Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdGroot avond-mael.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 312]
| |
3Den knecht, na⋆ hem sijn Heer belaste,Ga naar voetnoot3,1
Gingh heenen, en met goed bescheydGa naar voetnoot2
Volbracht sijn boodschap aen de gasten
En sey: komt, alles is bereydt.
| |
4Maer sy-luy onbekende deenen,Ga naar voetnoot4,1
Van zeden plomp, van sinnen dom:
Ontschuldighden sich een voor eenen
En sonden soo den knecht weerom.
| |
5't Was niet van noode lang te toeven.
Het futsel-boeck quam onghesocht:Ga naar voetnoot5,2
Den eenen most sijn ossen proeven
En d'ander had een hoef gekocht.Ga naar voetnoot4
| |
6Den derden had een vrou ghenomen:
En daerom kon hy komen niet.
En als den knecht weer was ghekomen,
Sprack 't Heerschap met een gram verdriet:
| |
7Flucks, loopt door straten, loopt door stegen
En brengt my mee al wat ghy vindt.
Noch laet my niemandt achter⋆ weghen,
Hoe arm, hoe kranck, hoe manck, hoe blind.
| |
[pagina 313]
| |
8Ga naar margenoot+Den Dienaer dee na⋆ 't woordt sijns Heeren
En daer bleef plaets noch niet-te-min;
Des⋆ hem den Vader weer dee keeren
Met last om oock te dwinghen in.Ga naar voetnoot8,4
| |
10Maer dit verklaer ick u: voor seker
Niet een van die ick nooden liet,
Sal van mijn spijs, sal van mijn beker,
Sal van mijn tafel smaken iet⋆.
| |
11Heer! laet niet toe te geender stonden
Dat ick om rot, om roock, om slijm,Ga naar voetnoot11,2-3
Om ossen, wijven, hoeven, gronden
De tafel van u rijck verswijm⋆.
| |
12Voorwaer, het moet u boven maten
Seer gramen⋆, dat den snoden mensch
Om ey, om appel, komt te laten⋆Ga naar voetnoot12,3
Een disch van sulcken hooghen wensch.
| |
[pagina 314]
| |
13Ach! dit en moet⋆ my noyt gebeuren.
O Heer! ick hou my voor ghenoodt.
Gheen schepsel sal my konnen scheuren
Noch van uw' wijn, noch van u brood.
| |
14't Is al⋆ te onghemeten liefde.
't Is al te moghelijcke bee.Ga naar voetnoot14,2
Danck heb den bode, diese briefde⋆;
Eer zy den Koningh, diese dee.
|
|