekt door gemetselde gewelven tussen natuurstenen ribben. Bij een bombardement in 1942 liep de kerk zware schade
Eindhoven, R.K. St.-Catharinakerk, interieur
Eindhoven, R.K. St.-Catharinakerk, plattegrond
op aan koor, gewelven en ramen. Na het herstel in 1945-'47 onder leiding van C.H. de Bever heeft men nieuwe glazen aangebracht naar ontwerp van C. Eyck, Ninaber van Eyben, H. Brouwer en H. Wiegersma. In de kerk bevindt zich onder meer een 16de-eeuws houten Catharinabeeldje, een waarschijnlijk eveneens 16de-eeuwse houten calvariegroep, de ‘Aanbidding door de herders’ geschilderd door Abraham Bloemaert, en een kruisweg uit 1942, vervaardigd door de schilders Lücker en Dehoy.
De R.K. St.-Petruskerk (Kloosterdreef 29, Woensel) [4] is een driebeukige neogotische kruisbasiliek uit 1874-'76, opgetrokken naar ontwerp van H.J. van Tulder en geïnspireerd op de St.-Jan te 's-Hertogenbosch. De bij de bouw ingestorte toren werd in 1912-'13 herbouwd naar plannen van L.P.J. Kooken. Hij bestaat uit een korte vierkante onderbouw met hoog achtkant, geflankeerd door hoektorens en bekroond door een slanke spits met wimbergen. De pastorie (Kloosterdreef 31) stamt uit omstreeks 1910.
De R.K. St.-Joriskerk (St.-Jorislaan 53, Stratum) [5] is een driebeukige
| |
| |
neogotische kruisbasiliek met achthoekige kruising uit 1884-'85, gebouwd naar ontwerp van H.J. van Tulder. De westtoren met zijkapellen voegde men in 1911 toe, naar plannen van J. van Gils. Het later gepolychromeerde interieur met beschilderingen van P.J. Lodewijks heeft geprofileerde pijlers met colonnetten en stergewelven. In het tympaan boven de ingang bevindt zich beelden van St. Joris en de draak en van vier kerkvaders. Zuidelijk van de kerk staat een bronzen H. Hartbeeld uit 1937, naar ontwerp van J. Termote, en voor de kerk het ‘annexatiemonument’ uit 1919, gemaakt door W.A. Hoes. Het herinnert aan het samengaan van de gemeente Stratum met Eindhoven.
De R.K. St.-Trudokerk (Strijpsestraat 127-129, Strijp) [6] is een vijfbeukige neogotische kruisbasiliek met driezijdig gesloten transeptarmen en een koor met omgang. De kerk is gebouwd in 1885-'87 naar plannen van C. van Dijk. In 1931-'32 vond een uitbreiding plaats ontworpen door L.J.P. Kooken en C.H. de Bever. De bouw van de toren volgde in 1937-'38.
De R.K. St.-Martinuskerk ('t Hofke 1, Tongelre) [7] is een driebeukige neogotische kruisbasiliek uit 1888-'91 van de hand van E. Corbey. De onvoltooide westpartij met twee torens heeft in zijn gevelindeling trekken van de Notre-Dame de Paris. Een tegeltableau boven de ingang stelt St.-Maarten voor. De voorm. pastorie ('t Hofke 22) stamt uit het einde van de 18de eeuw; de huidige ('t Hofke 3) dateert uit circa 1920. De R.K. St.-Lambertuskerk (Hoogstraat 299, Gestel) [8] is een neogotische kruisbasiliek uit 1909-'11 naar plannen van W. te Riele. De kerk heeft een naar het transept verbredend schip en een naar de absis versmallend koor, waardoor een centraliserende plattegrond ontstaat. De slanke toren is voorzien van hoektorentjes en een korte zeszijdige lantaarn met spits. De pastorie (Hoogstraat 301) stamt uit 1911. Naast de kerk staat een Liefdesgesticht (Hoogstraat 301A-C) uit 1883, uitgebreid met kapel in 1892. Schuin voor de kerk staat het uit omstreeks 1920 stammende voorm. Maria-patronaat (Hoogstraat 297), naar ontwerp van Th. Cornelissen-Geerts.
De voorm. R.K. St.-Antonius van Paduakerk (St.-Antoniusstraat 7) [9], nu streekmuseum, werd in 1917-'18 gebouwd naar plannen van J. van Groenendael. De toepassing van Kunrader steen, een licht gekleurde mergelsteen, bezorgde het gebouw de bijnaam ‘Steentjeskerk’. De vormgeving is gebaseerd op de vroeg-christelijke basiliek St.-Laurentius Buiten de Muren te Rome. Het voorplein wordt geflankeerd door een kostershuis (St.-Antoniusstraat 5) en een pastorie (St.-Antoniusstraat 9), beide uit de bouwtijd.
