Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdDen rycke-man.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 166]
| |
Sijn vingher in een water-kopje.
Ick en eysch niet dan een dropje.Ga naar voetnoot14-15
Ick en eysch niet dan een dropje,
Daer⋆ mee mijn tongh alhier
Slechts wat verkoelt magh werden⋆.
Want kan niet langher harden
Den brandt van 't helsche vyer.
| |
2Neen soon, neen soone,
Ghedenckt de loonen
Nu eens van u beyden,
Voor sond, voor deughd,
In smart en vreughdGa naar voetnoot2,5-6
Wel eertijdts soo verscheyden.
U leven bloeyde,
Uw' tafel vloeyde
Van alle weelden.
Ghy dronckt den wijn met Venus beelden.Ga naar voetnoot10
Ghy deckt' uw' leden
Met sachte kleden
Van purperen en van satijnen
En liet Lazarum verdwijnen⋆,
Swart van hongher, blau van pijnen;
Nu is de kans ghekeerdt
Van d'eenen in wellusten,
Van d'ander in onrusten,
Die God ghestaegh vermeert.
| |
3Stelt u midtsdesen⋆Ga naar voetnoot3,1
('t Moet toch soo wesen)
| |
[pagina 167]
| |
Eeuwigh om te draghen
Gheknars, gheschrey,
Vyer, pijnbanck, pley⋆
En alderhande plaghen.
Den brand sal blaken,
De vlam sal kraken
En ghy besuren,
Soo langh als d'eeuwen sullen duren,
De korte weelden
Van 's wereldts beelden.
Siet hier, o kinderen der menschen,
D'yd'le sorghen, d'yd'le wenschen,
Van de kisten, van de pensen.Ga naar voetnoot15
Siet hier de droev' ellend'
Van uw' wellusten schicken,
Soo saen⋆ dit leven endt.
| |
4Prins, Borger, Christen,
Doet alle listenGa naar voetnoot4,2-3
Tot bedwangh der sonden.
Voeght u ter deughd,
Op dat ghy meught
Ontgaen de helsche gronden.Ga naar voetnoot6
Och wat ghebeden!Ga naar voetnoot7-10
Wat hayre kleden,
Wat scharpe vasten,
Ja roeden, swaerden, koorden, basten
| |
[pagina 168]
| |
Sal iemant vresen
Om vrij te wesen
Van 't onghebluste vyer der hellen,
Dat geen jaren en sal tellen,
Dat geen jaren en sal tellen.
Och mensch! wilt door de pijn
Die Christus ten exempel⋆Ga naar voetnoot17
Hier stelde aen sijn Tempel⋆,Ga naar voetnoot18
By tijdts ghewaerschouwt zijn.
|
|