Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– AuteursrechtvrijGe-uyt over de genaden-rijke geboorte, en menschwerding des Soons Gods, Jesu Christi.Stem: Van Psa. 35. Twist Heer met mijn twisters. 1.
GY sondaars die u val betreurd,
En nauwelijks het hoofd op-beurd,
En voeld een worm u boesem knagen,
| |
[pagina 17]
| |
Door's Wets verwoede donder-slagen:
Recht u nu op, tot ware boet:
Wan-hoopt doch niet, maar grijpt een moet:
Want Hy die al u sonden draagd,
Is thans Geboren, uyt een Maagd.
2.
Het Saad der Vrouwen lang beloofd,
Te morsselen der Slangen hoofd:
En u te rukken uyt de handen
Van u vervloekte erf-Vyanden:
Door d'onverwinnelijke-kracht
Des Leeuws: uyt Iuda voort gebracht:
Dien Moedigen, en Dap'ren-Held.
Nu Kroon, en Staf zijn neer geveld.Ga naar margenoot+
3.
Hy is het Saad van Abraham:
Uyt wien ons oyt den Zegen quam.
En Davids Kroost, en Jesse-Wortel:
Hy giet ons Melk, en lieflijk-portel,
En soeten-Honig in de mond:
En Wijn, en Oly, in de wond.
Hy wascht ons in sijns Bloeds-Fonteyn:
En maakt ons suyver, wit, en reyn.
4.
Hy is der Eeuwen Vader self:
Den Schepper van het blau-gewelf:
Hy is den Dach, en 'Tlicht der Heyden:
Den Harder die se wel sal weyden
Die met sijn woord, en waarheyts-staf
Of is tot heul, of is tot straf:
Of is gesteld tot lach, en wee,
Of tot een val, en op-staan, mee.
5.
Hy is de Soon des groten Gods
Hy is de Steen, en vaste Rots.
| |
[pagina 18]
| |
Hy heeft ons eeuwig uyt-verkoren,
En draagd daarom des Vaders toren:
Ga naar margenoot+Hy is Gods uyt-gedrukte Beeld:
Die uyt sijn wesen is geteeld:
Ga naar margenoot+En (wonderlijk) van hem gebaard,
Self voor den tijd, die noyt verjaard.
6.
Dit's seldsaam dat den allen Al
Is (in een arme Beesten-stal)
Versmadelijk van elk verschoven:
Gedaald uyt 's Vaders throon, van boven:
Dat God (die 't alles heeft bereyd,
De Sonne der gerechtigheyt)
Als met een Wolk is overdekt:
Door sijne Menscheyt: onbevlekt.
7.
Geen schijn van menscheyt, voor 't gesicht:
Ga naar margenoot+Geen menscheyt die 't vernuft ons dicht:
Maar Ware-Mensch (als wy) geboren:
Die d' eygen-schappen toe-behoren,
Den Aart, en Wesen, Ziel, en Lijf:
In allen buyten 's Mans bedrijf:
Een God uyt God, van eeuwigheyt:
Een Mensch uyt Mensch, ons toegeleyd:
8.
Door hoge-werking van Gods Geest:
Die hier in krachtig is geweest,
En heeft gewrocht dit grote wonder:
Dat God (wiens stemme is den donder)
Hem nu laat horen als een Kind,
En die men waarlijk dus bevind:
Dat God Mensch is, en by ons leefd:
En dat een Maagd geboren heeft.
| |
[pagina 19]
| |
9.
Bedenkt, dit is bedenkelijk
Ô Sondaars! dat het Koningrijk
Der Heem len u begind te nad'ren:
Gewenscht, verwacht van onse Vad'ren.
Daarom neemt nu den tijd wel waar:
Om-helsd, en soekt, den Middelaar:
Want daar en is geen ander naam
Tot heyl der saligen te saam.
|