Overige kerken. De R.K. St.-Gerardus Majellakerk (St.-Gerardusplein 25, Stratum) verrees in 1925 naar ontwerp van L.P.J. Kooken en F.J. Wolters. De toren dateert uit 1929. De R.K. St.-Johannes Vianneykerk (Pastoor Van Arsplein 11, Woensel) uit 1929-'30 is ontworpen door M.H.J. van Beek. De R.K.H. Hartkerk (Ploegstraat 1) [10] is een kerk in licht-expressionistische vormen, gebouwd in 1930-'31 naar plannen van Dom. Bellot en H.C. van de Leur. De kerk is verbouwd in 1953. De R.K. St.-Vincentius à Paulokerk (Pastoor Duséeplein 1, Woensel) uit 1960 is voorbeeld van een kerk in Bossche School-stijl, opgetrokken naar ontwerp van J. de Jong.
De voorm. arrondissements-rechtbank (Stratumseind 32) [11], later kantongerecht en nu cultureel centrum ‘De Krabbedans’, werd in 1841-'43 gebouwd onder beheer van het rijk en met B. Kievits als opzichter. Het pand heeft een streng neoclassicistische vormgeving met licht vooruitspringend middenrisaliet en blokvormig gepleisterd souterrain. In het interieur bevindt zich een nis met pilasterstelling en stucwerk met symbolen die verwijzen naar Vrouwe Justitia. De uitbreiding aan de achterzijde dateert uit 1910.
Kazernes. De voorm. marechausseekazerne (Grote Berg 9) is een eenvoudig neoclassicistisch pand uit 1824 naar plannen van P. van Driel. Rond 1890 werd om de hoek een stalgebouw (Paradijslaan 4) toegevoegd. Gezien de uitbundige vormgeving met diamantkoppen zou hier van neorenaissance gesproken kunnen worden. De uit circa 1910 stammende voorm. marechausseekazerne te Stratum (Tuinstraat 13-15) is veel eenvoudiger van vormgeving. Sobere functionalistische vormen kenmerken ook de uit 1939 stammende Constant Rebecque Kazerne (Oirschotsedijk 5-7).
De muziek- en mannenkoorzaal (Stratumseind 23) uit 1876 ligt achter een eenvoudig eclectisch pand. Het is een van de weinige overgebleven oudere gebouwen van ontspanning en cultuur te Eindhoven.
Raadhuizen. Het voorm. raadhuis van Woensel (Kloosterdreef 90) [12] werd in 1896 gebouwd naar plannen van A. Bogers en heeft de vorm van een groot neoclassicistisch herenhuis. Het voorm. raadhuis van Tongelre ('t Hofke 15) [13] uit 1911, ontworpen door J. Stuyt, heeft aan de voorzijde een galerij, maar is verder eenvoudig van vorm. Stadhuis (Stadhuisplein 4) [14]. Na een prijsvraag in 1938, gewonnen door J. van der Laan, kwam uiteindelijk in 1949 alleen de oostvleugel gereed van een rond een binnenplaats gedacht stadhuiscomplex in vormen van de Bossche School. In 1955 werd dit concept verlaten en kwam het huidige raadhuis tot stand naar plannen van J. Kirch. Het heeft een representatief deel in modernistische vormen en een terzijde staande kantoorflat, die in 1996 is afgestoten in ruil voor een nieuw gemeentekantoor aan de westzijde van het stadhuisplein.
Andere openbare gebouwen. Het voorm. waaggebouw (Paradijslaan 13) [15] uit 1907 werd in late neorenaissance-vormen gebouwd naar plannen van L.J.P. Kooken. Het voorm. postkantoor (Stadspoort 2-34) [16] kwam in 1908-'09 tot stand naar plannen van rijksbouwmeester D.E.C. Knuttel. Het voorm. politiebureau (Keizersgracht 2) uit omstreeks 1935 is licht-expressio-nistisch van vormgeving.
Scholen. De Openbare Lagere School (Hemelrijken 77, Woensel) uit 1904, met zes klassen, is een goed voorbeeld van een in sobere stijl uitgevoerde eenlaags school met eenvoudige jugendstil-elementen. Groter van opzet is de Openbare Lagere School (Reigerlaan 3) [17], gelegen in het Villapark Tongelre. Deze tweelaags school met onderwijzerswoning verrees in 1914 in opdracht van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht op initiatief
| |
| |
Eindhoven, Van Abbemuseum
van een aantal niet-katholieke Eindhovense industriëlen en notabelen (onder meer Philips). Het complex, ontworpen door J.W. Hanrath, heeft aan de achterzijde een goed bewaard gebleven Fröbelschool (Eksterlaan 4). Dezelfde Maatschappij stond ook aan de wieg van de Gemeentelijke H.B.S. (Julianastraat 2) [18], gebouwd in 1912 en in 1939 uitgebreid met een gymnasium. Voorbeeld van een katholieke school is de voorm. St.-Marthaschool (Jan Smitzlaan 7-9) uit 1932-'33 naar plannen van C.G. Geenen.
