Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 654]
| |
Op de wijze: Elk heeft zijn by-zonder drijven.1. LIeve Dochters vol van jeugde
In den geest en in 't gemoed,
Hoor eens na mijn dichten zoet:
Laat God weezen al uw vreugde, Schou de Weereld met haar schijn,
Want 't en is maar ziels fenijn.
2. Kan de Weereld u vermaaken,
En de Creatuuren schoon,
Die dik-wils de ziele doo'n
Hoe veel zoeter moet Hy smaaken,
Die het all' geschaapen heeft,
En waar door de ziele leeft?
3. Zijnen geest met zoet bedouwen
Geeft Hy in der zielen grond,
Die Hy met zijn liefde wond,
Dat z' haar niet en kan ont-houwen,
Hem te looven deur het pand,
Dat Hy in der herten zand.
4. 't Schijnt wel voor een korte stonde,
Dat de Weereld zoet toe-lacht,
En beloofd veel in 't gedacht:
Maar als God verdrijfd de zonde,
Hem terstond dan openbaard
Nieuwe Heemel nieuwe Aard'.
5. Al wat hier in schaadu beelde
| |
[pagina 655]
| |
Schoon en lieffelijk vertoond,
Dat werd honderd-foud geloond
Met een over-zoete weelde,
Door den rijkdom in 't gemoed,
Als men schaadu van hem doet.
6. d' In-geschaapen zoete minne,
't Vroolijk weezen van de ziel,
Zoo het op geen aardz en viel;
't Kreeg vol-koomen vreugden inne,
Vreugd en blijdschap zonder end,
Zoo het hem ten Heemel wend.
7. Laat u alle dingen leeren
Van het geen gy hoord en ziet,
Maar en geeftz' uw liefde niet,
Noch en laatz' u niet beheeren,
Zoo en word gy hiet haar slaaf,
Maar zy dienen u ten gaaf.
8. 't Zou voor-waar te zeer u krenken,
Liet gy alle dingen in,
Om verbeelden uwen zin,
Wild maar op de Bruiloft denken,
Die God voor u heeft bereid,
Zoo gy hem niet af en zeid.
9 Neem wel waar des oorsprongs leeven,
Wat het leeven geeft of steeld,
't Lichaam strekt u tot een beeld,
Geen fenijn en zuldy 't geeven,
Maar al wat hem smaakt gezond,
Doe ook zoo der zielen wond'
10. Zie, den Heer spreekt als verwonderd:
Waar-om komt gy niet tot mijn?
Waar-om blijft gy in de pijn?
Waar-om hebt g' u af-gezonderd?
Kom en laat den slijk-put staan,
| |
[pagina 656]
| |
Wild u in mijn liefde ba'en.
11. Liefde kan de ziel geneezen,
Want-z' uit liefden is gebloeid,
En met liefde word besproeid,
Liefd' is een on-zichtbaar weezen,
Daar-om werd de ziel gevoed
Door 't on-zichtbaar eeuwig goed.
J.P.S. |
|