Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Psalm 100.1. ALs ik ben eenig en alleen,
Ben ik met mijnen God te vre'en,
Die my den tijd zoo zoet verkort,
Dat 't my aan geen gezelschap schort.
2. Als goed gezelschap my begroet,
Ben ik verheugd in mijn gemoed:
Maar als 't my niet gebeuren kan
Maak ik 'er niet veel treurens van:
3. Vermits my mijnen God geleid,
Die my als een Herder weid;
Zoo dat my niet met al ontbreekt,
Als Hy alleen maar met my spreekt.
4. Maar nimmer-meer verdriet het my,
Als ik ben eenig ende vry,
Heb onderlinge zoete re'en
Gehouden met mijn God alleen.
| |
[pagina 243]
| |
5. Ik vind in stilheid meer mijn wensch
Als by een dwaaz en ydel Mensch,
Al wiens vertelling ende praat
Mijn ziel veel-tijds in 't hooren schaad.
6. Dog anders zoo 't ook beuren mag
Gemeen te zijn, 't zy nagt of dag,
Al-waar men spreekt Gods lof en eer,
Ook daar 's mijn hert en ziels begeer.
7. 'k heb dik-maal vergezelschapt weest,
Dog 't was maar quelling voor mijn geest,
Om dat daar niet een eenig woord
Als van het aardze wierd gehoord.
8. Og! zoo Gy Heer maar blijft my mijn,
Zoo mag 'k ook wel alleene zijn.
Staat my dan by met uwen Geest,
Zoo blijft mijn ziele on-bevreezd.
|
|