Het stedelijk Van Abbemuseum (Bilderdijklaan 10) [19] uit 1933-'36 werd gebouwd in opdracht van sigarenfabrikant H.J. van Abbe; A.J. Kropholler ontwierp het. Het museum ligt op een door tuinarchitect D.F. Tersteeg ontworpen terreinverhoging in een plantsoen. Het gebouw maakt als geheel een gesloten indruk en heeft een karakteristieke, robuust vormgegeven ingangspartij met daarboven een torentje. De gevelbekleding van kloostermoppen versterkt dit beeld. Langs de trap naar de ingang staan twee beelden van steigerende paarden van de hand van J. Raedecker. De expositieruimten, gegroepeerd rondom twee later dichtgebouwde binnenhoven, ontvangen hun licht van boven en zijn toegankelijk via een hal. Deze heeft tegeltableaus met symbolische afbeeldingen van ‘Morgen’, ‘Avond’ en ‘Eeuwigheid’, vervaardigd
Eindhoven, Evoluon
door J. Kropholler - een zuster van de architect - en fresco's met voorstellingen van de vier elementen door D. Nijland. De hal, het tochtportaal en de directeurskamer links van de ingang geven nog een indruk van de sfeer van het oorspronkelijke museum, dat later is uitgegroeid tot een internationaal belangrijk museum voor hedendaagse kunst. In 1951 trok men de oorspronkelijk onder het gebouw gelegen conciërgewoning bij het museum, waarna in 1978 een vrijwel volledige onderkeldering volgde. Momenteel zijn er plannen tot uitbreiding aan de achterzijde.
De Technische Universiteit (Simon Stevinplein e.o.) [20] werd in 1955 opgericht als Technische Hogeschool. Vanaf 1958 verrezen ten noorden van het station in het Dommeldal de eerste gebouwen op een stedenbouwkundig plan uit 1952 van S.J. van Embden. De uitwerking werd ter hand genomen door Van Embdens eigen architectenbureau (‘O.D. 205’). J.L.C. Choisy trad op als projectarchitect van onder meer het hoofdgebouw uit 1958-'64. Dit gebouw, een lange hoogbouwschijf met vliesgevels op betonnen onderbouw, is door voetgangersbruggen verbonden met de andere gebouwen.
Het Evoluon (Noord-Brabantlaan 1a) is een voorm. expositiegebouw uit 1962-'66, opgetrokken in opdracht van Philips naar plannen van L.C. Kalff en L. de Bever. Het opvallende bouwwerk is wat ontwerp betreft gebaseerd op een vliegende schotel. Het bestaat uit een bovenbouw van betonelementen (de schotel) en een voet van twaalf V-vor- | |
| |
mige poten met daartussen glas. Het gebouw biedt nu onderdak aan cursussen van het Philips-personeel.
Woonhuizen. Van de oudste bebouwing van Eindhoven resteert zeer weinig. Met de bouw van de Heuvelgalerij (1993-'94) verdwenen de laatste oude woonhuizen aan de Markt, waardoor slechts aan het Stratumseind nog enige panden over zijn met een mogelijke 16de- of 17de-eeuwse kern, zoals Stratumseind 14. Het laatste heeft een in de 19de eeuw herbouwde in- en uitgezwenkte gevel. Buiten het centrum staan nog enkele panden met een oudere kern, zoals de boerderij 't Hofke 13 te Tongelre uit omstreeks 1583, waarvan het driebeukige hallenhuis omstreeks 1600 werd verlengd. In de 18de eeuw leidde een verbouwing tot het huidige uiterlijk. De café-boerderij Mispelhoef (Oirschotsedijk 9), dateert volgens de muurankers uit 1774 en vormt met put, bakhuis en karschop een interessant ensemble. In de binnenstad stamt de kern van Rechtestraat 53 uit 1786-'91, maar het pand heeft een 19de-eeuwse neoclassicistische gevel. Op het terrein van het vroegere kasteel verrees in 1829-'30 Huize Ravensdonck (Ten Hagestraat 2-2a), mogelijk naar plannen van P. van Driel. Opdrachtgever van dit blokvormige en oorspronkelijk witgepleisterde pand was J.F. van der Heijde, burgemeester van Strijp en notaris te Eindhoven.
Na het midden van de 19de eeuw werd er in Eindhoven op grotere schaal gebouwd. Veel huizen, vooral de meer eenvoudiger panden uit die tijd, zijn al weer verdwenen. De grotere herenhuizen en villa's bleven het best bewaard. Deze zijn doorgaans blokvormig van vorm, bestaan uit twee bouwlagen, al dan niet met souterrain, en zijn uitgevoerd in eclectische stijl. Voorbeelden zijn: Ten Hagestraat 11-13 (1857) en Ten Hagestraat 9 (1858), Stratumsedijk 6-6a (omstreeks 1860), Stratumsedijk 26 (1877), naar ontwerp van J.H. Laffertée, en Stratumsedijk 24 (1887). Sigarenfabrikant A.A.M. de Block liet in 1869 Stratumsedijk 20 bouwen naar plannen van de Antwerpse architect F. van Boghout. Soberder en ongepleisterd is het dubbele herenhuis Strijpsestraat 2-4, dat textielfabrikant
Eindhoven, Villa De Laak
Elias in 1860 bij zijn fabriek te Strijp optrok voor twee van zijn zoons. Voorbeeld van een eenlaags woonhuis in eclectische vormen is het omstreeks 1880 voor de burgemeester van Gestel gebouwde pand Hoogstraat 316. Aan dezelfde straat bevinden zich ook burgermanswoningen en arbeiderswoningen uit het eind van de 19de eeuw met (vage) neoclassicistische vormen. Aalsterweg 184-210 en St.-Jorislaan 72-76 en 80-84 zijn andere voorbeelden van eenvoudige arbeiderswoningen, waarvan er vroeger veel zijn geweest. Woonhuizen in neorenaissance-stijl komen in Eindhoven weinig voor, met uitzondering van het grote landhuis De Burgh (Geldropseweg 170), met imposante hoektoren en trapgevel met erker. Dit landhuis werd in 1911-'12 voor N.C.M. Smits van Oyen gebouwd naar plannen van J.Th.J. Cuypers. Ook Parklaan 58-62 (1911, E. Verschuijl) is een voorbeeld van late neorenaissance. Vanaf 1905 vertonen diverse woonhuizen jugendstil-vormen, zoals Wilhelminaplein 6 (circa 1905) en Wilhelminaplein 15 (1906) naar ontwerp van G. Geenen. Tramstraat 15-17 heeft gevelstenen waarop hamer en nijptang, passer en winkelhaak staan afgebeeld. Ook de in 1908 voor H.J. van Abbe gebouwde villa Tongelresestraat 20-24 vertoont jugendstil-invloeden, terwijl de villa Dommelhof (Fazantlaan 27) een mengeling van simpele jugendstil- en chaletvormen laat zien.
Kenmerkend voor de Eindhovense architectuur uit het begin van de 20ste eeuw is het teruggrijpen op oudere, vaak statige classicistische vormen in een stijl die bekend staat als ‘Um-1800’. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is de in 1905-'07 voor A. Philips gebouwde villa De Laak (Parklaan 99). In het ontwerp greep architect J.W. Hanrath terug op 17de-eeuwse, classicistische vormen. De villa heeft hoekrisalieten voorzien van kolossale ionische pilasters en wordt bekroond door een fronton. Gelegen in een ruime parkachtige tuin, met koetshuis, oranjerie en dienstwoningen uit 1920, vormt ze de kern van het Villapark Tongelre, waar ook andere Eindhovense fabrikanten een representatieve villa lieten optrekken. Fabrikant J. Brüning liet gelijktijdig Villa Elsheim (Parklaan 97) bouwen, nu in gebruik als bejaardentehuis Dommelhoef. In 1916 volgde in vergelijkbare stijl de bouw van drie representatieve villa's: Huize de Gooren (Parklaan 54) ontworpen door J.W. Hanrath, Gran Ville (Parklaan 95) naar plannen van J.Th.J. Cuypers voor sigarenfabrikant B. Mignot en Parklaan 56 uit 1916 naar plannen van K.P.C. de Bazel voor zeepfabrikant E. Redelé. Elders in de stad werd in vergelijkbare stijl gebouwd: Hoogstraat 231 uit 1919 voor textielfabrikant Kerssemakers en de villa Den Elzent (Bilderdijklaan 23) uit 1923, ontworpen door F. Wolters. Dezelfde architect ontwierp het jaar daarop in expressionistische vormen het woonhuis Markt 23A. Door de explosieve groei van Philips ontstond
| |
| |
grote behoefte aan huisvesting voor het hogere kader en werd het oostelijke deel van Villapark Tongelre bebouwd met ‘ingenieurs- en hoofdbeambtenwoningen’. In 1916-'17 had Philips K.P.C. de Bazel gecontracteerd voor het ontwerp van vijf van dergelijke woningen aan de Merellaan, uitgevoerd in sobere baksteenbouw. Twee jaar later volgde een opdracht voor 24 woonhuizen aan de Fuutlaan, de Leeuweriklaan en de Uiverlaan. In 1921, 1927 en 1929 werd dit woningbezit verder uitgebreid langs de Reigerlaan, de Leeuweriklaan en de Pluvierlaan, ditmaal naar plannen van J.W. en J.D. Hanrath.
Volkswoningbouw. Nadat in 1899 de woningbouwvereniging Eindhoven Vooruit was opgericht, volgde in 1911 de Vereeniging tot Verbetering der Volkshuisvesting. In beide had Philips een belangrijke stem, waardoor ten oosten van de Philipsfabriek vanaf 1909 het Philipsdorp (Frederiklaan e.o.) [21] tot stand kwam. G.J. de Jongh leverde het stedenbouwkundig plan. De woningen voor ‘vaklieden, bazen en kantoorbedienden’ verrezen in twee fasen, naar plannen van Philips-architect C. Smit en gemeentearchitect L.J.P. Kooken. In 1921 ontwierp Kooken in opdracht van de R.K. Werkliedenvereeniging St. Joseph een arbeiderswijk ten zuiden van de Tongelresestraat. Haaks op de Kempense Baan, de centrale as, staan twee voor dergelijke wijken kenmerkende
Eindhoven, Het Witte Dorp
poortgebouwen, uitgevoerd in eenvoudige baksteenbouw met simpele expressionistische details. Het tuindorp ‘De Burgh’, beter bekend als het Witte Dorp (Burghplein e.o.) [22] is een goed voorbeeld van betere burgerwoningbouw in functionalistische stijl. Karakteristieke elementen zijn witte gevels, overstekende zadeldaken, erkers en balkons. Op initiatief van bouwmaatschappij P. van Grootel, die in de Tilburgse wijk Zorgvlied ervaring had opgedaan, kwamen in 1937-'38 82 van deze woningen tot stand naar plannen van W.M. Dudok. De Levensverzekeringsmaatschappij ‘De Utrecht’ trad - voor het eerst - op als particuliere investeerder in dit woningbouwproject.
Gezellenhuizen. Een aparte categorie vormen de gezellenhuizen die, veelal in opdracht van Philips, tot stand kwamen voor de huisvesting van alleenstaande fabrieksarbeiders van buiten Eindhoven. De grootste van deze volumineuze, in sobere baksteenbouw uitgevoerde panden is De Rungraaf (Don Boscolaan 1a/Deken van Somerenstraat 13-45), in 1929-'31 gebouwd naar plannen van J.J.H. van Halteren. De drie andere voorbeelden zijn van de hand van A. Ingwersen: Guido Gezellestraat 35 (1928), Alberdingk Thijmlaan 18 (1929), thans Parkhotel, en Jonckbloetlaan 13 (1930). De beide laatstgenoemde panden verrezen in opdracht van de woningbouwvereniging ‘Thuis Best’; de ene speciaal voor vrouwelijke werknemers en de andere voor mannelijke
Eindhoven, Woon- en werkplaats beeldhouwer J. Custers
werknemers. Ze waren oorspronkelijk door een gemeenschappelijke tuin verbonden, maar deze werd na 1935 bebouwd.
Ateliers. Het voorm. woonhuis en atelier Kleine Berg 33-37 werd in 1890 in rijke neorenaissance-vormen ontworpen voor en door J.P. van der Mark. Deze beeldhouwer van religieuze kunst vertrok in 1910 naar Chicago, waarna het huis werd opgedeeld in twee winkels en een bovenwoning. Van de voor die tijd karakteristieke zogeheten klinknagelpuien is die aan de linkerkant nog aanwezig. Het voorm. woonhuis en atelier Custers (Geldropseweg 20) [23] werd in 1899 voor en mogelijk door beeldhouwer J. Custers gebouwd. Hij is met name bekend vanwege zijn vele Heilig Hart-beelden. De rijk gedecoreerde gevel met elementen van neogotiek en neorenaissance heeft boven de ingang twee beelden, die de beeldhouwkunst en de architectuur voorstellen.
Winkels. Van de diverse woon- en winkelpanden in de binnenstad kunnen genoemd worden: Rechtestraat 27 (circa 1900), in neoclassicistische stijl, Marktstraat 3 (circa 1905), met jugendstil-invloeden, Stratumseind 28-30 (circa 1930), met late neorenaissance-vormen, en Rechtestraat 33-33a (1938) in expressionistische vormgeving. Interessant is de ijzerhandel W. van der Schoot (Kleine Berg 45) uit 1932, naar ontwerp van C.H. de Bever. Achter een strakke gesloten, bakstenen gevel gaat een winkel schuil met
| |
| |
Eindhoven, IJzerhandel W. van der Schoot
een vide van vier bouwlagen, voorzien van smalle galerijen langs de wanden en afgesloten door een glazen lichtkap. Warenhuis De Bijenkorf (Piazza 1) [24] werd in 1965-'70 gebouwd naar ontwerp van de Italiaanse architect Gio Ponti, met medewerking van Th.H.A. Boosten. Het warenhuis bestaat uit een verkoopgedeelte bekleed met groen geglazuurde structuurtegels tussen witte banden en een lager deel met magazijnen en kantoren in grijze betegeling. De smalle ramen en honingraatpatronen zorgen voor een levendig gevelbeeld. Ponti maakte ook de plannen voor de inrichting van het naastgelegen Piazza, met marmeren zitjes aangebracht op verschillende niveaus, een podium, bloembakken en enige sculpturen, alles uitgevoerd door de beeldhouwer Mario Negri.
Kantoren. Het bankgebouw met directeurswoning van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (Dommelstraat 9) [25], met vooruitspringend middenrisaliet en bakstenen geblokte hoekpilasters, werd in 1911 gebouwd naar ontwerp van J. Stuyt in ‘Um 1800’-stijl. De om de hoek gelegen garage met chauffeurswoning (Raifeissenstraat 1) kwam in 1927 tot stand naar ontwerp van L.P.J. Kooken. Het bankgebouw Marktstraat 1 werd eveneens in 1911 naar plannen van J. Stuyt gebouwd en vertoont een zelfde vormgeving.
Watermolens. De Genneper watermolen (Genneperweg 143) [26] is een onderslagmolen op de Dommel, die voor het eerst in 1249 wordt vermeld.
Eindhoven, De Collse molen te Tongerle
Op verwoesting in 1583 volgde herbouw in 1586-'87. De oorspronkelijk dubbele graan- en oliemolen ging vanaf 1622 ook dienst doen als volmolen. Na verdere aanpassingen in 1715 en 1850, volgde in 1963 een ingrijpende restauratie, waarbij het houten molengebouw en het huidige enkele rad nagenoeg geheel werden herbouwd. De Collse molen (Collseweg 3, Tongelre) is een onderslagmolen op de Kleine Dommel, die voor het eerst in 1337 wordt vermeld als banwatermolen van de heer van Cuijk en Mierlo. Van deze oorspronkelijk dubbele watermolen resteert eveneens nog één rad. De kern van de huidige gebouwen zal dateren van
Eindhoven, Philipsgebouwen, Lichttoren
een herbouw in de late 18de eeuw, toen ook het uit 1787 stammende molenaarshuis (Collseweg 1) tot stand kwam. Dit huis heeft een deuromlijsting in simpele Lodewijk XVI-vormen.
Philipsgebouwen. Het stadsbeeld van Eindhoven wordt gedomineerd door de fabrieken van Philips. In 1891 begonnen F. Philips en zijn zoon G.L.F. Philips met de fabricage van kooldraadgloeilampen in een voorm. textielfabriek uit 1889 (Emmasingel 31, gebouw EN) [27]. Hierin bevindt zich nu het bedrijfsmuseum. Al snel ontstonden de eerste shedbouwen aan de overzijde van de Emmasingel. In 1907 werd de
| |
| |
N.V. Philips Metaalgloeilampenfabriek opgericht, waarvoor in 1909 een betonskeletbouw van vijf verdiepingen verrees naar plannen van A. Beltman uit Enschede (verwoest in 1944). Hij maakte ook de plannen voor het grote gebouw EC (Mathildelaan) [28], een betonskeletbouw van zeven verdiepingen uit 1910. Hiertegenaan, op de hoek van Mathildelaan en Emmasingel, verrees in 1920-'21 de markante driezijdig afgeschuinde lichttoren (gebouw ED) naar plannen van L. Scheffer van TABROS (Technisch Adviesbureau Roosenburg, Op ten Noord & Scheffer). Door dit bureauwerd in 1922 ook het kantoorgebouw Willemstraat 20 (gebouw EHH) ontworpen met zijn licht naar voren stekende gevel met karakteristieke verticale geleding en overhoeks geplaatste vensters. Na het vertrek van Scheffer naar Amsterdam, werd D. Roosenburg vaste architect van Philips. Zijn meest tot de verbeelding sprekende ontwerp is de zogeheten Witte Dame (Emmasingel) [29], een aaneenschakeling van vier verdiepingsgebouwen in functionele, wit geschilderde betonskeletbouw, uit respectievelijk 1927, 1928, 1929 en 1930 (gebouwen ED/EF/EG/EH). Dit complex is door Philips afgestoten en in 1996 gerestaureerd ten behoeve van een culturele bestemming. Eveneens naar plannen van Roosenburg verrees in 1929 aan de overzijde van de Emmasingel het voorm. hoofdkantoor, dat vanwege zijn strakke functionele baksteenbouw beter bekend is als de Bruine Heer (Emmasingel 29, gebouw EM).
De tijdens de Eerste Wereldoorlog reeds gevoelde behoefte aan een eigen glasfabriek leidde tot het opzetten van een nieuw industriecomplex te Strijp (Mathildelaan e.o.) [30]. Het plan werd ontwikkeld door A.I.J. de Broekert, toen architect in vaste dienst van Philips. In het concept werd een grote mate van rationaliteit toegepast, waarin ook de latere bebouwing zich goed liet voegen. Naast de glasfabriek (gebouw SMM) uit 1922 springen de functionalistisch vormgegeven fabrieksgebouwen aan de Mathildelaan ( gebouw SA) uit 1928-'29 het meest in het oog. Langs de Glaslaan ontstond in de jaren 1927-'30 een fabrieksstraat met aan weerszijden diverse gebouwen in betonskeletbouw
Eindhoven, Station
( gebouwen SBP-SL en SBM-SR). Naar plannen van het ingenieursbureau Philips trok men in 1942 aan de zijde van de Beukenlaan een veemgebouw (gebouw SDM) op, waarin expressionistische vormen werden verwerkt.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde uitbreiding in noordwestelijke richting en in het begin van de jaren zestig verrees aan de overzijde van het spoor het nieuwe hoofdkantoor van Philips Nederland (Boschdijk, Woensel), naar plannen van Verhave, Luyt, De Jongh en Slikker. Net als bij het Evoluon werd ook hier opdracht gegeven voor een gebouw met opvallende vormgeving, die gestalte kreeg door de toepassing van een betonnen kern met daarop stalen jukken waaraan vliesgevels hangen.
Overige industriegebouwen. Van de omvangrijke textielindustrie te Eindhoven met firma's als J. Elias en J. de Heer resteert enkel de bij de Philipsgebouwen genoemde textielfabriek. Ook van de uitgebreide sigarenindustrie is weinig over. Een bakstenen muur met opschrift in geglazuurde tegels (Tongelresestraat bij nr. 23) is de enige herinnering aan de Karel I-sigarenfabriek van Van Abbe. Het huidige ‘Apollohuis’ (Tongelresestraat 81) [31] uit omstreeks 1905 is een van de weinige overgebleven sigarenfabrieken. Van de fabriek voor sigarenkistjes, de N.V. Houtindustrie Picus v/h J. Brüning & Zn. (Tongelresestraat 29) [32], opgericht in 1883, stammen de gebouwen aan de Tongelresestraat uit 1912. Ze zijn naar ontwerp van A. Beltman, die in 1919 ook de aan de Treurenburgstraat gelegen betonskeletbouw van vier bouwlagen ontwierp. De stoombierbrouwerij ‘De Valk’ (Tongelresestraat 25-27a) [33] werd in 1884 gebouwd in opdracht van Ant. Coolen en biedt, na lange tijd als ijsfabriek in gebruik te zijn geweest, nu onderdak aan het DAF-museum.
Het Station (Stationsplein 12) [34] is een langgerekt gebouw met licht omhooglopend plat dak uit 1954-'56 naar ontwerp van K. van der Gaast. De stationsrestauratie aan de voorzijde is uitgebouwd en voorzien van glazen gevel en stationsklok; de terzijde staande toren dient tevens als schoorsteen. Voor het station staat het beeld uit 1951 van A.F. Philips, door L.O. Wenckebach.
De Watertoren (Antoon Coolenlaan ong.) is een bouwwerk uit 1968-'70 met opvallende vormgeving van de hand van W.G. Quist met medewerking van de constructeur D.L. Sluimer. Het gebouw bestaat uit drie bolvormige witte stalen reservoirs met een doorsnee van tien meter, die elk op verschillende hoogte over een stalen pijp zijn geschoven. Een stelsel van stalen trek- en drukstaven zorgt voor de stabiliteit.
Het Stadswandelpark Den Elzent (Alberdingk Thijmlaan ong.) [35] werd in 1884-'86 aangelegd als particuliere tuin voor de buitenplaats Den
| |
| |
Eindhoven, Stadswandelpark Den Elzent, het radiomonument
Elzent van financier B.H.A. Sinkel. Na zijn dood werd de tuin in 1900 gewijzigd en vervolgens in 1928 uitgebreid door D.F. Tersteeg. Daarna schonk Philips het in 1929 aan Eindhoven. Tussen het park en het Dommeldal ontstond in dezelfde periode een villawijk. Ter gelegenheid van het eerste, vanuit het Philips Laboratorium met Indië tot stand gebrachte radiocontact werd in 1936 het radiomonument onthuld naar plannen van D. Roosenberg en met beeldhouwwerk van A. Termote. Het bronzen beeld op bakstenen sokkel boven een hartvormige vijver stelt een roepende vrouw voor. In het park staat ook het observatorium voor sterrenkunde en meteorologie, in 1937 gebouwd naar ontwerp van L.C. Kalff. Het bestaat uit een ronde toren met koepeldak, een traptoren en een uitgebouwde toegangspartij. Het gebouw met betonskelet heeft een metalen draaikoepel, vervaardigd door de firma De Vries-Robbé.
Begraafplaatsen. De rond 1830 aangelegde R.K. begraafplaats Zwembadweg [36] heeft een uit omstreeks 1930 stammende ingangspoort, geflankeerd door een doodgraverswoning en een baarhuisje. Op de begraafplaats staat een hardstenen grafkapel van de familie Mignot en een in lichte verblendsteen opgetrokken, neogotische grafkapel (circa 1910) van de familie Smits van Oyen. De R.K. begraafplaats St.-Jorislaan (nr. 37, Stratum) [37] is te bereiken via een poortdoorgang. De coniferenlaan op de begraafplaats wordt afgesloten met een door J. Custers in 1898 ontworpen beeld van Christus als Goede Herder op het graf van pastoor Lombarts. Uit het eind van de 19de eeuw stamt de grafkapel van de notarisfamilie Smitz. Het familiegraf van de sigarenfabrikant De Bock heeft een graftombe met een kinderbeeld in
Eindhoven, R.K. begraafplaats St.-Jorislaan, graf familie De Bock
een glazen kast (1878), van de hand van L. de Vriendt. Ten zuiden van de stad bevindt zich het familiegraf Van Abbe (Roostenstraat 300), bestaande uit een sober vormgegeven bakstenen kapel naar plannen van A.J. Kropholler uit 1940. De Isr. begraafplaats (Groenwoudseweg 4) [38] dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw en heeft een gebedshuis annex metaarhuis en ruim 100 graven, waaronder die van de textielfabrikant Elias.
Kasteel Eckart (Nuenenseweg 1), ten noordoosten van Eindhoven, maakt deel uit van een instituut voor geestelijk gehandicapten. Het omgrachte landhuis met 17de-eeuwse kern ligt in een 18de-eeuwse tuinaanleg. Het huis werd onder andere in 1828 verbouwd. De huidige toestand is het resultaat van een ingrijpende verbouwing in 1906-'07, onder leiding van Ed. Cuypers, waarbij aan de voorzijde twee haakse vleugels werden toegevoegd. Tegenover het huis staat een blijkens muurankers uit 1793 stammende bouwhoeve, die echter ingrijpend is verbouwd. Oostelijk van het huis ligt een vijver, aan één zijde afgesloten door een natuurstenen balustrade met vazen als restant van een formele tuinaanleg. Aan de achterzijde staan twee tuinbeelden in de vorm van een sfinx.
Internaat Eikenburg (Aalsterweg
| |
| |
Eindhoven, Luchthavengebouw vliegveld Welschap
289-291), gelegen ten zuiden van Eindhoven, werd in 1895 gesticht door de Broeders van Liefde op het voormalige landgoed ‘De Heihoef’. Het in 1895 naar plannen van A. van den Vijvere gebouwde en in 1908-'10 uitgebreide internaatsgebouw bestaat uit drie vleugels in een open carré-vorm. Aan de open zijde staat een uit 1922 stammende, kruisvormige kapel in licht expressionistische vormen, opgetrokken naar plannen van H.C. Bonsel. Een opvallend accent is de topgevel met een in tegels uitgevoerde kruisiging. In 1923-'25 tekende Bonsel ook voor een nieuwe uitbreiding van het internaatsgebouw. Vóór de kapel staat het in 1909 door J. Custers in neogotische vormen gemaakte beeld van St.-Joris en de draak.
Het Rijks Krankzinnigengesticht De Grote Beek (Dr. Poletlaan 1), ten noordwesten van Eindhoven, dient nu als algemeen ziekenhuis. Het in een ruim, landschappelijk ingericht park liggende complex met administratiegebouw, kerk annex foyer en kapel werd in 1918 gesticht. Rijksbouwmeester J.A. Vrijman ontwierp de gebouwen in een mengeling van neorenaissance en ‘Um 1800’-motieven. Langs de Boschdijk bevinden zich nog de oude directievilla's en woningen van het personeel.
Het voorm. luchthavengebouw vliegveld Welschap (Sliffertsestraat 25), ten westen van Eindhoven, verrees in 1936 naar plannen van D. Roosenburg als sluitstuk van een werkverschaffingsproject dat in het vliegveld resulteerde. Het functionalistisch vormgegeven luchthavengebouw bestaat uit een verkeerstoren, vertrekhal, restaurant en dakterras. Het gebouw, dat inmiddels is vervangen door een nieuw, meer ten westen gelegen luchthavengebouw, ligt nu binnen de grenzen van het militaire vliegveld.
De R.K. Mariakapel (Loostraat ong.) ten oosten van Eindhoven, nabij het buurtschap Loo, is gewijd aan O.L. Vrouwe van Banneux. Het is een goed voorbeeld van een devotiekapel gebouwd in het Mariajaar 1954. Het heeft een inen uitgezwenkte gevel. Men heeft enkele van elders afkomstige neogotische onderdelen gebruikt.
Acht. Dit akkerdorp ten noordwesten van Eindhoven kwam tegen het eind van de 19de eeuw tot ontwikkeling. De neogotische R.K. kerk St.-Anthonius Abt (IJsselstraat 4) werd in 1885 gebouwd naar ontwerp van L.C. Hezenmans, in 1928 verbouwd door H. van Doremalen en in 1951 uitgebreid naar plannen van C.G. Geenen. Deze laatste tekende ook voor de pastorie (IJsselstraat 2). Aan de rand van het dorp bevindt zich de ronde bakstenen beltkorenmolen ‘Annemie’ (Boschdijk 1006) uit 1891.
Bokt. Dit gehucht ten noorden van Eindhoven bestaat uit een aantal in een losse structuur gegroepeerde langgevelboerderijen uit de tweede helft van de 19de eeuw, waarvan Bokt 18 en Bokt 20 noemenswaardig zijn, evenals het tegenover Bokt 11 herbouwde bakhuisje.
Riel. Dit akkerdorp ten oosten van Eindhoven bestaat uit een groep langgevelboerderijen rondom een nog ongerepte, driehoekige Brink of ‘Plaats’ met bomen. Van de uit de tweede helft van de 19de eeuw stammende boerderijen zijn Riel 2 (1876), Riel 8, Riel 13 en Riel 14 het meest karakteristiek. |
|